
Kamerbrief beleidsvoornemens seksuele en reproductieve gezondheid en rechten
Demissionair staatssecretaris Knapen heeft in zijn Kamerbrief een nadere uitwerking van zijn beleid gegeven op het terrein van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR). Dit is één van de vier speerpunten van de regering op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. In de brief gaat Knapen in op concrete voornemens op het gebied van kennis en keuzevrijheid van jongeren over hun seksualiteit; verbeterde toegang tot voorbehoedsmiddelen en medicijnen; betere gezondheidszorg rond zwangerschap en bevalling; en seksuele en reproductieve rechten van groepen aan wie deze rechten worden onthouden.
In de kamerbrief stelt Knapen dat Nederland al jaren een standvastig supporter is van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, waar family planning een belangrijk onderdeel van is. Er zijn enkele goede resultaten geboekt: in 1990 stierven naar schatting jaarlijks nog 546.000 vrouwen ten gevolge van zwangerschap en bevalling – 1500 vrouwen per dag. Nu zijn het er jaarlijks 188.000 minder, onder meer doordat steeds meer vrouwen bevallen onder professionele begeleiding. Een ander voorbeeld is dat inmiddels 6,6 miljoen mensen met hiv/aids in ontwikkelingslanden behandeld worden met aidsremmers.
Ook benadrukt Knapen dat seksuele gezondheid van belang is voor andere speerpunten van beleid, zoals bevolkingsgroei en voedselzekerheid. Investeren in seksuele gezondheid werkt, is de conclusie van Knapen. Investeringen in seksuele gezondheid leiden tot kleinere, gezondere en beter opgeleide gezinnen, wat bijdraagt aan het zogenaamde ‘demografisch dividend’: stijgende productiviteit die tot langdurige economische groei leidt. Echter, hoewel over de hele linie vooruitgang is geboekt op het terrein van seksuele gezondheid, zijn er grote verschillen tussen en binnen landen en bevolkingsgroepen als het gaat om toegang tot seksuele gezondheidszorg. Reden om de totale uitgaven voor seksuele gezondheid volgens de huidige planning te laten stijgen van 396 miljoen euro in 2011 tot 427 miljoen euro in 2015.
Om seksuele gezondheid te bereiken zijn goede wetgeving en naleving daarvan, universele toegang tot informatie en voorbehoedsmiddelen en toegang tot adequate zorg nodig. De kracht van Nederland ligt in het aan de orde stellen van de diepgewortelde oorzaken van genderongelijkheid, discriminatie, stigmatisering en uitsluiting en in het aandragen van pragmatische en innovatieve oplossingen.
Nederland wil een substantiële bijdrage leveren aan millenniumdoel 5 – een verdere verlaging van moedersterfte en aan millenniumdoel 6 – een halt toeroepen aan de verspreiding van hiv/aids. Wereldwijd zijn er voor 2015 concrete streefcijfers voor levensreddende interventies afgesproken:
– 90% van de bevallingen vindt plaats onder medische begeleiding;
– 80% van de hiv patiënten wordt behandeld met aidsremmers;
– 90% van de hiv-positieve zwangere vrouwen wordt behandeld om de transmissie van het hiv-virus van moeder op kind te voorkomen.
Op basis van de kennis en meerwaarde zal Nederland zich samen met strategische partners, wereldwijd én in acht partnerlanden, richten op vier resultaatgebieden.
1. Jongeren hebben meer kennis en zijn zo in staat gezondere keuzes te maken over hun seksualiteit.
Hierbij zet Nederland specifiek in op seksuele voorlichting op scholen en daarbuiten; toegang tot jeugdvriendelijke zorg en preventieve maatregelen; kansen voor jongeren om hun stem te laten horen en op te komen voor hun rechten.
2. Een groeiend aantal mensen krijgt toegang tot aidsremmers, voorbehoedsmiddelen en andere levensreddende middelen voor een goede seksuele gezondheid. Specifieke activiteiten op dit vak zijn: een ruimere keuze en beter aanbod van voorbehoedsmiddelen; een verbeterd aanbod van medische middelen om moedersterfte en problemen op het gebied van seksuele gezondheid te voorkomen; het wegnemen van cultureel bepaalde en kennis gerelateerde obstakels die vrouwen verhinderen voorbehoedsmiddelen te gebruiken.
3. Publieke en private klinieken bieden betere seksuele en reproductieve zorg aan, waar een toenemend aantal mensen gebruik van maakt. Activiteiten op dit resultaatgebied die Nederland ondersteunt: een verbeterde samenwerking tussen publieke en private zorg; een beter geïntegreerde aanpak van hiv/aids en seksuele gezondheid binnen het nationale gezondheidsbeleid in partnerlanden; verbeterde kwaliteit van verloskundige hulp; innovatieve manieren om seksuele gezondheidszorg betaalbaar en toegankelijk te houden.
4. Meer respect voor seksuele en reproductieve rechten van groepen aan wie deze rechten worden onthouden. Hierbij zet Nederland nationaal en internationaal specifiek in op het aankaarten van naleving van mensenrechten van specifieke groepen, zoals seksuele minderheden, drugsgebruikers en sekswerkers; toegang geven tot voorzieningen en middelen voor seksuele gezondheid aan bovengenoemde specifieke groepen; bepleiten van zelfbeschikking van vrouwen en meisjes over hun seksualiteit; bevorderen van een rechtenbenadering in beleid en wetgeving in partnerlanden.
Nederland zet ongeveer de helft van het geld dat beschikbaar is voor seksuele gezondheid in via multilaterale organisaties en mondiale fondsen, zoals het United Nations Population Fund (UNFPA), UNAIDS, het Global Fund (GFATM) en de Wereldgezondheidsorganisatie. De keuze hiervoor is omdat deze organisaties en fondsen, vanuit hun specifieke mandaat en kennis, door hun grotere bereik en door hun samenstelling, dingen voor elkaar kunnen krijgen die Nederland als bilaterale donor niet kan.
Optimale samenwerking moet vooral gestalte krijgen op landenniveau – dat is immers waar concrete resultaten worden geboekt. Zowel in de programma’s van de ambassades als rechtstreeks vanuit het ministerie wordt nauw samengewerkt met ngo’s en kennisinstituten.
Om toegang tot financiering van vooral kleinere zuidelijke en noordelijke ngo’s voor pleitbezorging en capaciteitsopbouw makkelijker te maken, zijn er plannen in de maak voor het opzetten van een SRGR-Civil Society fonds.