
Bepalen ngo’s beeldvorming Afrika?
Welk beeld hebben wij in Nederland van Afrika en waar is dat beeld op gebaseerd? Klopt het beeld van Afrika dat de Nederlandse media ons voorschotelen? Wie vertelt ons wat over Afrika en waarom? Deze vragen stonden centraal tijdens de debatavond van ZAM Magazine en het Forum for African Investigative Reporters (FAIR) in Pakhuis de Zwijger in Amsterdam, waar werd gezocht naar ‘the truth in and on Africa’.
Bahram Sardeghi (schrijver, freelance regisseur en presentator) en Saeda Nourhussen (journaliste bij Trouw) waren de presentatoren van de avond. Tijdens de avond was de meeste kritiek gericht op non-gouvernementele organisaties (ngo’s). Deze organisaties zouden inspelen op de beperkte kennis, contacten en budgetten van journalisten die afreizen naar Afrika. Door journalisten onder hun hoede te nemen, zouden ngo’s de objectiviteit van journalisten beïnvloeden. Het gevolg is dat journalisten, en daardoor het Westen in het algemeen, Afrika zien door de bril van hulporganisaties. Dit probleem werd onderstreept door de Nederlandse buitenlandcorrespondenten Bram Posthumus (freelance journalist), Koert Lindijer (NRC) en Peter Vermaas (NRC). Beurtelings werd er via Skype een live-verbinding met hen gelegd.
De Afrikaanse onderzoeksjournalisten Idris Akinbajo (Nigeria) en Selay Kouassi (Ivoorkust), gaven hun Zuidelijke visie op het belang van journalistieke onafhankelijkheid en deelden hun ervaringen met het publiek. Kouassi ging als onafhankelijke journalist in Ivoorkust op zoek naar de waarheid over Fairtrade en Akinbajo onderzocht in Nigeria in hoeverre beschuldigingen jegens Shell terecht zijn.
Ngo’s hebben een eigen agenda
Veel journalisten reizen mee met ngo’s om verslag te kunnen doen over een bepaald gebied, omdat ze er zonder hen niet kunnen komen, stelt Nourhussen. Freelancer Bram Posthumus gelooft echter niet dat er plekken zijn waar je niet kunt komen zonder de hulp van een ngo: ‘Natuurlijk kom je sneller en comfortabeler op je bestemming als je wel met een ngo reist, maar het voordeel van reizen met lokaal vervoer is dat je de mensen spreekt die daar wonen, die buiten de wereld leven van de ngo’s. Ik denk dat het meereizen met een ngo je eigen journalistieke agenda beïnvloedt’.
Ook NRC-correspondent Koert Lindijer uit zijn frustratie over wat hij de afgelopen jaren heeft ervaren als buitenlandcorrespondent: ‘Hulporganisaties bepalen de agenda, overdrijven situaties, weten dat journalisten geld nodig hebben en maken daar misbruik van. Voor fondsenwerving worden de beelden van Afrika erger gemaakt dan dat het in werkelijkheid is. Er wordt te vaak gezocht naar geweld en wanhoop.’
Posthumus stelt dat hulporganisaties vaak een hele andere agenda hebben dan journalisten en betreurt dat de toenemende berichtgeving over Afrika vaak wordt medegefinancierd, of
zelfs compleet gefinancierd, door hulporganisaties: ‘Het is onontkoombaar dat dit een verstoord beeld van Afrika geeft, want het is niet het doel van hulporganisaties om feiten te melden. Dat zou hun organisatie geen goed doen’.
Niet generaliseren
Om de partijen aan de andere kant van het verhaal een stem te geven, vraagt Sardeghi om een reactie van Marco de Swart (Oxfam International): ‘De kritiek die ik over ngo’s hoor deel ik eigenlijk wel, maar we moeten niet generaliseren. Net als dat er goede en slechte journalistiek is, zijn er ook goede en slechte ngo’s. Toen ik vier jaar in Rwanda werkte ben ik er inderdaad wel eens getuige van geweest dat een journalist werd ingehuurd om een artikel te schrijven. Het is een serieus probleem dat de journalistieke kwaliteit ondermijnt’. De Swart stelt voor om een platform te beginnen waar embedded journalisten ervaringen kunnen uitwisselen. Daar kan dan vastgesteld worden welke ngo’s wel en welke geen misbruik maken van de diensten van journalisten.
Na alle kritiek op ngo’s vraagt Sardeghi zich af waarom journalisten die ngo-agenda’s volgen als ze het er niet mee eens zijn. Lindijer reageert hierop: ‘Als journalist ben je onderdeel van een sector. Wanneer wij een bescheiden en meer accuraat beeld schetsen van een bepaalde situatie in Afrika, dan worden we gebeld door onze redacties. Zij vertellen dan dat hulporganisaties, filmmakers et cetera, hen onder druk zetten dat ze een bepaald verhaal moeten publiceren. Wij proberen de redactie dan te overtuigen dat de situatie niet zo erg is als hulporganisaties impliceren, maar dat is een verloren strijd. Dat is de manier waarop rapporteren tegenwoordig gaat: je volgt trends, je maakt geen eigen beslissingen meer.’
Een andere waarheid over Afrika
Wat gebeurt er als je wel je eigen beslissingen maakt? Als je zelf een onderwerp bedenkt en er onafhankelijk op uit trekt? Afrikaanse onderzoeksjournalisten Idris Akinbajo en Selay Kouassi waagden zich beiden in een wereld waar ze als onafhankelijk journalist niet altijd gewenst zijn.
Kouassi onderzocht in Ivoorkust of Fairtrade wel echt “fair” is. Hij kwam tot de conclusie dat Fairtrade een goed uitgangspunt heeft, maar dat juist de kleinste boeren er vaak geen profijt van hebben. Om een Fair Trade certificaat te krijgen, moeten boeren namelijk eerst 2000 tot 4000 euro neerleggen, wat kleine boeren zich niet kunnen permitteren. De toch al grote boeren kunnen zich dat wel veroorloven en kapen daarmee de kopers weg bij de kleinste boeren. Kouassi waarschuwt ons daarom dat een Fairtrade Label op een product niet altijd betekent dat je de kleine boeren helpt door het product te kopen.
In Nederland is het artikel in Oneworld en in de Volkskrant gepubliceerd, maar in Ivoorkust is Kouassi nog in onderhandeling over de publicatie. Hij stelt dat het moeilijk is om dit verhaal daar te publiceren: ‘De meeste redacties zeggen dat het een goed verhaal is, maar dat ze niet in de problemen willen raken. Er zijn veel belangrijke mensen bij betrokken. Ik heb zelf veel risico genomen dit verhaal te onderzoeken; ik ontving veel dreigtelefoontjes en moest zelfs tijdelijk ergens onderduiken.’
Shell
Tot voor kort bezat het Nederlands-Britse bedrijf Shell 45 procent van alle zogenoemde ondergrondse oliesnelwegen in Nigeria en bezat de Nigeriaanse overheid, via allerlei instanties, de resterende 55 procent. Eén van Akinbajo’s verhalen ging over het besluit van zowel Shell als de Nigeriaanse overheid om hun aandelen te verkopen. Beide partijen verkochten hun aandelen voor bijna 5 miljard. ‘Belachelijke bedragen’, concludeerde Akinbajo. Nourhussen veronderstelde dat Shell minder slecht wordt gepositioneerd in Akinbajo’s verhaal dan in de Nederlandse media. Akinbajo stelde dat dat zo lijkt, omdat er in zijn verhaal nog een grotere boosdoener is, namelijk de Nigeriaanse overheid: ‘Shell kan doen wat ze wil. De Nigeriaanse overheid komt niet op voor haar burgers. De oliemaatschappij komt er in het Westen niet mee weg haar afval niet op te ruimen. Maar in Nigeria kan ze doen wat ze wil, want de overheid staat al Shells acties toe.’
Volgens Akinbajo kan Nederland hier wat aan doen door de geldkraan naar de Nigeriaanse overheid dicht te draaien: ‘Zij hebben het echt niet nodig, het geld dat ze ontvangen zetten ze direct weer op Europese banken.’ Akinbajo denkt dat de Nigeriaanse overheid zich meer verantwoordelijk gaat voelen wanneer ze geen ontwikkelingsgelden meer krijgt. Bovendien vindt Akinbajo dat het geld dan beter direct gegeven kan worden aan mensen die verandering in het land willen brengen: zoals rechters die recht willen spreken en journalisten die objectieve stukken willen schrijven.
Waarheid over Nederland?
Kouassi laat weten een verhaal over ontwikkelingshulp te hebben gepitched bij Nederlandse media dat niet werd gepubliceerd. De exacte reden waarom het verhaal niet werd gepubliceerd, werd hem niet gegeven. Zelf concludeert hij: ‘Alles met ngo’s en Westerse investeringen is altijd lastig, want ngo’s zijn erg machtig in die strijd.’
NRC-correspondent Peter Vermaas laat echter weten geen problemen te ondervinden bij het publiceren van zijn verhalen in het NRC Handelsblad: ‘Ik ben officieel hun expert, dus als er een verhaal is en ik zeg ze dat het interessant is voor Zuid-Afrika, dan luisteren ze naar mij. Dat is de reden dat ik hier zit.’ Het valt hem wel op dat mensen in Nederland de neiging hebben om zich te identificeren met de blanken in Zuid-Afrika: ‘Maar het is mijn taak om ook andere verhalen te brengen.’ Vermaas denkt dat het bij Nederlandse kranten wel makkelijker is om een verhaal te pitchen met een Nederlands perspectief dan een verhaal waarin dat ontbreekt.
Wellicht kan er gesteld worden dat de aanwezigen tijdens de avond een beetje dichter bij de waarheid over Afrika zijn gekomen. Echter wordt de waarheid van Afrikaanse verhalen in Nederlandse media in toenemende mate in twijfel getrokken. Want waarom worden bepaalde belangrijke verhalen over Afrika niet gepubliceerd in de Nederlandse media? Aan welke criteria moet een artikel voldoen voor het geplaatst wordt? En wie bepaalt welke waarheden onthult worden? Wie weet staan deze vragen centraal bij de volgende aangekondigde debatavond van FAIR en ZAM.
Dit is het derde artikel in een reeks artikelen die worden geschreven in het kader van het onderzoek ‘Journalistiek over ontwikkelingssamenwerking vanuit zuidelijk perspectief’. Het uiteindelijke onderzoeksrapport moet uitwijzen in hoeverre een educatief (uitwisselings)project met betrekking tot ontwikkelingsjournalistiek haalbaar en gewenst is, zowel voor Westerse als Zuidelijke media en journalisten.