‘Paul Hoebink zou zich moeten verdiepen in EU-trukendoos’

In zijn recente column ‘EU-Landbouw’ stelt Paul Hoebink, hoogleraar bij het CIDIN, dat de Europese Unie exportsubsidies tot een minimum zijn gedaald. Met als gevolg dat de verstorende werking van het Europese landbouwbeleid op de wereldmarkt sterk is verminderd.  Bert Meertens, consultant bij het International Centre for Development oriented Research in Agriculture (ICRA) in Wageningen, vraagt zich af of Hoebink wel voldoende op de hoogte is van de ‘EU trukendoos’. Volgens hem zorgen tal van andere mechanismes voor nog desastreuzer effecten op boeren in ontwikkelingslanden.

Paul Hoebink vindt dat Europa de voedselzekerheid met eventueel gesubsidieerde inkomens voor haar boeren mag verzekeren. Hij vindt het merkwaardig dat links zich hierover opwindt terwijl ontwikkelingslanden hun voedselmarkten zelf ook heel goed afschermen. Ik vind het vreemd dat Hoebink niet opmerkt dat Nederland als tweede/derde exporteur van landbouwproducten met de Europese landbouwsubsidies vooral de export stimuleert en niet zozeer de voedselzekerheid. Bovendien vraag ik me af welke ontwikkelingslanden tegenwoordig nog zo goed hun voedselmarkten kunnen afschermen in de geliberaliseerde wereldmarkt.

Hoebink wacht nu op de staatssecretaris van Europese Zaken en Ontwikkelingssamenwerking voor wat het nieuwe EU landbouwbeleid betekent voor ontwikkelingslanden. In de tussentijd zou hij zich alvast meer kunnen verdiepen in de EU trukendoos. Ik zal hem daarbij een handje helpen.

Van exportsubsidies naar inkomenssteun

Het aandeel van de EU-begroting voor landbouw is in vergelijking met 1985 inderdaad gedaald van 75 procent tot ongeveer 40 procent. Is deze daling gemakkelijk en snel tot stand gekomen? Verre van dat. In de General Agreements on Tariff and Trade (GATT) handelsbesprekingen van de Uruguay-ronde (1986-1993) vertraagden vooral de EU en de Verenigde Staten de onderhandelingen door te weigeren hun eigen landbouwsubsidies te verlagen.

In diezelfde periode dwongen de westerse donoren de ontwikkelingslanden echter om hun economieën grondig te liberaliseren. De structurele aanpassingsprogramma’s van de Wereldbank en het IMF ontnamen overheden in ontwikkelingslanden de mogelijkheden om hun eigen landbouwsectoren te stimuleren met subsidies of te beschermen tegen goedkope importen. Vandaar dat de ontwikkelingslanden ook van de EU en de VS verlangden dat zij hun eigen landbouwsectoren gingen liberaliseren.

Geconfronteerd met bovenstaande logica zochten de EU en de VS naar een ander trucje en vonden dit in het systeem van directe inkomenssteun voor de boeren. In plaats van de exportsubsidies, zorgde deze inkomenssteun voor export van grote hoeveelheden agrarische producten onder de kostprijs. Met 42,9 miljard euro vormt het aandeel van directe steun ongeveer driekwart van het gehele EU-landbouwbudget in 2011.

Overspoeld

Intussen laten de EU en de VS de World Trade Organization (WTO) handelsbesprekingen in de Doha-ronde (2001-heden) voortkabbelen zonder enige overeenkomst. Het vastlopen van de Doha-ronde inspireerde de EU en de VS tot het toveren van een ander trucje uit de trukendoos; bilaterale handelsakkoorden met individuele landen of groepen landen. Wereldwijd zijn er al meer dan 300 regionale en bilaterale handelsovereenkomsten, die meer dan 30% van de wereldhandel omvatten. De EU en de VS zetten deze bilaterale handelsakkoorden met ontwikkelingslanden op om voorwaarden in te bouwen die ze niet kunnen bereiken in WTO-verband.

Een goed voorbeeld hiervan zijn de Economic Partnership Agreements (EPAs) die de EU wil afsluiten met de 77 voormalige Europese koloniën in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Zuidzee (ACS-landen).  De EPA’s moeten de vorige overeenkomst tussen de EU en de ACS-landen WTO-bestendig maken. De beoogde EPA’s vereisen echter dat de ACS-landen hun tarieven voor minstens 80% van importen vanuit de EU tot nul reduceren in de komende 15 jaar.

Dit is meer dan wat de WTO eist. Dus wanneer de ACS-landen besluiten om hun landbouwsector te beschermen, is er geen protectie meer tegen industriële importen vanuit de EU. En als ze hun industrie willen beschermen, worden ze overspoeld met grote hoeveelheden agrarische producten uit de EU, die onder de kostprijs kunnen worden geëxporteerd.

Onder druk gezet

De ACS-landen werden door de EU onder druk gezet om de EPAs te ondertekenen voor het einde van 2007. Van de zeven regio’s die onderhandelen met de EU heeft momenteel alleen de Caribische regio een volledige EPA ondertekend. Een twintigtal ACS-landen hebben slechts voorlopige, sterk onvolledige EPA’s ondertekend.  De meeste ACS-landen krijgen door dat de EPA’s voornamelijk in het belang zijn van de EU en hun eigen ontwikkeling kunnen blokkeren.

De EU is de grootste exporteur van verwerkt voedsel, de op een na grootste exporteur van melk- en varkensproducten en de op twee na grootste exporteur van pluimvee en tarwe. Bijna al deze producten profiteren van royale EU subsidies aan de boeren en de voedselverwerkingsbedrijven. Daarnaast zorgen de EPAs en andere EU bilaterale handelsakkoorden ervoor dat de markten van ontwikkelingslanden open liggen voor de import van overschotten van landbouwproducten uit de EU, als gevolg van de omvangrijke subsidies. Deze verdediging van de EU voedselindustrie gaat natuurlijk ten koste van lokale boeren en voedselverwerkingsbedrijven in de ontwikkelingslanden.

Hoebink stelde tevreden vast dat de exportsubsidies flink gedaald zijn. De inkomenssteun en EPA trucs van de EU zullen echter een potentieel nog desastreuzer effect hebben op boeren uit ontwikkelingslanden in de komende jaren. Daar maakt links zich dus, ook zonder Hoebink, druk over.

 

Auteur
Bert Meertens

Datum:
14 februari 2012