‘Nederland luilak in ontwikkelingssamenwerking’

Nederland scoort slecht als het gaat om ontwikkelingssamenwerking (OS). Dit blijkt uit de ‘European Foreign Policy Scorecard’ van 2012. De European Council on Foreign Relations (ECFR) meten jaarlijks de prestaties van Europese landen in de omgang met de rest van de wereld. Mirjam van Reisen, professor aan de Universiteit van Tilburg, vindt niet dat we het slecht doen, maar dat Nederland juist meer moet inzetten op OS. ‘Nederland zou het initiatief moeten nemen door de armste landen aan het woord te laten.’

De European Foreign Policy Scorecard beoordeelt de prestaties van de 27 Europese lidstaten en de EU-instellingen op 80 beleidsterreinen vanaf 2010, rond de volgende kernthema’s:  (de verhouding tot) China, Rusland, de Verenigde Staten, breder Europa [Europese landen die nog geen lidstaten zijn, red.), Midden-Oosten en Noord-Afrika en multilaterale vraagstukken.

De verslechterde economische status van EU-landen vormde afgelopen jaren een uitdaging voor de ontwikkelingsstrategieën van regeringen. Ondanks bezuinigingen op het terrein van ontwikkelingssamenwerking blijft Europa wel de grootste hulpverstrekker ter wereld. De individuele lidstaten reageerden op verschillende manieren op de veranderende economische omstandigheden. Nederland ging bezuinigen op OS, terwijl Groot-Brittannië en Zweden hun budget voor hulp juist op hoog niveau wilde houden. Finland en Duitsland verhoogden hun budget, terwijl in Bulgarije het ontwikkelingsbudget zelfs werd verdubbeld.

Nederland wordt op de European Foreign Policy Scorecard nu gezien als slacker, oftewel ‘luilak’. Op de beleidsterreinen mensenrechtenbeleid van Rusland, klimaatverandering, internationaal recht, vredeshandhaving en hongersnood in Afrika wordt Nederland door ECFR wel aangeduid als leader. Aan deze terreinen besteedt Nederland veel aandacht.

Mirjam van Reisen, professor International Social Responsibility aan de Universiteit van Tilburg en directeur van Europe External Policy Advisors (EEPA) in Brussel. Op dit moment is zij bezig met een onderzoek naar de positie van China in Afrika.

Wat vind u ervan dat Nederland als slacker op de scorelijst staat als het gaat om ontwikkelingssamenwerking?

‘Het is misschien leuk voor de media maar het is feitelijk onjuist. Het is onredelijk om Nederland een luilak te noemen als je dit vergelijkt met de uitgaven op het gebied van ontwikkelingshulp. Wat ik wel vind is dat Nederland hier een kans mist om uit te blinken. Het is zonde om vanuit een goede reputatie terecht te komen in dit soort artikeltjes. Nederland heeft juist een voorbeeldfunctie op het terrein van ontwikkelingssamenwerking en die moet worden uitgebuit.’

Wat betekent de uitslag van dit onderzoek voor de positie van Nederland in de buitenlandse politiek?

‘Je moet bedenken dat we maar een klein landje zijn, en het buitenlandse beleid van de Europese Unie nu wordt bepaald door de sterkste Europese lidstaten. Ik vind dat Nederland er juist baat bij heeft om ontwikkelingssamenwerking meer prioriteit te geven. Zo kunnen we onze positie in de wereld versterken. Nederland zou het initiatief moeten nemen door de armste landen aan het woord te laten, en ons gaan inzetten op het luisteren naar de armste landen. Vanwege onze geschiedenis  en contacten in ontwikkelingslanden is dat mogelijk. Nederland kan zich sterk maken voor het perspectief van de armste landen in de Europese Unie, waardoor er niet alleen naar de sterkste nieuwe opkomende landen geluisterd hoeft te worden. We hoeven dan niet direct te concurreren met landen als Duitsland en Engeland in OS, maar wij staan dan voor iets nieuws wat ook veel te bieden heeft wat betreft economische samenwerking, toegang tot grondstoffen en markten.

Wij zijn volgens het onderzoek wel toonaangevend op andere gebieden, zoals klimaatverandering, mensenrechten en internationaal recht. Dat is toch ook belangrijk?

‘Jazeker, deze thema’s zijn heel belangrijk en eigenlijk allemaal gekoppeld aan OS. Ik vind het daarom ook problematisch dat in de internationale politieke besluitvorming van globalisering de armste landen worden uitgesloten. Nederland kan een verbinding maken tussen arm en rijk door democratisering in de internationale instituties zoals bijvoorbeeld de Verenigde Naties (VN) te stimuleren, binnen het kader van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) van de VN. Ik denk dat dit de kans is voor Nederland om de internationale gemeenschap democratischer te maken en wellicht onze eigen positie daarin ook te verbeteren.’

Sluit de visie over het ontwikkelingsbeleid van staatssecretaris Ben Knapen van Buitenlandse Zaken hier op aan?

‘Op een bepaalde manier wel, als hij het heeft over het maatschappelijke middenveld en burgerschap. Maar het gaat ook over goed bestuur. Dat benoemt hij wel, maar hij zegt niet duidelijk hoe zulk internationaal bestuur kan worden georganiseerd. Naar mijn idee zou dat moeten door de armste landen erbij te betrekken.’

Wat vind u verder van de bezuinigingen?

‘Het zijn domme bezuinigingen. OS is juist het veld waarin je als Nederland aanwezig moet zijn. Naast het feit dat OS ethisch gezien belangrijk is, is het economisch dom om te bezuinigen. Er wordt nu olie gevonden in Afrika en Azië neemt het daar over. Je moet het niet over laten aan de Chinezen. De keuzemogelijkheden voor ontwikkelingslanden worden nu verruimd door de aanwezigheid van China en Brazilië. Maar ontwikkelingslanden willen juist de hulp van Europa. De ACP-landen (voormalige Europese koloniën in Afrika, het Caribische en Stille Oceaan gebied, red.) roepen om onze good governance. Zij willen de Europese waarden, als goed beleid en democratie, om de kwaliteit van hun leven te verbeteren. Ik denk dat het verstandig is dat Nederland de concurrentie aangaat met China. Wij zijn sterk op het gebied van democratie en mensenrechten, China ligt daar ver op achter. Wij moeten de strategische kracht op die terreinen uitbuiten en verwerken in ons OS-beleid.’

 

 

 

 

Auteur
Esther van Ameijde

Datum:
13 februari 2012