
Myriam Vander Stichele: ‘Investeerders zijn geen engeltjes’
Op vrijdag 17 februari organiseerde de Land- en Tuinbouw Organisatie (LTO), de agrarische ondernemersorganisatie, een netwerkbijeenkomst van de sector Noord Internationale Samenwerking over de factoren die invloed hebben op de voedselprijs. De afgelopen jaren zorgde de crisis ervoor dat investeerders en beleggers op zoek gingen naar nieuwe mogelijkheden. Men ging speculeren in voedselproducten. ‘Mensen hebben honger omdat voedsel onbetaalbaar is geworden. Voedsel is een publiek goed en daar moet je als investeerder van af blijven’, aldus Myriam Vander Stichele, spreker bij de bijeenkomst en onderzoekster bij Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO).
Tijdens de bijeenkomst gaf Myriam Vander Stichele, onderzoekster bij SOMO, een inleiding over financiële investeringen in voedseltermijnmarkten. SOMO, een onafhankelijke not-for-profit onderzoeks- en netwerkorganisatie, doet nu een aantal jaren onderzoek naar de actieve actoren in het wereldwijde probleem van voedselspeculatie.
Vander Stichele legde uit dat een boer garantie wil voor de prijs voor zijn landbouwproduct. Daarom sluit hij contracten af met bedrijven die een vaste prijs kunnen garanderen. Deze ontwikkeling naar prijszekerheid zorgde voor de opzet van termijnmarkten (contracten die worden afgesloten om een product op een vaste datum tegen een vooraf bepaalde prijs af te nemen, red). Termijnmarkten zijn in de eerste plaats bedoeld om het risico op fluctuerende prijzen van landbouwproducten laag te houden. ‘Het speculeren met voedsel zorgt echter juist weer voor instabiliteit in de landbouwmarkt. Door speculeren gaan de prijzen van voedsel schommelen.’
Nieuwe spelers
Myriam van der Stichele: ‘Vanwege nieuwe actoren op de voedselmarkt bestaan contracten van termijnmarkten niet meer alleen tussen boer en eindgebruiker (zoals bijvoorbeeld Unielever), maar worden deze nu ook door banken (o.a. Rabobank), pensioenfondsen en multinationals verkocht en verhandeld. Dit gebeurt zowel op de beurs als achter gesloten deuren.’ Hierdoor is de transparantie bij de verkoop van contracten verdwenen, aldus Vander Stichele. ‘Er is vrijwel geen zicht op hoeveel contracten worden verkocht en door wie. Bovendien ontbreekt het aan regelgeving op termijnmarkten.’
Vander Stichele stelt dat er steeds meer bedrijven (waaronder Goldman Sachs), banken en pensioensfondsen zijn gaan investeren in voedsel. Hierdoor zijn steeds meer contracten opgezet, die op hun beurt frequenter worden opgekocht. ‘Hoe meer er wordt geïnvesteerd, hoe meer er wordt opgekocht’, zegt Vander Stichele. Door de toenemende vraag naar deze contracten zijn de voedselprijzen gestegen. ‘Er worden echter steeds meer contracten opgekocht zonder dat men kijkt naar wat er gebeurt op de markt. Banken en pensioenfondsen investeren zonder kennis te hebben van de landbouw. Hierdoor zijn de prijzen enorm gaan stijgen, en (de markt) onberekenbaar geworden. Bovendien worden er niet alleen contracten gekocht en verkocht, maar kopen investeerders zelf ook producten op.’
Negatieve effecten
Volgens Vander Stichele heeft deze praktijk negatieve effecten in ontwikkelingslanden. ‘Arme landen hebben maar weinig middelen om de prijs van voedsel te bepalen. Veel arme landen hebben geen toegang tot landbouwgrond en moeten voedsel importeren.’ Vanwege de onstabiele voedselprijs weten landen niet wanneer het verstandig is om producten te kopen.
‘Dit betekent dat ontwikkelingslanden vaak veel te veel moeten betalen voor producten. De producten worden doorverkocht aan supermarkten ter plaatse, waardoor uiteindelijk de consument een te hoge prijs betaalt. Mensen hebben honger omdat voedsel onbetaalbaar is geworden. Voedsel is een publiek goed en daar moet je als investeerder vanaf blijven.’
‘Ontwikkelingsorganisaties kampen met hetzelfde probleem. Er is te weinig informatie over wat er gebeurt op de landbouwmarkt. Organisaties als de VN kopen voedsel op voor bijvoorbeeld noodhulp en willen ook de laagste prijs betalen. Door het effect van speculatie op de voedselprijs is het geven van noodhulp soms onbetaalbaar.’
Oplossingen
Aan het einde van haar betoog noemde Vander Stichele een drietal oplossingen voor het probleem van voedselspeculatie. Zij vindt dat regeringen moeten ingrijpen door het toepassen van regelgeving op termijnmarkten. Dit moet het volgende inhouden: ‘Er moet meer transparantie komen, het probleem moet een duidelijke definitie krijgen en er moeten limieten komen op financiële speculatie van voedsel. Het probleem moet echter wel eerst erkend worden. Bewustwording is op dit moment dus de grootse zorg.’
Landje pik
Voedselspeculatie is verwant aan een ander probleem dat werd besproken tijdens de LTO bijeenkomst, namelijk dat van land grabbing (het opkopen of verpachten van grote stukken landbouwgrond in ontwikkelingslanden door nationale en transnationale bedrijven, overheden en individuen). Vander Stichele zei dat een deel van dezelfde financiële actoren die speculeren op de voedselmarkt, dat ook doen in de keten van land grabbing. Hierdoor krijgen voedselspeculanten internationale invloed op de verdeling van landbouwgrond waardoor zij eerder weten wat er speelt op de markt. Zij kunnen daarom nog meer invloed uitoefenen op de landbouwmarkt. ‘Wat hiervan het gevolg gaat zijn is onbekend. Willen financiële actoren alleen maar winst maken of zullen zij ook aandacht besteden aan duurzame productie?’
De tweede spreker op de bijeenkomst, Oane Visser, is assistent professor aan de Radboud Universiteit van Nijmegen en heeft onderzoek gedaan naar het fenomeen land grabbing. ‘Het proces van land grabbing is bijna niet bij te houden. Er zijn verschillende motieven waarom investeerders, voornamelijk bedrijven, land opkopen. Voor de voedselzekerheid van eigen bevolking (denk aan China), voor biobrandstoffen, commerciële belangen en omdat er vraag is naar voedsel dat uit andere regio’s afkomstig is. Hiervoor is landbouwgrond nodig.’
Gevolgen
Visser ging in op de effecten van land grabbing en specificeerde zich op Oost-Europa, met name Rusland en Oekraïne. Volgens hem is dit een regio die vaak over het hoofd wordt gezien: ‘Investeerders die land opkopen hebben vaak geen kennis van landbouw, wat negatieve ecologische gevolgen heeft. Er wordt namelijk vaak maar één product verbouwd. Bovendien zijn er financiële actoren die illegaal aan landbouwgrond proberen te komen. Hierdoor broeien er conflicten op. Het speelveld is namelijk heel ongelijk: voor een boer is het veel moeilijker om aan land te komen en producten te verkopen dan voor een multinational’, aldus Oane Visser.
De assistent professor uit Nijmegen benadrukte ook dat veel illegale kopers onbetrouwbare investeerders zijn: ‘Ze denken vanuit eigen belang en houden geen rekening met de mensen die er wonen. Hierdoor wordt sociale structuur in stand gehouden, vallen er ontslagen, ontstaan er conflicten en trekken de mensen massaal naar de steden, waar werkgelegenheid ook beperkt is.’
Ingrijpen?
Er bestaat maar weinig motivatie om het probleem aan te pakken, aldus Visser. ‘Land grabbing levert kapitaal op die enorme productiegroei kan geven. Daarnaast introduceren investeerders nieuwe technologie met als gevolg salarisverhoging. Bovendien heeft de financiële wereld zoveel macht en is zij zo complex dat mensen niet in opstand komen. Al zie je wel steeds meer boerenbewegingen samenkomen om tegenwicht te bieden.’
Vander Stichele: ‘Eigenlijk zou er weer helemaal anders geïnvesteerd moeten worden, omdat investeerders in hun eigen staart bijten vanwege hun gebrek aan kennis over de landbouw.’ Visser: ‘De landbouwmarkt kan niet worden beheersd met geld en techniek. Als het besef van de belang van kennis doordringt, kan er iets gaan veranderen.’
Lees hier de publicatie van het onderzoek van M. Vander Stichele en R. van Tilburg.