Ingrid de Caluwé: ‘Meer met minder’

Minder naar ontwikkelingssamenwerking dan de 0.7% BNP vastgesteld in het Kunduz-akkoord? Ingrid de Caluwé, woordvoerder ontwikkelingssamenwerking van de VVD, meent van wel. Meer kan met minder, vindt zij, door een bredere kijk op ontwikkelingssamenwerking, betere afstemming en efficiëntie van de hulp, een grotere rol van het bedrijfsleven en meer aandacht voor het Nederlands belang.

Na de val van het kabinet meer dan twee weken geleden zijn de partijen VVD, CDA, D66, GroenLinks en ChristenUnie het eens geworden over een bezuinigingsakkoord voor 2013, het zogeheten Kunduz-akkoord. In het akkoord is slechts één zin gewijd aan de toekomst van ontwikkelingssamenwerking: ‘Nederland handhaaft de norm voor internationale samenwerking (0.7% BNP).’

Opgeluchte reacties binnen de sector. Maar na de analyse van Paul van der Berg, politiek analist van Cordaid, worden er in toenemende mate vraagtekens geplaatst bij de precieze betekenis en houdbaarheid. Vice Versa is verhaal gaan halen bij enkele partijen van het Kunduz-akkoord. Na eerdere interviews met Joël Voordewind van ChristenUnie en Kathleen Ferrier van CDA, sprak Vice Versa dit keer met Ingrid de Caluwé van VVD.

In het Kunduz-akkoord staat: ‘Nederland handhaaft de norm voor internationale samenwerking (0.7 % BNP).’ Wat is uw interpretatie?

‘Ik zie twee elementen: 0.7 % en internationale samenwerking. Met name dat laatste woord, internationale samenwerking, vind ik interessant, omdat daarmee de focus verbreedt.

Ontwikkelingssamenwerking is geen eiland op zich. In ontwikkelingslanden gaan veiligheid, goed bestuur en economische ontwikkeling hand in hand. Daar zijn heel veel verschillende ministeries bij betrokken. Daar is Defensie bij betrokken, Buitenlandse Zaken en Economische zaken, Landbouw en Innovatie.

Ik denk dat je die groepen weg moet halen en dat je binnen ontwikkelingssamenwerking, conform het advies van de WRR in 2010, een NL Aid op moet richten, waar je alle expertise bij elkaar brengt op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en internationale samenwerking. Zo kan veel efficiënter ingezet worden op de behoeften die heersen in die landen en de behoeften in Nederland.’

Betekent deze bredere insteek dat u achter de verruiming van de criteria voor Official Development Aid (ODA-criteria) staat?

‘Ja. Ik denk dat men ontwikkelingssamenwerking niet zo eng meer moet zien binnen de definities van ODA, die in de jaren zeventig zijn ontwikkeld.

Wij hebben in het regeerakkoord tussen de CDA en de VVD al staan dat we meer vredesmissies willen onderbrengen onder ontwikkelingssamenwerking. Juist omdat het bevorderen van de veiligheid zo ontzettend belangrijk is voor het bevorderen van de groei en ontwikkeling van landen.

Wat we ook onder de ODA criteria willen scharen zijn leningen. Het geven van softloans aan het bedrijfsleven zou veel beter zijn dan subsidies, die de overheid in één keer kwijt is. Het geld dat de overheid terug krijgt, kan weer ingezet worden om een ander bedrijf te helpen. Zo kan men veel meer doen met minder geld.’

De sector heeft als kritiek dat bedrijven uit eigen belang handelen. Vindt u deze kritiek terecht?

‘Nee, absoluut niet. Ik heb bedrijven gesproken die bezig zijn in Afrika. Die kunnen mensen een inkomen bieden, een opleiding, maar zorgen ook deels voor de hele gemeenschap. Ik denk dat het bedrijfsleven daar een voorloperfunctie in heeft genomen. Het bedrijfsleven is vaak veel verder dan dat veel ngo’s denken. En ik denk dat ngo’s en het bedrijfsleven elkaar heel erg kunnen versterken. De overheid kan hierin een goede bemiddelingsrol vervullen.’

Het verkiezingsprogramma van de VVD is voor verdere bezuinigingen. Hoe staat u tegenover de 0.7% norm in het Kunduz-akkoord?

‘Wij hebben in ons verkiezingsprogramma van de vorige keer staan dat wij graag terug willen naar de 0.4%. Wij vinden namelijk als de VVD dat meer met minder kan.

Ik denk dat op het moment dat men de duimschroeven gaat aandraaien en het heel nijpend wordt, organisaties echt eens gaan kijken: “wat is mijn toegevoegde waarde en hoe kan ik dat met de middelen die ik heb bereiken”. In het bedrijfsleven zouden er allang fusies hebben plaatsgevonden. Daar zou men allang hebben gekeken: “waar zijn we nu goed in, wat moeten we nog wel en wat moeten we nu niet meer doen?”

Met 0.4 % willen wij toe naar het Europese gemiddelde. We hoeven niet altijd het beste jongetje van de klas te zijn, als we maar zorgen dat we het juiste doel voor ogen houden en daar mag ook best het Nederlands belang een rol bij spelen.’

Waar had u precies op willen bezuinigen?

‘Wij willen bezuinigen op het vele geld dat nu gaat naar de multilaterale kanalen, want daar hebben we totaal geen invloed op. Ook willen we bezuinigen op wat we afdragen aan Europa voor ontwikkelingssamenwerking, omdat wij geloven dat Europa zich vooral moet bezighouden met de coördinatie en niet een soort 28ste donorland moet worden. Daarnaast willen wij terug naar tien landen, conform het WRR rapport. Ook vinden wij dat ngo’s, met de N van non-gouvernementeel, moeten voorzien in minimaal vijftig procent van hun eigen inkomsten.’

Is dit ook uw inbreng in het nieuwe verkiezingsprogramma?

‘Ja, dat is de lijn die wij al een aantal jaren aanhouden en dat is ook mijn inzet.’

Nederland heeft een goede reputatie op het gebied van OS. Brengen extreme bezuinigingen deze reputatie niet in gevaar?

‘Ik denk van niet. Dan wordt er alleen maar over geld gesproken. Als men kijkt naar onze geroemde Seksuele Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) benadering, dan zal dat niet minder zijn, want die aanpak blijft bestaan.’

In hoeverre was u blij met het beleid van Knapen?

‘Waar ik heel blij mee was, waren de focusgebieden die hij heeft aangebracht op veiligheid, op water, op voedselzekerheid en op SRGR. Dat zijn vier speerpunten die heel erg belangrijk zijn.

Waar ik minder over te spreken was waren de meerjaren strategische plannen voor de bilaterale relaties met de vijftien partnerlanden. Die vond ik nog behoorlijk algemeen gesteld.’

Welk cijfer zou u het beleid van Knapen geven?

‘Ik zou hem een zeven willen geven. Ik vind dat hij erg goed van start is gegaan, maar ik zou het wel nog iets concreter willen zien. Naast onze inbreng dat we meer met minder zouden willen doen.’

Bent u tevreden met het Kunduz-rapport?

‘Ja, ik ben heel erg blij dat er binnen twee dagen echt een geweldige inspanning is geleverd, en dat ook alle partijen die erbij betrokken zijn geweest hebben gezegd: “Hé jongens we moeten komen met een pakket, daar gaan we ons allemaal voor inzetten, we gaan allemaal water bij de  wijn doen en we gaan dit doen slagen”. Ik vind het gewoon een geweldig staaltje werk. Heel knap van alle partijen.’

Hoe moet OS volgens u op de lange termijn hervormen?

‘Wij moeten veel meer toe gaan werken naar gelijkwaardige relaties met de landen waar wij partnerschappen mee hebben. En in het oog houden dat de hulprelatie eindigt, hoe we daar naar toe werken en hoe we dat samen gaan doen. In andere woorden, meer een zakelijk contract met die landen sluiten. Ik denk dat dat ook recht doet aan die landen zelf. We moeten af van de betutteling. We moeten altijd voor ogen houden dat we uiteindelijk toe moeten naar gewone internationale samenwerking. Daarom vond ik die IS toevoeging ook wel heel erg goed in het Kunduz-akkoord.’

 

Auteur
Céline Hoeks

Datum:
10 mei 2012
Categorieën: