Crisis Mali: een politieke schoonmaak is nodig

De afgelopen maanden is Mali regelmatig in het nieuws: een oorlog in het Noorden, een kortstondige staatsgreep en de Touareg beweging MNLA riep recent unilateraal de onafhankelijkheid uit van het groot gebied ‘Azawad’. Naast de oorlog ligt de kern van het conflict evenzeer in het einde van een democratische mythe, schrijven Ibrahim Coulibaly, voorzitter van boerenplatform CNOP in Mali en Joost Neelen, landbouwadviseur voor SNV in Mali in Burkina Faso.

In de lange cyclus van oorlog en vrede in Noord-Mali was een constante factor de drang van Touareg groeperingen naar meer zeggenschap. De laatste 18 jaar was er een verschil. Er is sinds 1990 veel energie en geld gestoken in politieke decentralisatie en vorming van zelfstandige gemeentes, ook in het Noorden. Touaregs zijn allerlei publieke posten gaan bekleden. De MNLA vertegenwoordigt hoogstwaarschijnlijk een minderheid binnen een minderheid: het noorden is net zo veel een mozaïek van verschillende volkeren als de rest van het land, waar Songhai, Fulani, Touaregs en Bozo al eeuwen in hetzelfde gebied wonen.

De zogeheten bevrijding van het gebied heeft dan ook weinig bijval gekregen. Sterker nog, berichten sijpelen binnen over plundering en terreur. Er is geen maatschappelijk project. De echte reden heeft meer te maken met de wens tot een vrije zone van illegale handel en speculatie op olievoorraden.

Malinese lente

De crisis gaat dieper dan de onrust in Noord-Mali. De laatste jaren van oud-president Amani Toumani Touré (2002-2012) waren zeer omstreden, uitgehold door haar eigen adagium van ‘consensus model’. Touré was als partijloze president benoemd en koos voor een regering waarin alle partijen vertegenwoordigd waren. Een dergelijke stap mag haar nut hebben om zware politieke spanning weg te nemen, maar in 10 jaar werd Mali een staat zonder pluralisme, oppositie en controle. Een versplintering van de hoop.

De ironie van de huidige situatie ligt in de parallel met 1991, toen president Moussa Traoré door een breed gedragen protestbeweging werd afgezet. Een aantal militairen onder leiding van Touré steunden de protesten. Ook toen was er een grote opstand in het Noorden.

Deze ‘Malinese lente’ variant bracht grote hoop op verandering en ontwikkeling. Ze bracht sociale bewegingen voort en in 1994 werd vrede getekend in het Noorden, in 1999 gevolgd door bovengenoemd decentralisatie project. De instelling van lokale overheden bracht een impuls aan basisvoorzieningen voor gezondheid, onderwijs en water tot in verre uithoeken van het land. Toch verschenen de eerste scheuren van corruptie al onder president Alpha Oumar Konaré (1992-2002), die geen schoon schip maakte binnen het administratief-justitiële apparaat.

Landacquisities

Konaré ondersteunde de presidentiële ambities van Touré, en deze laatste bracht een aantal oud leden van het Traoré regime terug in de politieke scene. De dynamiek kreeg meer het karakter van een contrarevolutie. De decentralisatie hapert omdat tot op heden nieuwe bevoegdheden (b.v. in ruimtelijke ordening, land en water beheer), geldelijke middelen en personeel niet naar lokale overheden zijn overgedragen.

Het gebrek aan parlementaire oppositie en controle werd een open deur voor ongebreidelde corruptie en cliëntelisme onder politieke elites. Het enige weerwoord kwam van civiele bewegingen, wiens stemmen echter in de loop der jaren werden genegeerd in overlegstructuren met de staat en in het parlement.

Daar waar de regering in 2005 nog in overleg met het boerenplatform CNOP een belangrijke nieuwe kaderwet voor landbouw had opgesteld, bleken in de jaren erna overheidsvertegenwoordigers de eersten om de wet te omzeilen, hetgeen tot grote externe landacquisities leidde. De beloofde investeringen in de landbouw bleven uit of dienden slechts de aan de machthebbers verbonden elites. De nationale “vérificateur” of ombudsman heeft corruptieschandaal na schandaal aangetoond, waarvoor het Touré regime geen maatregelen heeft genomen.

Politieke schoonmaak

De opstand van de militairen op 23 april jl. was dus symbool van een grote, langzaam opgebouwd frustratie over decennia van slecht bestuur na een veelbelovend begin. Het Malineses leger was geen partij voor de rebellen, omdat het net zo ondermijnd was als andere sectoren van de maatschappij. De reactie van burger- en boerenorganisaties, die zich in een groot platform hebben verenigd, verwoordde de ambivalentie onder de bevolking: een verwerping van de staatsgreep en de macht van de militairen, maar een minstens zo sterke afkeer van de zittende politiek kaste.

De aanstellingen van interim-president Dioncounda Traoré (voorzitter van het parlement) en tijdelijk Eerste minister Modibo Diarra (gevierd wetenschapper en schoonzoon van oud president Traoré) zijn een noodzakelijke stap, maar weinig Malinezen geloven dat zij als vertegenwoordigers van de oude kaste kunnen brengen waar ze zo naar snakken: een politieke schoonmaak en een herwaardering van de idealen van 1991.

Verkiezingen zijn niet genoeg. Er dient tijd te worden vrijgemaakt voor herstel van vertrouwen door bijvoorbeeld fora waar bestuurders met verschillende lagen van de bevolking in overleg gaan. De democratische mythe mag zijn doorbroken, maar Malinezen hebben altijd een groot geduld getoond in oplossing van crises en conflicten. Die veerkracht bestaat nog steeds. De grieven moeten wel serieus worden genomen, omdat anders niet alleen de demonen van oorlog in het Noorden, maar ook die van langdurig sociaal conflict in het Zuiden de kop blijven opsteken.

Door: Ibrahim Coulibaly, voorzitter van nationaal boeren platform CNOP, Mali, en Joost Nelen, landbouwadviseur SNV in Mali en Burkina Faso.

Auteur
Ibrahim Coulibaly

Datum:
25 april 2012