
35 Jaar IOB: de fase van jong volwassen wel te boven
De Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) van het ministerie van Buitenlandse Zaken is jarig. Op de taart staan 35 kaarsjes. Volgens directeur Ruerd Ruben is de IOB de fase van jong volwassen wel te boven.
Naar aanleiding van het 35-jarig bestaan van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) van het ministerie van Buitenlandse Zaken werd een symposium georganiseerd met als titel: Evalueren tussen bewijs en beleid.
‘Navigeren tussen bewijs en beleid’ was wat betreft Secretaris-Generaal van het ministerie van Buitenlandse Zaken Ed Kronenburg, een goed alternatief voor de titel geweest. ‘Door te evalueren stellen we ons kwetsbaar op. Daarbij worden conclusies en aanbevelingen niet altijd met vreugde ontvangen, maar eerder gezien als kritiek. Maar evaluaties zijn een goede zaak, als navigeermiddel, als leermiddel’, aldus Kronenburg. De IOB heeft daar in de afgelopen 35 jaar een belangrijke rol in gespeeld.
Een stukje geschiedenisles
Ruerd Ruben, directeur van de IOB, onderscheidt vier fases in de 35 jaar dat de Inspectie oud is. Nadat het budget voor ontwikkelingssamenwerking flink was toegenomen en eerste evaluaties veel manco’s in de besteding daarvan aan het licht brachten, werd onder toenmalig minister van ontwikkelingssamenwerking Pronk de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking te Velde (IOV) opgericht. Dat leverde in tien jaar zo’n 200 evaluaties op over projecten via het Nederlandse bilaterale kanaal gefinancierd en uitgevoerd. Al deze rapporten waren vertrouwelijk.
Midden jaren tachtig wordt het mandaat van de IOV verbreed. Er komen meer evaluaties per thema en per sector. Dat gaat gepaard met een beleidsmatigere insteek. Bovendien zijn de rapporten sinds eind jaren tachtig openbaar. Daardoor draagt de IOV vanaf dan ook nadrukkelijk bij aan de verantwoordingsfunctie van het ministerie.
Halverwege de jaren negentig verschijnen een reeks kritische rapporten. Dit voedt ook de politieke discussie tussen Pronk en VVD-leider Bolkestein en beïnvloedt het proces van herijking van ontwikkelingssamenwerking. Effectiviteit komt centraal te staan en inzet is ontwikkelingssamenwerking beter te laten aansluiten op breder buitenlandbeleid. De naamsverandering van IOV naar IOB symboliseert de verbreding van haar mandaat naar buitenlandbeleid. Hoewel de ontwikkelingssamenwerking belangrijk bleef, leidde dit tot evaluaties van andere facetten van het buitenlandbeleid, zoals Europese samenwerking, mensenrechtenbeleid en veiligheidsbeleid.
De vierde en huidige fase kenmerkt zich door impactonderzoek. Nadruk ligt op het meten van harde resultaten, niet op het evalueren van processen, wat de toenemende kritiek was op de toenmalige evaluaties. Zo heeft de IOB een evolutie doorgemaakt van projectevaluaties naar evaluaties van breder beleid met een internationaal karakter en focus op empirisch onderzoek.
IOB nu
Waar brengt dat de IOB nu? Is de Inspectie met 35 jaar volwassen? Of dreigt er juist een mid-life crisis? Volgens Ruben is de IOB de fase van jong volwassen wel te boven. Fundamentele rol van de IOB is en blijft bij te dragen aan doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid. De rol van evaluaties is hierin groeiende. En dan niet alleen evaluaties ‘aan de achterkant’, ex post, maar ook ‘aan de voorkant’, tijdens het proces van beleidsformulering.
Arend Jan Boekestijn, bekend OS-criticaster en tijdens het symposium zeer nadrukkelijk en ook constructief aanwezig in het publiek met vragen en opmerkingen, onderstreept de rol van goed uitgevoerde evaluaties in beleidsformulering: ‘Iedereen is zo bescheiden over evaluaties. Vanuit de wetenschap is het lastig te generaliseren hoe we landen kunnen helpen te ontwikkelen. Het is dus beter beleid te baseren op onafhankelijke, goede evaluaties. Dan heb je fantastische argumenten om te tonen wat werkt, naar de Tweede Kamer en publiek toe. Zo kan de IOB bijdragen aan fact driven, evidence based politics.’
De IOB is momenteel goed ingebed in het ministerie van Buitenlandse Zaken. De Inspectie heeft een leerfunctie en draagt bij aan een cultuur van resultaatgericht werken. Haar rapporten worden veelvuldig gebruikt en soms misschien ook een beetje misbruikt. Ruben: ‘Ik loop de straat 5 à 6 keer over om de gebruikers mee te krijgen in ons verhaal.’ Een wandelingetje dat binnenkort verleden tijd is. Waar de apenrots nu nog de overkant is, gaat de IOB spoedig daarheen verhuizen en dus verder integreren binnen het ministerie. Ruben wat schertsend: ‘Dat zal een psychologische brainwash zijn.’
Glazen bol
Bij het behalen van een ijkpunt als een bestaan van 35 jaar kijk je niet alleen terug, maar ook een beetje vooruit. Wat brengt de toekomst? Waar staat de IOB over 5 à 10 jaar? Er zullen veel institutionele veranderingen komen, ook binnen het ministerie van Buitenlandse Zaken, en een herstructurering van ontwikkelingssamenwerking. Coherentie van beleid zal een belangrijk thema zijn, aldus Ruben. Zijn wens is dat de IOB uit zal groeien tot een expertisecentrum van internationale samenwerking en daarbij nog meer zal samenwerken met andere donoren.
De primaire rol van de IOB is niet om zich te richten op het grote publiek. Maar in deze tijd waarin iedereen een mening heeft over ontwikkelingssamenwerking, zou de IOB wel nadrukkelijker naar buiten kunnen treden met informatie over wat werkt. Medewerkers van de IOB zijn voorzichtig actief op Twitter en binnenkort krijgt de organisatie haar eigen website. Volgens Ruben is op dat gebied nog veel te gebeuren.
Maar kerntaak van de IOB blijft het afleveren van goede evaluaties. De IOB streeft daarin de grootst mogelijke professionaliteit na. Ruben: ‘Evalueren is een vak’. Maar wat maakt een goede evaluator? Ruben: ‘Het is belangrijk dat iemand in het veld heeft gezeten. Dan doe je mildheid op. Je kunt wel alles langs een meetlat willen leggen, maar het veld is lastig. Het is niet alleen rekenwerk: meten is niet altijd weten.’