
Wassila Hachchi: ‘Koploper Nederland is niet meer wat het was’
Nederland heeft zich altijd sterk gemaakt voor mensenrechten. Vandaag overlegt de Tweede Kamer over het mensenrechtenbeleid van de regering. Tweede Kamerlid Wassila Hachchi (D66) maakt zich zorgen over dit beleidsterrein: ‘Nederland verliest onder het huidige kabinet zijn koploperspositie op het gebied van mensenrechten.’
‘Voorheen stonden wij altijd en overal voor mensenrechten en nu worden we een land dat hierin selectief is’, aldus Wassila Hachchi. Ze is bang dat we onze koploperspositie op het gebied van mensenrechten kwijtraken. In het onlangs gepresenteerde Human Rights Rapport stond dat Nederland niet meer bij de verlichtende denkers hoort, maar bij de ‘flipflops’. In deze omschrijving kan ze zich wel vinden: ‘We zijn niet meer consequent. In een hele korte tijd is onze positie veranderd en dat is zorgwekkend.’
Wat vindt u van het huidige beleid?
‘Minister van Buitenlandse Zaken Uri Rosenthal spreekt altijd over een driepoot: op de eerste plek komt veiligheid en stabiliteit, op de tweede plek onze economische positie, groei en handel en als laatste noemt hij mensenrechten en rechtsstaat. De zorgen dat mensenrechten als een extraatje wordt gezien, wordt bevestigd met de mensenrechtennotitie van het huidige kabinet. Bovendien heeft het kabinet de zinsnede: ‘Nederland moet bevriende landen aanspreken op mensenrechten’, die al jaren (vanaf 1979, red.) in het beleid staat, geschrapt. Rosenthal stelt prioriteiten en wil zijn vrienden niet meer aanspreken op mensenrechten. Hij vindt dat hij zich beter op Iran kan richten. Daar heb ik een motie over ingediend, om ervoor te zorgen dat de minister toch bevriende landen blijft aanspreken. Maar ik heb niet het idee dat Rosenthal vol enthousiasme met mijn motie aan de slag is gegaan. In de laatste mensenrechtenrapportage staat erg weinig over het aanspreken van bevriende landen.’
Waar verschilt u van mening met andere partijen?
‘Het is een onterecht beeld van het huidige kabinet dat wij jarenlang met een opgeheven vingertje hebben rondgelopen. We zijn juist een land dat niet bang was om de confrontatie aan te gaan en we waren bovendien steengoed in de dialoog. Daardoor namen andere landen ons serieus op het gebied van mensenrechten. Bij de VVD merk je dat hierin een verschuiving plaatsvindt en ze lanceren de receptorbenadering als een nieuw beleid. Ik hoop dat Rosental gebruik maakt van de kennis, houding en ervaring van collega Verhagen die niet schuw was voor de confrontatie. Ik hoop ook dat Verhagen zijn rol als mensenrechtenverdediger niet vergeet nu hij minister is van Economische Zaken, want ik denk dat hij daar ook wel wat kansen laat liggen nu. De christelijke partijen zetten zich ook goed in voor mensenrechten, maar richten zich naar mijn idee te veel op enkel, maar terecht op christelijke minderheden. Ik kom liever op voor alle minderheden in een land. Ondanks dat het CDA dichtbij onze visie in de buurt komt, is zij ook verantwoordelijk voor het kabinetsbeleid. Ik ben niet zeker of wat zij zeggen dan ook in daden wordt vertaald. Er zijn gelukkig ook partijen waarmee we op een lijn zitten, namelijk de PvdA en GroenLinks. Zij vinden ook dat Nederland zijn koppositie moet behouden.’
Hoe legt u de receptorbenadering uit?
‘De receptorbenadering gaat er vanuit dat er in het land een ontvanger is, zoals maatschappelijke organisaties en instituties, die gebruikt worden om mensenrechten op de agenda te zetten en te verbeteren. Soms is er geen ontvanger en dan moet je positie kiezen. Je moet dan duidelijk aangeven dat mensenrechten universeel zijn en ook gelden voor het land dat je aanspreekt. De benadering zie ik als succesvol als je zowel dialoog toepast en een duidelijke positie inneemt om je punt te maken. Het moet niet als excuus worden gebruikt om je oren en ogen te sluiten.’
Hoe ziet het huidige kabinet dit?
‘Zij willen mensenrechten aankaarten met fluwelen handschoenen aan en niet met de opgeheven vinger, want dat vinden ze niet effectief. Dialoog wordt gezien als de juiste methode voor elk land. Ik denk echter dat je daarmee te kort doet aan wat Nederland tot nu toe gedaan en bereikt heeft. Als Nederland niet meer altijd en overal staat voor mensenrechten, verlies je de legitimiteit en meet je met twee maten. Bovendien laat het kansen liggen die met de receptorbenadering niet van de grond komen in landen zonder ontvanger. Volgens minister Rosenthal doe je dan dus niks, dat kan natuurlijk niet.’
Wat verwacht u van het beleid van Rosenthal?
‘De uitdaging is eigenlijk in hoeverre we het kunnen bijsturen. Tijdens de hoorzitting van 19 maart 2012 hebben we genoeg informatie gekregen om de minister een spiegel voor te houden. Mijn doel is om ervoor te zorgen dat hij de confrontatie niet los gaat laten en combineert met de dialoog. Ik ga hem ook zeker duidelijk maken dat Nederland dankzij hem, indirect, zijn positie aan het kwijtraken is en of hij daarmee zegt dat zijn voorgangers onzin hebben verricht. Bovendien spreek ik hem aan op zijn onenthousiaste houding jegens mijn motie over bevriende landen.’
U hecht erg veel waarde aan het verband tussen vriendschap tussen landen en het uiten van kritiek als het gaat om mensenrechtenschendingen. Hoe vind u dit passen binnen de receptorbenadering?
‘Naar mijn mening onderschat Rosenthal het negatieve effect als je bevriende landen niet aanspreekt op mensenrechten. Vriendschappen kun je juist gebruiken om het mensenrechtenbeleid te verbeteren en effectief uit te voeren. Een vriend pikt meer van je als je kritisch bent. Dit moet wel op een constructieve manier worden gedaan zodat het land er ook wat mee gaat doen. Je kan niet verwachten dat je vijand wel naar je luistert als je je vrienden er niet eens op aanspreekt? Je ondermijnt hiermee je eigen positie en alles wat je op het gebied van mensenrechten zegt, kan de prullenbak in omdat je niet consequent bent. Het wordt een lege huls.’
Als voorbeeld noemt Hachchi Afghanistan. ‘Hier worden mensenrechten achterwege gelaten onder het mom van prioriteiten. Ik haal dit aan vanwege het feit dat het een land is waar nu een vorm van een staat is, maar de instituties, maatschappelijk middenveld en organisaties zijn nog zwak. Het werkt dan niet om thee te gaan drinken en te wachten totdat het land zelf aanstalten maakt om hier iets aan te gaan doen. Daar is geen tijd voor. In negen van de tien keer is dialoog alleen niet genoeg en zal je het moeten doen in combinatie met confrontatie.’
Waar werkt dialoog alleen wel?
‘Intussen vind ik dat China een land is waar we in een fase zijn gekomen waarin we met dialoog veel meer kunnen bereiken. Er is nog wel een wereld te winnen, maar vanuit de onderkant van China zelf komt een stroming opgang die oog en oor heeft voor mensenrechten. Denk hierbij aan studenten en belangenorganisaties die zich daarvoor inzetten en die gevoed kunnen worden met dialoog vanuit onze kant. Het huidige kabinet vindt echter dat alles via dialoog moet worden afgehandeld. Met uitzondering van de schurken, zoals de regimes die overduidelijk verkeerd bezig zijn, daar gaan we wel behoorlijk tegenaan schoppen. Dat vind ik ongenuanceerd. Het kabinet verschuilt zich achter het argument van het opgeheven vingertje, dat zij als ineffectief zien.’
Waarom verschuilen ze zichzelf?
‘Ik denk dat het kabinet niet de tijd en aandacht wil besteden aan landen waar Nederland een goede relatie mee heeft. Het niet voor de voeten wil lopen of beledigen. Maar wat voor een vriend ben je dan eigenlijk? Als je iemand zijn vriend bent, durf je ook de waarheid te zeggen in het belang van dat land. Ik kan me niet voorstellen dat een land gebaat is bij mensenrechtenschendingen. Amerika is dat niet, Israël niet, een Europees land als Hongarije ook niet. Als je een vriendschap hebt, gebruik die dan om in die landen de mensenrechten te verbeteren. Draai je daar niet voor weg.’
Hoe ziet u de receptorbenadering in samenwerking met bestaande ngo’s ter plaatse?
‘Het belangrijkste is dat lokaal het maatschappelijk middenveld, de instituties en organisaties versterkt worden. Dat moet vanuit het land zelf komen, maar dat gaat niet altijd even makkelijk. Vaak staan maatschappelijke organisaties nog in de kinderschoenen. Daar is een belangrijke taak weggelegd voor ngo’s, zoals we die in Nederland kennen, die de samenwerkingsverbanden hebben in het land. Zij kunnen samenwerken met bestaande organisaties. Het gaat niet per se om geld, maar om kennis, ervaring en voorlichting. In die zin hangt het samen met ontwikkelingssamenwerking.’
Hoe zou uw mensenrechtenbeleid eruitzien?
Van deze vraag vrolijkt Wassila Hachchi op: ‘Ik zou sowieso de positie van Nederland, die het nu aan het verliezen is, willen terughalen, verbeteren en nog verder willen brengen. Daarbij wil ik vooral inzetten op het laag hangend fruit, namelijk de successen dichterbij huis zoeken. Om te beginnen is het een must om in Europa de mensenrechten op orde te hebben. Als je dicht bij huis de olievlek weet te vergroten dan is het makkelijker om verder in de wereld het wiel aan het draaien te krijgen. Je staat dan sterker om resultaten te boeken en het versterkt je legitimiteit. Nederland moet altijd, overal, met wie dan ook voor mensenrechten staan. Bovendien dienen vriendschappen als voorbeeld. Zij vormen een grote weerspiegeling op de rest van de wereld. Als je bijvoorbeeld de vriendschap met Amerika gebruikt om ervoor te zorgen dat zij het Internationaal Strafhof erkennen en daar in meegaan, dan heb je een wereld gewonnen. Qua reikwijdte in de wereld heb je dan een grote te pakken. Het geeft een podium om echt altijd voor mensenrechten te spreken waarin anderen je serieus nemen. De impact op landen als China, Iran en Syrië is namelijk veel groter dan je denkt.’
U wilt inzetten op gender, waarbij het te vaak nog met de mond wordt belijd, maar niet met daden. Hoe ziet u zich dat voor u binnen het mensenrechtenbeleid?
‘Vrouwenrechten zijn mensenrechten. Als we het over mensenrechten hebben, moet de positie van vrouwen meteen opspringen als voorbeeld. Het moet in je genen zitten. Het hoort overal in te zitten en je moet er niet over hoeven na te denken. Er wordt nog te veel gedacht dat vrouwenrechten een extraatje is. Maar de kern van de ontwikkeling van een land zijn vaak de vrouwen. In ontwikkelingslanden hebben ongeveer 50 procent van de vrouwen de landbouw, het water en de eerste groei van de economie in handen. Het beleid klinkt fantastisch, maar het onderwerp integreren in alle thema’s, zoals humanitaire hulp, water, voedselzekerheid, et cetera, blijft een obstakel. Voor gender is er dus nog een wereld te winnen.’
Hoe kijkt u uit naar het debat van maandag?
‘Ik moet veel doen om het kabinet bij te sturen. Het is een debat wat veel voorbereiding vergt. Ik hoop vooral dat het kabinet oor heeft voor het bijsturen, maar ook dat er een meerderheid is vanuit de Kamer om me daarbij te helpen. Bovendien zou ik willen dat de VVD inziet dat het onzin is om het steeds te verwijzen naar het opgeheven vingertje. Ze doet alsof we op mensenrechten niks hebben bereikt en erkennen niet dat mensenrechten juist iets is waar Nederland altijd en overal voor moet staan: vriend, vijand, dialoog of confrontatie.’