‘Nederland kan zich slecht mondiaal imago niet permitteren’

Om de discussie over de toekomst van de ngo-sector uit onze Hollandse polder te trekken, dit keer een artikel met een bredere blik. Hoe zit het met de relatie tussen ngo’s en de overheid in andere Europese landen? En hoe wordt er over de grens gedacht over financiële (on)afhankelijkheid van de sector? Een kijkje in de keuken van Duitsland, Ierland en Finland.

Alvorens in de thematiek te duiken, eerst even een korte achtergrondschets. Waarom is er specifiek voor deze drie landen gekozen? Kortgezegd: omdat ze alle drie erg interessant zijn. Duitsland is een zwaargewicht in de Europese Unie en heeft ontwikkelingssamenwerking (OS) hoog in het vaandel staan. De publieke opinie ondersteunt OS, en dan met name de ngo-sector. De overheid zelf geeft desondanks slechts 0.34% van haar Bruto Nationaal Product (BNP) uit aan ontwikkelingshulp.

In Ierland, waar de economische crisis – qua omvang te vergelijken met de situatie in Spanje – keihard op de schouders van de middenstand terecht komt, blijft de steun voor ontwikkelingshulp recht overeind staan, met het idee dat men ‘mensen moet helpen die het slecht hebben’.

En in Finland, waar het economisch ook niet voor de wind gaat, besluit de regering dat een sterk maatschappelijk middenveld – civil society – ten goede komt aan een sterke democratie, en verhoogt daarom het budget dat er aan de ngo-sector wordt besteed.

Steun vanuit de samenleving

Het beleid in Nederland is sterk aan het veranderen: er gaat steeds minder geld vanuit de overheid naar de ontwikkelingssector, en van dat budget gaat er ook steeds minder naar de civil society sector. Hoe zit dat in onze drie landen, en wat vinden de directeuren van de brancheorganisaties aldaar van de Nederlandse aanpak?

Heike Spielmans, de directeur van de Duitse brancheorganisatie VENRO (Verband Entwicklungspolitik Deutscher Nicht-Regierungs Organisationen e.v.), legt uit dat de sector in Duitsland helemaal niet afhankelijk is van overheidsgeld. ‘Veruit de meeste Duitse ngo’s zijn financieel onafhankelijk van de Duitse overheid. Dat is eigenlijk historisch altijd al zo geweest; de organisaties krijgen het grootste deel van hun budget via particulieren, en soms ook andere fondsen zoals de Europese Unie. Er is natuurlijk wel overheidssteun, en daar zijn we ook heel blij mee, maar dat gaat bij lange na niet over percentages zoals jullie dat in Nederland kennen. In 2010 ging er vanuit het overheidsbudget voor ontwikkelingshulp 6% naar de ngo-sector’, legt Spielmans uit. ‘Dat aantal wordt wel consequent hoger, maar dat gaat niet met grote sprongen.’

In Ierland gaat er juist wel een aanzienlijk deel van het overheidsgeld naar de ngo-sector. Hans Zomer, directeur van Dóchas, de Ierse brancheorganisatie voor ngo’s, vertelt dat er van het OS-budget van 639 miljoen dit jaar zo’n 100 miljoen naar de NGO sector gaat. ‘Dat is eigenlijk vooral uit historisch perspectief te verklaren’, vertelt Zomer. ‘Ierse ontwikkelingshulp is jarenlang gebaseerd geweest op missionarissenwerk, en dat is ook de structuur die het meest verankerd zit in het Ierse systeem. De publieke steun voor de OS- sector is daarom ook enorm groot. Ondanks dat de regering door de economische terugval op alle beleidsterreinen heeft moeten snijden op overheidsuitgaven, is dat de laatste drie jaar bij het OS-budget maar minimaal gebeurd. Het percentage van het BNP dat naar OS gaat is niet onder de 0,5% gekomen.’

In Finland wordt ondanks de economische crisis, die ook het Scandinavische land niet onberoerd heeft gelaten, juist een groter deel van het overheidsbudget aan ontwikkelingssamenwerking uitgegeven. Timo Lappalainen, de directeur van de Finse brancheorganisatie Kepa, legt dit uit: ‘Finland heeft harde economische klappen te verduren gekregen, maar het percentage Finnen dat een groter bedrag van ons belastinggeld aan ontwikkelingshulp wil besteden neemt alleen maar toe: op dit moment staat 80-83% van de Finnen achter een toename van het ontwikkelingsbudget’, aldus Lappalainen. ‘Dat komt doordat een sterk maatschappelijk middenveld een democratische rechtsstaat als Finland alleen maar kan versterken, en dat we dat uit humanitaire principes ook wereldwijd willen bevorderen. Dit vertaalt zich ook in het beleid van de overheid: Finland is een van de weinige landen waarbij de bijdrage aan de sector alleen maar is toegenomen. Op het moment gaat er 0.56% van het BNP naar de OS-sector.’

Nederlands beleid

En dan nu weer terug naar de polder. Wat vinden onze Europese gesprekspartners van het huidige beleid van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken om steeds minder geld uit te geven aan ontwikkelingshulp, en ook de subsidies aan de ngo-sector te beperken?

‘Vanuit Scandinavisch perspectief is deze aanpak niet te begrijpen’, reageert de Finse Timo Lappalainen. ‘Er is een overeenkomst tussen burgers, bedrijven, maatschappelijke actoren en staat die ten grondslag ligt aan onze democratie, namelijk: om de democratie in stand te houden, is een sterk maatschappelijk middenveld nodig. Die wordt vervolgens bevorderd door civil society actors, ook wel ngo’s, die burgerparticipatie hoog in het vaandel hebben staan. Deze groepen worden natuurlijk ondersteund met belastinggelden van onze burgers, wat zorgt voor een sterke samenleving en onderling vertrouwen’, aldus de Kepa directeur.

Hij vervolgt: ‘Dit vertaalt zich ook op het internationale gebied: vanuit een humanitair perspectief wordt internationale en intermenselijke solidariteit als vanzelfsprekend gezien. De steun voor internationale ngo’s is dan ook erg breed in Finland, en neemt zelfs alleen maar toe.’

‘Wat Lappalainen zegt, daar kan ik me in zekere zin bij aansluiten’, zegt Hans Zomer van de Ierse brancheorganisatie Dóchas. ‘Actief burgerschap is nodig, mensen moeten de regering kunnen dwingen hun verantwoording af te leggen. Het aanmoedigen van die participatie gaat natuurlijk niet middels het bedrijfsleven of door de regering zelf, maar wordt bij uitstek gedaan door ngo’s.’

Toch maakt Zomer een belangrijke kanttekening: ‘Dat wil alleen niet zeggen dat de ngo- sector het recht heeft op overheidsgeld – ik zie dat de Nederlandse ontwikkelingsorganisaties te gewend zijn geraakt aan subsidies. Desalniettemin hebben ngo’s wel de expertise die de overheid nodig heeft om de burger meer te betrekken. Ngo’s zijn daarom de beste optie die de regering heeft om een sterke democratie te bewerkstelligen, óók in ontwikkelingslanden. Het medefinancieren van de sector is daarom een slimme politieke zet.’

De directeur van de Duitse brancheorganisatie VENRO, Heike Spielmans, gooit het over een iets andere boeg. ‘De meerwaarde van de ngo-sector is hun onafhankelijkheid, en daar speelt ook financiële onafhankelijkheid een rol in. De geldschieter kan natuurlijk invloed uitoefenen op beleid door voorwaarden te stellen aan hoe, waar, en wanneer het budget wordt uitgegeven. De Duitse ngo-sector wordt dan ook maar voor een klein deel gefinancierd door de overheid. Dat gezegd hebbende, wil dat natuurlijk niet zeggen dat de overheid dan maar niet hoeft bij te dragen aan het maatschappelijk middenveld,’ vervolgt Spielmans. ‘Er is namelijk ook iets voor te zeggen dat de overheid juist vanwege het belang van de sector onze onafhankelijkheid zou moeten steunen door ons subsidies te geven zonder daar voorwaarden aan te verbinden.’

Reputatie

Vanuit alle windstreken kwam overigens een verhaal over de internationale reputatie van Nederland langswaaien. Een gedegen bijdrage aan internationale samenwerking, werd er door feitelijk alle geïnterviewden gezegd, is alleen maar goed voor Nederland als handelsland. Onze positie in de internationale rechtsorde en onze geloofwaardigheid als partner worden er alleen maar door versterkt, werd er gezegd, en vanuit die visie is het ook in het Nederlandse eigenbelang om te blijven investeren in de ontwikkelingssector.

Een voormalig medewerker van het Duitse GIZ (Deutsche Gesellschaft für Internationale Zusammenarbeit GmbH), het uitvoerende orgaan van de Duitse regering op het gebied van ontwikkelingshulp, bekritiseert de huidige Nederlandse ontwikkelingspolitiek: ‘De Nederlandse regering snijdt zichzelf hiermee ontzettend in de vingers. Je reduceert de mogelijkheden die je hebt om op internationaal niveau invloed uit te oefenen. Bovendien word je imago op het globale toneel er een stuk zwakker op, wat een klein land als Nederland zich eigenlijk niet kan permitteren’.

Ook Hans Zomer sluit zich hierbij aan. ‘Nederland en Ierland zitten wat dat betreft in hetzelfde vaarwater. We zijn allebei kleine landen die internationaal maar een beperkte rol kunnen spelen. Het opbouwen van vertrouwen, en het laten zien dat je een stabiele partner bent, ook in tijden van crisis, is dan essentieel. Dat is precies waar wij nu in Ierland mee bezig zijn: het investeren in je eigen geloofwaardigheid. Je moet laten zien dat men zelfs nu op je kunt rekenen, terwijl het nationaal economisch misschien ook niet voor de wind gaat. Daar pluk je op de lange termijn de vruchten van.’

 

En wat vindt u? Discussieer mee over het belang van de Nederlandse civil society, en laat een reactie achter op de nieuwsblog N van NGO.