
‘Hard schreeuwen vanachter de dijken werpt geen vruchten af’
Tijdens het debat over het mensenrechtenbeleid poogde Uri Rosenthal, minister van Buitenlandse Zaken, de Kamerleden te overtuigen om een effectief mensenrechtenbeleid te hanteren. Een effectief beleid, daar zijn alle Kamerleden voor. Maar over de invulling ervan, daar lopen de meningen over uiteen. Verschillen zijn er als het gaat om de toepassing en de balans van ‘stille diplomatie’ of ‘megafoondiplomatie’. En volgens sommige volksvertegenwoordigers moet er geen sprake zijn van ‘selectiviteit’.
Allereerst wees Uri Rosenthal tijdens de bijeenkomst de Kamerleden op de driepoot van zijn buitenlandbeleid: ‘veiligheid, welvaart en vrijheid’. ‘Die zijn allen met elkaar verweven. Daarbinnen is het mantra van de koopman en de dominee een verouderde tegenstelling. De dominee beseft dat er brood op de plank moet komen en de koopman beseft ook dat hij gecommitteerd is aan een goede mensrechtensituatie, anders gooit hij zijn eigen reputatie te grabbel.’
‘Het mensenrechtenbeleid is gediend bij effectiviteit. Maar niet overal kan alles. De opgeheven vinger moet niet het uitgangspunt zijn. Soms is dat doeltreffend, maar soms werkt het ook contra-effectief’, aldus de minister.
De opgeheven vinger
VVD-Kamerlid Han ten Broeke zag net als de minister liever geen opgeheven vinger en vond dat, ‘de receptorbenadering op een andere manier moet worden bekeken en worden bijgestuurd. Het huidige beleid is te versnipperd en verkokerd. Hard schreeuwen vanachter de dijken werpt geen vruchten af.’
De Kamerleden van de PvdA en D66 gingen hier tegenin. ‘Het uitstekende werk van de afgelopen jaren moet niet zomaar van tafel worden geveegd’, aldus Wassila Hachchi (D66). Frans Timmermans (PvdA) stelde dat, ‘het opgeheven vingertje geen karikatuur moet zijn van het vorige beleid’.
Arjan El Fassed (GroenLinks) wees minister Rosenthal erop dat, ‘de grootste ineffectiviteit van het mensenrechtenbeleid juist zit in de weinige geloofwaardigheid. Meer eigen evaluatie is hier op zijn plaats.’ Coşkun Çörüz van het CDA vindt, net als de oppositieleden, dat ‘mensenrechten altijd en voor iedereen moeten gelden’. SP-lid, Harry van Bommel, sloot zich hierbij aan door te zeggen, ‘dat de minister te veel gebruik maakt van stille diplomatie en selectiviteit’.
Receptorbenadering
De presentatie van de receptorbenadering in de mensenrechtenrapportage van de minister, zorgde bij Kamerleden nog voor onduidelijkheden. ‘Het is een benadering die al jaren wordt gebruikt, maar de minister lijkt dit als nieuw te presenteren’, aldus Van Bommel (SP). Verder rees het vragen op als: ‘Wat bedoelt u precies? Hoe zit het met de balans tussen dialoog en confrontatie? Hoe ziet de uitwerking eruit?’
Rosenthal stelde dat de receptorbenadering niet het enige instrument is. ‘Het is een aanvulling op het huidige mensenrechtenbeleid. Hoe hij wordt geïmplementeerd is aan de landen zelf. Hierbij is een belangrijke rol weggelegd bij ambassades. Zij zijn het meest op de hoogte van de sociale en culturele structuur van een land. Het is belangrijk dat we landen aanspreken op wat zij internationaal hebben afgesproken in verdragen. Soms werk je met beide instrumenten. Zowel dialoog als confrontatie, zowel voor als achter de schermen.’
Rosenthal gaf aan dat het de bedoeling van de receptorbenadering is, ‘om veel dieper te penetreren in de obstakels van de samenleving. Of dat succesvol is of niet, laat de minister over aan de interpretaties van de woordvoerders.’
Bevriende landen
De Kamerleden van de oppositiepartijen wezen minister Rosenthal erop dat er meer aandacht moet komen voor het aanspreken van bevriende landen. Timmermans (PvdA) vindt dat, ‘mensenrechten geen hobby is. Het aanspreken van bevriende landen hoort erbij, anders ondermijn je je geloofwaardigheid.’ Hachchi (D66) voegde hieraan toe dat, ‘bevriende landen summier voorkomen in de mensenrechtenrapportage’.
Van Bommel (SP) en El Fassed (GroenLinks) haalden voorbeelden aan als Turkije en Israël. ‘Gaat de minister Turkije tijdens het staatsbezoek aanspreken op mensenrechtenschendingen? De regering heeft er voor gekozen Israël prominent te noemen in het buitenlandbeleid. Is die exclusieve relatie bedoeld om Israël eens flink aan te spreken, of gaat u weer doorverwijzen naar de Israëlische autoriteiten?’
De minister antwoordde doeltreffend te willen zijn. ‘Als er zaken spelen die relevant zijn, dan zullen ze stevig worden vermeld.’ Rosenthal is echter niet van plan om, ‘met een kaarsje te gaan zoeken of er iets te vinden valt in bevriende landen. Het moet er wel om spannen.’
Focus
Rosenthal noemde uiteindelijk vijf punten waar zijn focus naar uitgaat: ‘Er moet zeer duidelijk actie worden ondernomen tegen repressieve regimes als in landen als Birma, Syrië en Iran. Nederland zal optreden tegen ernstige mensenrechtenschenders. Er komt een grote nadruk te liggen op de vrijheid van meningsuiting, godsdienst en levensovertuiging en seksuele geaardheid. Bovendien gaat Nederland steungeven aan mensenrechtenverdedigers, bijvoorbeeld aan het Shelter City Initiative van de organisatie Justitia et Pax. Daarnaast gaat de regering zich inzetten voor maatschappelijk verantwoord ondernemen, waaronder een verbod op kinderarbeid en dwangarbeid.’
Als laatste benadrukte de minister dat, ‘goede bedoelingen mooi zijn, maar voor de Nederlandse regering centraal staat dat we elkaar moeten aanspreken op wat we doen en wat we bewerkstelligen.’