
Wat werkt in ontwikkelingssamenwerking: bewijs voor beleid
De Nederlandse ontwikkelingssamenwerking zit in zwaar weer. Louise Fresco, hoogleraar Duurzame ontwikkeling, trok onlangs in het tv-programma Buitenhof (18 maart) het effect van hulp in twijfel, omdat uiteindelijk alleen economische groei armere landen vooruit zou helpen. Maar wat weten we eigenlijk van de effectiviteit en efficiëntie van onze hulp? Drie experts geven hun visie.
Een van de speerpunten van het huidige beleid is het verbeteren van de voedselzekerheid. Hiervoor is meer voedselproductie nodig, maar ook koopkracht voor voedsel. Waar nodig, zoals in conflictsituaties en droogte, volgt voedselhulp. Uiteindelijk is het doel dat iedereen toegang heeft tot veilig en gezond voedsel met voldoende voedingswaarde. Daarbij is het percentage kinderondervoeding een internationale maat voor de voedselzekerheidssituatie in arme landen.
Onlangs voerden de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie en het Koninklijk Instituut voor de Tropen een systematische overzichtsstudie uit naar ruim 300 projecten, die afgelopen jaren de voedselzekerheid moesten verbeteren. De meerderheid van de studies liet niet overtuigend zien wat de impact was. De oorzaak daarvan is niet dat er geen impact was, maar betrof een slechte meting.
Wat leren we van de evaluaties die wel goed meten? De resultaten zijn overwegend positief, maar met grote verschillen in efficiëntie en effectiviteit. Zo is in Mozambique ziekteresistent plantmateriaal van cassave – basisvoedsel voor de bevolking – verspreid onder meer dan 100.000 boerenfamilies. Dit kostte eenmalig € 7 per gezin en leverde jaarlijks meer dan € 20 per gezin extra voedselproductie op.
Daarnaast is ook gekeken of de allerarmsten worden bereikt. Bijvoorbeeld in Nepal werden boeren betrokken bij verbeterde gewassoorten en is het gelukt het ‘hongerseizoen’ te verkorten van vijf naar drie maanden per jaar. Bovendien bereikte dit project ook mensen van lagere sociale klassen. In Azië heeft de combinatie van verbeterde gewassen met kunstmest, irrigatie, infrastructuur, toegang tot krediet en landrechten de voedselproductie spectaculair verhoogd met gemiddeld 2,1% per jaar tussen 1981 en 2000, hoger dan de bevolkingsgroei. Dit hield ook de voedselprijzen laag in vergelijking met minimumlonen, waardoor zowel mensen op het platteland als in de steden profiteerden.
Hier tegenover staan ook projecten, die een lage ‘return on investment’ realiseerden, met zelden positieve effecten op voedselprijzen. De resultaten van de studie wijzen er ook op dat economische groei op zich geen garantie is voor voedselzekerheid. Zo is in India de economie flink gegroeid, met 5% over de afgelopen 20 jaar, maar is het percentage ondervoede kinderen nauwelijks afgenomen, van 53% tot 47%. Kwetsbare groepen profiteren nog onvoldoende van de economische groei.
Impact van nieuw beleid
Het Nederlandse beleid wil voedselzekerheid vooral bereiken door private sector ontwikkeling. Door het ondernemingsklimaat te verbeteren en specifieke joint ventures tussen Nederlandse en lokale bedrijven te subsidiëren. Een interessante benadering, maar er is nog weinig bewijs dat dit effect sorteert. Desalniettemin kan het tot resultaat leiden, mits de bijdrage van de private sector aan voedselzekerheid ook specifiek gericht is op het verbeteren van de voedingssituatie van kinderen. En dit moet dus goed gevolgd en geëvalueerd worden. De private sector zal uiteindelijk moeten aantonen dat ons belastinggeld effectief en efficiënt wordt besteed. Daarnaast moeten we de ervaringen met bewezen verbetering van voedselzekerheid niet vergeten, door te investeren in landbouwonderzoek, infrastructuur, financiële dienstverlening, marktontwikkeling en betere landrechten.
Conclusie: bewijs voor beleid
Onze conclusie is niet dat ontwikkelingssamenwerking niet effectief of efficiënt is, maar dat er veel nadrukkelijker gekeken moet worden naar de uiteindelijke impact die we willen bereiken. Nieuw beleid moet zich baseren op feitelijke onderbouwing; dat is in het verleden niet genoeg gebeurd en herhaling hiervan is niet wenselijk. Voor voedselzekerheid betekent dat een gerichte aanpak met als doel het terugdringen van kinderondervoeding. Economische groeicijfers alleen zijn niet genoeg bewijs om uitspraken over verbeterde voedselzekerheid te doen. En bieden zeker geen garantie voor de voedselzekerheid van kwetsbare groepen.
Door: Ferko Bodnar, freelance evaluator; Bart de Steenhuijsen Piters, Koninklijk Instituut voor de Tropen; Marianne van Dorp, Wageningen University and Research centre – Centre for Development Innovation.