
Nederland en het grondstoffenbeleid: ‘Niet Shell, maar de regering moet het buitenlandbeleid maken’
Nederland zegt met haar grondstoffenzekerheidsbeleid behalve eigenbelang, ook Afrikaans belang voor duurzame groei te willen behartigen. Maar uit onderzoek van de Evert Vermeer Stichting blijkt dat er nog een lange weg te gaan is om het Nederlands en Europees grondstoffenbeleid coherent te maken. Dat onderschrijft ook Jeroen de Lange, woordvoerder ontwikkelingssamenwerking van de PvdA. Hij vindt dat staatssecretaris van ontwikkelingssamenwerking Ben Knapen ‘als een bok op de haverkist’ een veel actievere rol moet spelen in het grondstoffenzekerheidsbeleid.
Jasper van Teeffelen deed namens de Evert Vermeer Stichting (EVS) in Rwanda onderzoek naar de impact van het Europese grondstoffenbeleid op een ontwikkelingsland. In 2008 lanceerde de Europese Unie (EU) het Raw Materials Initiative, om toelevering van belangrijke grondstoffen aan de Europese industrie veilig te stellen. Dit initiatief heeft niet als belangrijkste doel om duurzame mijnbouw in Afrika te stimuleren, volgens Van Teeffelen. De vraag is dan ook hoe het Europese en Nederlandse grondstoffenbeleid coherenter kan worden met haar ontwikkelingsdoelstellingen.
Afgelopen woensdag 7 maart werd hierover een presentatie gehouden in de Suze Groenewegzaal in de Tweede Kamer. Europa en Nederland zijn erg afhankelijk van de import van grondstoffen uit het buitenland, omdat zij die zelf niet of nauwelijks hebben. De grondstoffen zijn onder andere van belang voor de Europese industrie, maar ook voor de toekomst van groene energie, bijvoorbeeld voor de productie van windmolens en elektrische auto’s. Grondstoffen als olie, gas en mineralen komen in toenemende mate uit Afrika, maar ook uit bijvoorbeeld China en Australië. Ondanks de stijgende vraag naar grondstoffen profiteren Afrikaanse bevolkingen hier nog veel te weinig van.
De Afrikaanse Unie wil grondstoffen gebruiken als springplank voor ontwikkeling. De winning van grondstoffen moet een brede en duurzame groei en sociaal-economische ontwikkeling brengen. Maar door de verkoop van onbewerkte ruwe grondstoffen komt er niet voldoende geld in het laatje. In een land als Rwanda bijvoorbeeld is de capaciteit om grondstoffen te bewerken niet aanwezig. Daardoor wordt er geen waarde toegevoegd aan de uitvoer van grondstoffen.
Nederlandse bijdrage
In de zomer van 2011, schreef Nederland een grondstoffennotitie. In dit document erkent Nederland de ontwikkelingssamenwerkingdimensie. Nederland is bereid op zoek te gaan naar een win-winsituatie. Er moet dus niet alleen eigen belang worden behartigd, maar ook Afrikaans belang voor duurzame en stabiele economische groei. ‘Afrikaans belang mag niet worden ondermijnd’, zegt ook Jasper van Teeffelen tijdens zijn presentatie.
Jeroen de Lange, Kamerlid van de PvdA, stelt dat de geschreven grondstoffennotitie een mooi voornemen is, maar slechts een begin. ‘Er moet nu ook iets mee gedaan worden. De hulp van Nederland zal wel indirect zijn, wij hebben namelijk geen mijnbouwbedrijven. Maar achter de winning van grondstoffen zit een hele organisatorische keten. In Afrikaanse landen, zoals bijvoorbeeld Rwanda, zitten veel zwakke plekken in de organisatie van het opstellen van contracten, het onderzoek naar grondstoffenwinning, de manier van geldbesteding, en het tegengaan van verwoesting van het milieu. Wat nodig is, is dus capaciteitsopbouw van overheden, maar ook van maatschappelijke organisaties. Donoren kunnen daar goed bij helpen’
‘Voor de presentatie van Jasper, had ik de ambassade in Rwanda en de secretaris-generaal van mijnbouw aan de telefoon. Zij bevestigden dat de Rwandese overheid graag ziet dat donoren hen steunen bij capaciteitsopbouw. Dan gaat het inderdaad om beter worden in onderhandelingen met mijnbouwbedrijven, het opstellen van contracten en het doen van onderzoek naar grondstoffenwinning’, aldus De Lange.
Wat willen de Afrikanen?
Augustin Bida, bestuurder van de federatie van Rwandese mijnbouwcoöperatieven, deelde met Vice Versa zijn visie op mijnbouw en ontwikkeling in Rwanda. ‘In 2003 werd de mijnbouwindustrie geprivatiseerd. Hierdoor kwam de zoektocht naar investeerders in handen van privébedrijven. De Rwandese overheid zorgde alleen voor regulering, opdat buitenlandse bedrijven niet zomaar een mijnbouwonderneming konden opzetten. Ook vanuit de EU en Nederland zijn er intenties om de regulering voor investeringen in grondstoffen in Afrikaanse landen te bewerkstelligen. Deze zijn echter nog niet geïmplementeerd.’
‘Op dit moment zijn er nauwelijks investeerders. Investeerders krijgen van de Rwandese overheid maar vier jaar de tijd om onderzoek te doen naar duurzame grondstoffen in het land. Vier jaar is echter te kort en daarom willen bedrijven niet investeren. Tussen de Rwandese ambassade, de mijnbouw federatie en Nederland bestaat wel een goede relatie. Op die manier zouden we kunnen proberen om Nederlandse investeerders aan te trekken. Onderzoek en documentatie, zoals het onderzoek van EVS, over grondstoffenwinning en beleid zijn daarbij echter wel noodzakelijk’, aldus Bida.
Bida stelt: ‘De investeringen van buitenlandse ondernemingen zijn belangrijk. Met die investeringen komt er onder andere geld binnen voor het opzetten van fondsen. De fondsen zijn bedoeld voor de ontwikkeling in Rwanda. Met het geld uit de fondsen kunnen Rwandese mijnbouwbedrijven hun werknemers beter opleiden, trainen en vaardigheden aanleren. We zouden dan Rwandese mijnbouwers naar het buitenland kunnen sturen voor een opleiding tot engineer. Op die manier kunnen we gaan profiteren van onze grondstoffen.’
Coherentie
De Lange pleit voor meer transparantie zoals voorgesteld door de internationale campagne Publish What You Pay en Revenue Watch. ‘Nederland heeft een naam hoog te houden op het gebied van internationaal recht. De belangen van Shell om ongestoord olie te kunnen winnen vormen een obstakel voor het brede coherentiebeleid. Maximale openheid en financiële transparantie van de olie- en mijnbouwindustrie draagt juist bij aan de duurzame winning van grondstoffen en daarmee ook direct aan de Nederlandse voorzieningszekerheid.’
‘Europa is van plan Amerikaanse wetgeving te volgen die olie-, gas- en mijnbouwbedrijven verplicht te rapporteren op landen- en projectbasis wat ze betalen aan overheden. Dit helpt corruptie te beteugelen en stimuleert de juiste besteding door overheden van opbrengsten uit de grondstoffenwinning. Nederland zegt in de grondstoffennotitie te pleiten voor transparantie, maar probeert in Europa juist deze wetgeving af te zwakken, waarschijnlijk onder druk van Shell. Dit is extreem zorgelijk’, aldus De Lange.
‘De Nederlandse regering moet het buitenlandbeleid maken, niet Shell. Hierdoor worden de belangen van de ontwikkelingslanden maar ook onze eigen grondstoffenzekerheid ondermijnd. Als Nederland moet je daarboven op zitten, als een bok op de haverkist. Maar dat zie ik Ben Knapen nu niet doen. De staatssecretaris is veel te afwachtend, terwijl de overheid hierin juist een actieve rol zou moet spelen’, aldus De Lange.
Ook Jasper van Teeffelen bevestigt met zijn onderzoek dat ‘er tegenstrijdigheid bestaat met wat Nederland op papier heeft gezet en wat er daadwerkelijk in praktijk wordt gebracht. Er wordt op dit moment meer gekeken hoe ontwikkelingsbeleid coherenter kan worden met het grondstoffenbeleid, dan andersom.’
Lees hier de Grondstoffennotitie geschreven door de Nederlandse regering in 2011. Op 28 maart debatteert de Kamer met de regering over deze notitie.