
Bedrijven en ngo’s: ‘Niet meer elkaars concurrent, maar elkaars opvolger’
Op 15 mei vond de eerste lustrumconferentie van Students in Free Enterprise (SIFE) Universiteit Leiden plaats, een stichting die duurzaam ondernemerschap vanuit eigen initiatief stimuleert en kennis overdraagt, met projecten in Bolivia, Madagaskar en Nederland. Rondom het thema van de dag, ‘sociaal ondernemerschap’, ontvlamden twee levendige debatrondes tussen het bedrijfsleven, het maatschappelijk middenveld, de politiek en de wetenschap.
In de huidige tijd van economische crisis en bezuinigingen is er in toenemende mate discussie over het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Terwijl het maatschappelijk middenveld steeds meer onder druk staat, wint de rol van de private sector in ontwikkelingssamenwerking aan populariteit.
Sociaal ondernemen is daarbij een belangrijke nieuwe trend in de ontwikkelingssector. Met sociaal ondernemen wordt er een maatschappelijk doel nagestreefd, maar met een bedrijfsmatige aanpak. Het duurzame en maatschappelijke doel is de drijfveer, maar financieel gewin is noodzakelijk om voort te blijven bestaan. Nu overheidssubsidies meer en meer lijken af te nemen, is dit een creatief en innovatief alternatief. Maar hoe zijn de verstandhoudingen tussen ngo’s en bedrijven en welke rol is hierin weggelegd voor de politiek en de wetenschap?
Samenwerken of concurreren?
De stelling die als meest interessant werd bestempeld kwam naar voren in de tweede debatronde. Dagvoorzitter Ton Dietz, hoogleraar Ontwikkeling Afrika en directeur van het Afrika Studiecentrum Leiden, vroeg de panelleden naar hun mening omtrent de relatie – samenwerking versus concurrentie – tussen ngo’s en bedrijven op het gebied van sociaal ondernemerschap. Een prikkelende stelling die werd bediscussieerd door de panelleden Ingrid de Caluwé van de VVD, Carol Gribnau van Hivos, Sabine Luning van de Universiteit Leiden, Yannick Du Pont van SPARK en Ron Jansen van Ebbinge & Company.
Ondanks de gedeelde gedachte dat ngo’s en bedrijven een andere taal spreken, stonden de meningen haaks tegenover elkaar. Terwijl Ron Jansen en Carol Gribnau de toenemende positieve samenwerking tussen het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven benadrukten, wezen Ingrid de Caluwé en Yannick du Pont op het blijvende wantrouwen. Al zou du Pont de relatie geen concurrentie willen noemen, maar eerder ‘een dubbele monoloog’.
‘Durf elkaar op te zoeken’
Aan de ene kant van de scheidslijn beargumenteerde Carol Gribnau haar standpunt aan de hand van haar ervaring bij Hivos, die succesvolle samenwerkingsverbanden onderhoudt met bedrijven. Volgens Gribnau moet men over het ‘wij versus zij’ heen stappen en de vele kansen zien op een mooie samenwerking tussen ngo’s en bedrijven. ‘De complexiteit van de problemen van vandaag vragen om samenwerking’, aldus Carol Gribnau. Wel erkende zij dat succesvol partnerschap een soms langere incubatietijd nodig heeft.
Ook Ron Jansen benadrukte het belang van een goede samenwerking tussen ngo’s en bedrijven. Een samenwerking, waarin een ieder op zijn eigen kracht werkt, maar gelijktijdig elkaar durft op te zoeken.
Ongeloofwaardigheid
Aan de andere kant van de scheidslijn waarschuwde Yannick Du Pont dat het maatschappelijk middenveld haar geloofwaardigheid naar het bedrijfsleven heeft verloren – eerst lobbyen voor subsidies, dan voor het bedrijfsleveninstrument. Een ongeloofwaardigheid, die volgens Du Pont, een positieve samenwerking met het bedrijfsleven in de weg staat. Vanuit politiek perspectief betreurde Ingrid de Caluwé dat Partos, de branchevereniging voor Nederlandse particuliere organisaties actief in internationale samenwerking, naar haar mening een concurrentiestrijd aan het voeren is met het ministerie om de gunst van bedrijven.
Weinig ruimte voor samenwerking dus. Toch gaf Yannick Du Pont aan dat enige concurrentie tussen het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld belangrijk is in een sector die lang vastgeroest is geweest. Op dit punt was Ingrid de Caluwé het eens met Yannick Du Pont. Maar in lijn met de VVD gedachte argumenteerde zij voor een grotere rol van het bedrijfsleven in OS.
De kritische waakhond
Een interessante toevoeging aan het debat kwam vanuit de wetenschap. De academica Sabine Luning van de Universiteit Leiden ziet een zichtbaar toegenomen samenwerking tussen het bedrijfsleven, het maatschappelijk middenveld en de wetenschap. Maar in tegenstelling tot Ron Jansen en Carol Gribnau gaf zij aan sceptisch te zijn over deze nieuwe verstandhouding, waarin ngo’s en de wetenschap hun waakhond positie dreigen te verliezen.
De dagvoorzitter Ton Dietz besloot het debat met enkele interessante woorden. ‘Als men ziet hoe bedrijven functioneren en hoe ngo’s functioneren in heel veel landen, dan zijn er twee domeinen waar ngo’s een hele eigen en zelfstandige functie hebben. De eerste is het domein van de waakhonden, van het scherp houden, het beconcurreren, het bekritiseren en het aan de orde stellen van wantoestanden van wat bedrijven doen.’
‘Aan de andere kant zijn ngo’s pionierende bedrijven die, in gebieden of met mensen waar bedrijven weinig aandacht voor hebben en weinig kapitaal in durven te investeren, met subsidie de markt openbreken. Gaandeweg, als het lukt, ziet men het werk dan overgenomen worden door bedrijven.’ Volgens Dietz zouden ngo’s deze rol van sociale ondernemer veel vaker op zich moeten nemen, maar ook na verloop van tijd de ruimte moeten bieden aan particulier initiatief in die landen zelf of plaats maken voor bedrijven. ‘Dan ben je niet meer elkaars concurrent, dan ben je elkaars opvolger’, aldus Dietz.
Ton Dietz: ‘Een interessante discussie’
Prikkelende opmerkingen vanuit het publiek zorgden voor veelal levendige discussies. Een punt van kritiek, wat ook werd geopperd door het publiek, was dat in beide debatrondes de definitie van sociaal ondernemerschap niet eenduidig werd neergezet. Er bestaat dus nog geen volledige duidelijkheid wat sociaal ondernemerschap nu precies inhoudt.
Al met al was de lustrumconferentie een dag met interessante discussies, die een goede weerspiegeling vormden van het grotere maatschappelijk debat rondom sociaal ondernemerschap. Maar eigenlijk, in de woorden waarmee Dietz de dag afsloot, ‘ging het over veel meer’: over het functioneren van de sector, over beeldvorming en over huidige vraagstukken binnen OS.