
Exit Tanzania: ‘Wegvallen intellectuele input Nederland moeilijk op te vangen’
Vorige week is de nieuwe Vice Versa uitgekomen, met daarin een reportagereis van Eva de Vries over de beëindiging van de Nederlandse bilaterale ontwikkelingsrelatie met Tanzania. Hoe wordt er in Tanzania tegen deze beslissing aangekeken? Geeft Nederland het goede voorbeeld of zitten hier grote risico’s aan vast? Eva de Vries doorkruiste het land op zoek naar antwoorden.
‘Karibu’, welkom. De dame achter de toonbank zet een kop zwarte thee en een schoteltje met twee mandazi’s,een soort donuts, voor me neer. Ik ben in de enorme marmeren hal van het Umoja House in Tanzania’s grootste stad Dar es Salaam, waar de Nederlandse ambassade is gevestigd. Mijn interview met de Nederlandse ambassadeur begint pas over een uur, dus ik gebruik mijn tijd om de beleidsbrieven over de uitfasering van de Nederlandse ontwikkelingshulp opnieuw door te lezen.
Tanzania is een van de achttien afvallers van onze landenlijst. Er moet bezuinigd worden en de overheid heeft gekozen voor een duidelijker thematische focus op minder landen. Ik moet denken aan wat Marten de Boer, Tanzania-expert bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, mij vlak voor vertrek vertelde: dat de Tanzaniaanse economie tussen de 6 en 7 procent per jaar groeit. ‘Een bilaterale ontwikkelingsrelatie is nu niet meer nodig’, stelde hij. ‘Het is tijd voor een andere relatie, een gelijkwaardiger, economische relatie.’
Afslanken
‘Voor ons kwam dit nieuws onverwacht, we zitten hier al zó lang’, begint Ad Koekkoek, sinds 2009 ambassadeur, ons gesprek. Koekkoek oogt ietwat stug en hij neemt kleine slokjes van zijn koffie. ‘Maar goed’, nuanceert hij, ‘het is een politiek gegeven, de budgetten staan onder druk en de Nederlandse burger wordt steeds kritischer.’ De ambassade in Dar es Salaam blijft overeind maar krijgt een andere functie en moet drastisch afslanken. Koekkoek vertelt dat er in 2014 nog maar drie uitgezonden beleidsmedewerkers zullen rondlopen, terwijl er in 2009 bijna tien in dienst waren. ‘De ambassade stopt met alle ontwikkelingsgerelateerde activiteiten. ‘Dit zijn voornamelijk projecten op het gebied van water, gezondheidszorg en decentralisatie’, legt hij uit. Koekkoek relativeert het vertrek van Nederland door te benadrukken dat veel geldstromen in tact blijven. Nederlandse euro’s blijven Tanzania binnenstromen via het multilaterale kanaal, de maatschappelijke organisaties, talloze particuliere initiatieven en verschillende fondsen en beurzenprogramma’s.
De ambassade gaat zich, in lijn met het buitenlandbeleid, vanaf 2013 richten op ontwikkeling van de private sector met als doel de economische positie van Nederland in de wereld te verbeteren. ‘De aandacht voor het bedrijfsleven binnen ontwikkelingssamenwerking is niet nieuw’, zegt Koekkoek. ‘Het bedrijfsleveninstrumentarium, met programma’s als ORIO [Ontwikkelingsrelevante Infrastructuurontwikkeling, red.] en PSI [Private Sector Investeringsprogramma, red.] zijn voorbeelden van initiatieven waarmee we Nederlandse ondernemers een steuntje in de rug geven.’ Zo levert Philips al jaren medische apparatuur voor Tanzaniaanse ziekenhuizen, worden wegen gebouwd door bouwgroep Bam en is de tuinbouwsector voor een groot deel in Nederlandse handen.
De bilaterale liefde tussen Nederland en Tanzania is voorbij, is dat niet zonde na die decennialange aanwezigheid? ‘Weggaan kan niet pijnloos, maar er wordt gewerkt aan een goede exitstrategie om zo kapitaalvernietiging te voorkomen’, vertelt Koekkoek. De ontwikkelingsprojecten worden veelal gezamenlijk met andere donoren ontwikkeld en uitgevoerd. Vertrekken betekent dus dat het potje met geld voor een bepaald project kleiner wordt. Er moet dan bezuinigd worden maar het project kan wel voortbestaan. Bovendien wordt de geldkraan niet in één keer dichtgedraaid. ‘We bespreken met andere donoren of en op welke manier zij die gaten op kunnen vullen en betrekken de Tanzaniaanse autoriteiten hier ook bij’, legt Koekkoek uit. Als voorbeeld noemt hij het <i>accountability<i>-programma; een groot programma dat uitgevoerd wordt samen met de Nederlandse ontwikkelingsorganisatie SNV, met slechts één financier: de ambassade. De ambassade stopt met de financiering en uitvoering van dit project, maar hier neemt het Britse Department for International Development (DFID) de werkzaamheden en de financiële verplichtingen over zodat het programma niet opgeheven wordt.
‘Het wegvallen van financiële middelen is grotendeels op te vangen’, vervolgt Koekkoek, ‘wat betreft de intellectuele input is dat een stuk lastiger.’ Volgens Koekkoek heeft Nederland veel specifieke kennis gebracht via de themadeskundigen op de ambassade en hun netwerken. ‘Er gaat dus wel een stukje Nederlandse expertise verloren.’ Het nieuwe meerjarenplan van de ambassade (‘Multi-Annual Strategic Plan 2012-2015’), met daarin verweven de exitstrategieën, is inmiddels goedgekeurd door het ministerie van Buitenlandse Zaken. ‘Wij zien het zorgvuldig uitvoeren van de uitfasering als een grote verantwoordelijkheid voor de komende jaren’, aldus Koekkoek.
Wilt u weten wat de Tanzaniaanse elite denkt over het stopzetten van de hulp? En ‘de gewone’ Tanzaniaan? De UNDP? En wat vinden Nederlandse bedrijven van de nieuwe focus op handel? Lees het in het nieuwe nummer van de Vice Versa! Neem een abonnement en dit nummer wordt u nagestuurd.