
Maarten Schinkel over ontwikkelingshulp: helder betoog maar merkwaardige conclusie
Afgelopen vrijdag schreef NRC columnist Maarten Schinkel een prikkelende column over ontwikkelingssamenwerking. Hoewel Schinkel de toon die Wilders in het debat inneemt te ver vindt gaan, vindt hij een fundamenteel debat over bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking wel noodzakelijk. Voormalig ICCO-directeur Jack van Ham reageert.
Door Jack van Ham
Graag mag ik de bijdragen van Maarten Schinkel in het NRC katern Economie lezen. Voor een niet deskundige op financiële en pensioenmarkten (wie is dat nog wel?) lezen zijn betogen en stukjes als een speer. Hij weet de gevoeligheden te duiden, uit te leggen en legt de vinger op de vele zere en tere plekken die deze markten hebben voortgebracht. Vaak een opluchting tussen het bombardement van analyses, cryptische uitleg en ondoorgrondelijke verhalen.
Afgelopen vrijdag ging het over ontwikkelingshulp.‘Hoe de globalisering het vloerkleed onder ontwikkelingshulp wegtrekt.’ Ook hier is hij helder en analyseert hij scherp door de bocht hoe geleidelijk het draagvlak onder ontwikkelingssamenwerking, toch decennia lang het stille compromis over links en rechts in de toen nog fatsoenlijke Nederlandse politiek, wordt onderuit getrokken. En min of meer terecht, althans volgens Maarten.
Door globalisering worden steeds meer oorspronkelijke ontwikkelingslanden rijk en is het probleem meer verschoven van arm land naar arme burgers die door falende herverdeling binnen landen niet mee kunnen profiteren van de nieuwe rijkdom. Dat doen voornamelijk de nieuwe elites en middenklasse. De zorg, aldus de redenering van Maarten, voor de armen (1 tot 2 dollar per dag) wordt overgelaten aan de rijke westerse landen met hun ontwikkelingsmoraal en geld. Hij heeft een punt, een sterk punt zelfs. Zelf pleit ik er al jaren voor om de herverdelingsproblematiek en corruptiebestrijding heel hoog op de ontwikkelingsagenda te zetten.
Tot zover kan ik meewandelen met Maarten. Bij zijn conclusies heb ik meer vraagtekens. Zijn conclusie dat als het verschil tussen traditioneel rijke en arme landen afneemt, en het verschil binnen rijke landen toeneemt, de noodzaak toeneemt om het ontwikkelingsgeld in te zetten voor de eigen arme bevolkingsgroepen, is toch wat merkwaardig. Eens ben ik het met zijn conclusie dat ontwikkelingsgeld niet naar landen dient te gaan waar het vooral de herverdeling is die moet worden aangepakt. Dat we daar de arme bevolkingsgroepen een steuntje in de rug zouden kunnen geven, laat ik even buiten beschouwing. De rijken en middenklasse dienen hier zelf hun verantwoordelijkheid te nemen.
Dat dat hergewonnen geld moet worden ingezet om de armen in rijke landen te helpen, vind ik een wat merkwaardige conclusie. De rijkdom van de in het Westen wonende elite is de afgelopen decennia astronomisch opgelopen. Voor het oplossen van die herverdelingsproblematiek moet je geen ontwikkelingsgeld inzetten, maar dezelfde moraal erop nahouden als je bepleit voor de nieuwe rijke voormalige ontwikkelingslanden.
De rijken hier dienen daarvoor hun verantwoordelijkheid te nemen. Dan kan ontwikkelingsgeld worden ingezet waarvoor het oorspronkelijk bedoeld is, namelijk voor de armste landen in de wereld die er nog niet in zijn geslaagd met hun bevolking een min of meer rechtvaardig en humaan leven te creëren.