Voedselzekerheid: valse aannames en genegeerde oplossingen

Na de benoeming van voedselzekerheid tot speerpunt voor ontwikkelingssamenwerking door staatsecretaris Ben Knapen komen oude debatten over landbouw en rurale ontwikkeling weer naar boven. Volgens Leonardo van den Berg (Stichting OtherWise) zijn veel van de stellingen over voedselzekerheid die in de omloop zijn, en waarop het beleid van Knapen zich berust, gebaseerd op valse aannames. Bovendien worden mogelijke oplossingen die potentie hebben, en zich al hebben bewezen in de praktijk, genegeerd.

Door Leonardo van den Berg

— Valse aannames —

Grote, internationaal opererende, Nederlandse bedrijven genereren ontwikkeling.

Er zijn weinig gevallen gedocumenteerd waarin dit soort bedrijven tot positieve ontwikkelingen hebben geleid. Wel zijn er veel gevallen gedocumenteerd waar multinationale corporaties nadelige effecten op de lokale bevolking en gebieden hebben gehad (zie bijvoorbeeld Gimenez et al 2009, Magdoff 2010 ed, Zagema 2011). Dit geldt ook voor multinationale levensmiddelen bedrijven of ‘voedselimperia’ die nu in de opkomst zijn (van der Ploeg 2008). Deze bedrijven gebruiken arbeid, land, water en/of andere grondstoffen uit ‘gebieden van armoede’, waar deze goedkoop zijn. Verwerkte producten worden vervolgens tegen hoge prijzen verkocht in ‘gebieden van rijkdom.’ Voedselimperia zijn vaak inefficiënt en kwetsbaar en danken hun voortbestaan en uitbreiding aan makkelijke te verkrijgen leningen en aan soepele regelgeving en –handhaving in landen waar ze produceren (van der Ploeg 2008). Wanneer grondstoffen uitgeput zijn verplaatsen deze bedrijven zich naar een ander gebied.

Ook de effectiviteit van bedrijven die aan maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) doen of, samen met ontwikkelingsorganisaties, in ronde tafels zitten is op zijn best omstreden (Van der Wal et. al. 2011, WWF 2010) en soms schandalig  (zie bijvoorbeeld reportage van Zembla).

Misschien loont het om verder te experimenteren met ronde tafels en MVO. Maar hier zoveel op zetten en de complexiteit ervan negeren is ongegrond en onverstandig.

Kunstmest, gifstoffen en GM leiden tot afname in honger en armoede

Hoewel er na dwangmatige promotie van deze zogenaamd ‘groene revolutie’ technologieën in Latijns America en Zuid Azië de productie per bevolkingseenheid is gestegen met respectievelijk 8% en 9% tussen 1970 en 1990, zijn armoede en honger in diezelfde periode met 19% en 9% gestegen (Branford 2011). Deze technologieën hebben dus tot meer ongelijkheid geleid en worden bovendien gerelateerd aan bodemdegradatie, gevoeligheid voor pestuitbraken, vervuiling van de natuur, vergiftiging van arbeiders, en op langere termijn ook tot productie daling. Dit is nu ook erkend door de Wereldvoedselorganisatie van de Verenigde Naties die dit soort technologieën in het verleden heeft gepromoot (Ching et al 2011, FAO 2011, Ottaviani & Scialabba 2011).Ook is er tot op heden geen empirisch bewijs dat GM tot toenames in productie hebben geleid. Wel is bewezen dat de introductie van GM gewassen vaak gepaard gaat met hoger gebruik van gifstoffen, ontbossing en het wegdrijven van lokale gemeenschappen (FOEI 2010).

Toch wordt de groene revolutie doorgedrukt door een alliantie van hulporganisaties, onderzoeksinstituten en agri-business, zoals bijvoorbeeld de ‘the alliance for a unique green revolution in Africa’. Ook veel Nederlandse hulporganisaties die boeren zogenaamd willen ‘professionaliseren’ doen hier aan mee.

Integratie in internationale handelsketens leidt tot welvaart voor kleinschalige boeren

Voor veel kleinschalige boeren zijn contracten met multinationale bedrijven geschikt noch gewenst. Ze creëren afhankelijkheid en kwetsbaarheid. Bovendien worden boeren vaak belemmerd om hun producten zelf te verwerken, verpakken en vermarkten. Internationale ketens kunnen ook de positie van kleinschalige boeren verslechteren (van der Ploeg 2008, IFAD 2010, Magdoff 2010 ed, de Schutter 2011b en zie bijdrage van Dicky de Morree en Stineke Oenema). Alleen in gevallen waar boeren- en maatschappelijke organisaties significante macht binnen de keten hebben zijn successen geboekt. Toch is het opzetten of versterken van dit soort organisaties vaak geen onderdeel van projecten die ketens op willen opzetten. Bovendien zijn er talloze andere vormen van markt die beter kunnen werken voor kleinschalige boeren (de Schutter 2011b) maar waar geen aandacht of geld aan wordt geschonken.

De Nederlandse landbouw dient als voorbeeld te worden genomen voor andere landen

De hoge productiviteit van de Nederlandse landbouw is ten kosten gegaan van volksgezondheid, boerenwelzijn en milieu in binnen en buitenland (zie eerdere bijdrage). Volgens onderzoek van het Platform Landbouw, Innovatie en Samenleving is de Nederlandse landbouw bovendien zeer kwetsbaar voor ziekte uitbraak, milieurampen en geopolitiek (van der Weijden 2011).

— Wat wel werkt maar niet wordt gestimuleerd —

Stimuleer onderzoekers en hulporganisaties om samen te werken met lokale gemeenschappen en veelbelovende sociale bewegingen.

Veel sociale bewegingen hebben al duurzame oplossingen bedacht op problemen waar wetenschappers, hulporganisaties en beleidsmakers mee worstelen. La via Campesinabijvoorbeeld, wereld’s grootste organisatie van kleinschalige boeren, heeft in nauwe samenwerking met boeren en lokale bevolking, duurzame landbouwpraktijken, solidaire vormen van economie en democratische vormen van organisatie ontwikkeld die zich al hebben bewezen in de praktijk (Magdoff 2010 ed, Gimenez 2011 ed, Desmarais et al. eds). Bovendien zetten veel van deze organisaties zich actief af tegen internationale handelsketens, grote bedrijven en groene revolutie technologieën. Als beleidmakers en hulporganisaties dit soort signalen niet op kunnen vangen en ervan leren, wat nu het geval blijkt te zijn, werken ze duurzame en sociaal rechtvaardige ontwikkeling alleen maar tegen.

Ook hulporganisaties, zoals ETC en het Agricultures Network, die intensief samenwerken met boeren en lokale bevolking, hebben veel successen geboekt. Vaak zijn de ambities van dit soort projecten bescheiden vergeleken met projecten die bijvoorbeeld beweren dat ze de wereld gaan voeden met een bepaalde technologie of markt (b.v. ‘the alliance for a unique green revolution in Africa’). Maar in tegenstelling tot deze grootse projecten worden hier wel positieve resultaten behaald (zie bijvoorbeeld Starke ed 2010, Wettasinha & Waters-Bayer eds 2010, en het tijdschrift ‘Farming Matters’).

Onderzoekinstituten en andere hulporganisaties zouden hier veel van kunnen leren door een rol aan boeren en de lokale gemeenschap te geven voor het opstellen van prioriteiten, aanpak en probleemdefinitie. Dit is ook wat het International Institute for Environment and Development (Pimbert 2011) en het Standing Committee on Agricultural Research van de EU (Freibauer et al 2011) aanbevelen voor Europese onderzoeksinstituten. Organisaties die dit niet doen, en dat zijn er veel in Nederland, riskeren problemen en oplossingen te verzinnen die los staan van de werkelijkheid.

Bescherm kleinschalige boeren en lokale gemeenschappen tegen internationaal opererende bedrijven die aan ‘land grab’ en andere vormen van onrecht en exploitatie doen.

Het fenomeen ‘land grab’ is de afgelopen jaren explosief toegenomen. Sinds 2001 zijn 227 miljoen hectare land, een oppervlakte zo groot als West Europa, verkocht of geleased aan internationale investeerders (Zagema 2011). Dat voor een groot deel van deze investeringen ‘land grab’ betreft, waarbij mensenrechten worden geschonden en de levensomstandigheden van de lokale bevolking verslechterd, werd al vermoed en is nu vanuit verschillende hoeken bevestigd. Bijvoorbeeld door OXFAM international (Zagema 2011), the high level panel of experts on food security and nutrition (2011), IFAD (2011), Future Agricultures (2011), het Oakland institute (Daniel & Mittal 2009), speciaal VN gezant voor de recht op voedsel (de Schutter 2010a, de Schutter 2010b) en zelfs door het blad “the Economist”. Vaak betreft het niet alleen land maar ook andere natuurlijke hulpbronnen zoals water.

Door strenge regels op internationaal opererende Nederlandse bedrijven te leggen, te investeren in de creatie van nationale en internationale rechtsmechanismen, die inspraak geven aan lokale gemeenschappen die onrecht zijn aangedaan, en lokale gemeenschappen en boeren te versterken, kan dit probleem worden aangepakt (de Schutter 2010b, Zagema 2011, van den Berg 2011).

Stimuleer landhervorming en investeer in kleinschalige boeren.

Kleinschalige boeren maken over het algemeen productiever gebruik van land en kapitaal, hebben meer biodiversiteit op hun velden en stoten minder CO2 uit dan grootschalige boeren (Bailey 2011, Wegner & Zwart 2011). Landhervorming zou tot een significante afname van armoede en honger kunnen leiden (De Schutter 2010, Magdoff 2010 ed, Zagema 2011). Uit een studie van de Wereldbank, die 73 landen tussen 1960 en 2000 heeft gevolgd, bleek dat landen met een eerlijke verdeling van land twee tot drie keer meer groei behaalden dan landen met een minder eerlijke verdeling (Deininger 2003).

Promoot agro-ecologie

In tegenstelling tot de ‘moderne’ landbouw bouwt agro-ecologie op de lokale kennis van boeren, de hulpbronnen die zij tot hun beschikking hebben en de natuur en biodiversiteit (Altieri 2002). Hoe agro-ecologie kan leiden tot meer productie, meer autonomie voor de boeren en beter behoud van bodem, water, biodiversiteit en andere natuurlijke hulpbronnen, en voorbeelden hiervan, is goed gedocumenteerd (zie bijvoorbeeld Magdoff 2010 ed, Desmarais et al 2010. eds, van den Berg 2011, Altieri & Toledo 2011, de Schutter 2011, Gimenez 2011 ed).

De punten die ik hier uiteen heb gezet zijn grofweg ook de conclusies van het International Assessment of Agricultural Knowledge, Science and Technology for Development (IAASTD), een project dat opgezet is door de FAO en de Wereldbank, waarin meer dan 100 experts aan hebben meegewerkt en wat ondertekend is door 58 regeringen (niet door Nederland).

“Industrialisation of agriculture with its monocultural approach, neglect of the ecological and social multifunctionality of agriculture, and commodification of food on a global level will not only fail to guarantee the survival of 9 billion people on this planet, expected for 2050. It is about to destroy the basis of our food supply and threatens the web of life upon which we all depend.” (Summary by Greenpeace , based on IAASTD report).

Toch blijven Knapen en veel onderzoekers en hulporganisaties liever hangen in een droombeeld over de moderne landbouw en grote bedrijven. Bovendien dreigt Knapen met zijn beleid alternatieve oplossingen, die zich al hebben bewezen in de praktijk, tegen te werken.