
Vijf vragen aan Reinier van Hoffen
Zowel op de websites van The Broker, OneWorld en Vice Versa levert ontwikkelingsdeskundige Reinier van Hoffen, steevast interessante reacties. Vorige week maandag reageerde hij als eerste op de stelling van PhD student Willem Elbers dat ngo’s schizofreen zijn. Voor de discussie ‘De N van NGO’ interviewde Vice Versa deze ‘vaste commentator’. Vijf interessante vragen werden hem voorgelegd over de toekomst van het maatschappelijk middenveld. Van Hoffen: ‘Hopelijk heeft staatssecretaris Knapen bij het bereiken van zijn investeringsdoelstellingen aandacht voor sociaal kapitaal’.
1. In zijn opiniestuk schrijft Willem Elbers over de spagaat waar ngo’s zich volgens hem in bevinden. Elbers stelt dat ngo’s zich in hun handelswijze in toenemende mate een ‘managementlogica’ eigen hebben gemaakt, terwijl in de denkwijze nog een ‘sociale transformatielogica’ heerst. Hij zegt dat deze twee logica’s onverenigbaar zijn. Wat denkt u?
‘Ik denk wel dat deze twee logica’s te verenigen zijn, maar ze moeten wel gescheiden blijven in bepaalde delen van een ngo. Je kan niet de sociale transformatielogica en de managementlogica in dezelfde organisatiestructuur stoppen. Ik vind het een beetje een kunstmatig onderscheid. De twee logica’s komen soms namelijk op een ongezonde manier bij elkaar. Kijk bijvoorbeeld naar hoe het proces van de subsidieaanvraag voor het afgelopen medefinancieringsstelsel (MFS) was ingericht. In fase 1 moest je de vraag beantwoorden: ‘Op welke manier doet uw organisatie aan contextanalyse?’ Heb je ronde 1 gehaald, wordt in fase 2 een format voor contextanalyse aangeleverd door het ministerie, waardoor veel organisaties toch zijn verleid zich daar naar te richten en niet hun eigen systematiek door durven zetten…’
‘Dit is een typisch voorbeeld van hoe het beheersmatige, het managementdenken, wint van de eerste logica die Elbers beschrijft, en zo dus de eigenheid van de organisatie wegdrukt. Net als het gebruik van een nieuw format voor contextanalyse krijg je met een stapel voorwaarden te maken als je met de overheid samenwerkt. Ik denk dat er meer plek moet zijn voor de sociale transformatielogica.’
2. Kun je als organisatie echt onafhankelijk zijn als je overheidsfinanciering ontvangt?
‘Dat kan, en als maatschappelijk middenveld organisatie moet je het ook zijn. Anders ben je niet meer interessant voor de andere partijen (burgers en bedrijven) en verlies je op de lange termijn meerwaarde. Voorwaarden voor de hulp moet je meewegen in het accepteren van de hulp. Je hebt voor MFS een hogere score als je actief bent in de partnerlanden en je op de prioritaire thema’s richt, dus dan krijg je ook meer geld. De mate waarin je die bijkomende voorwaarden weet te verwerken in je aanvraag, bepaalt de hoogte van je subsidie.’
‘Dit betekent niet meteen dat je niet autonoom bent. Je moet het totaal van de organisatie overzien, de andere financieringsbronnen meerekenen. Juist daarom is het van belang om voor een groot deel middelen uit andere bronnen te halen en naast contact met overheden te zorgen voor een goede binding met burgers en bedrijven. Ik vind dat een gezonde ontwikkeling, zeker als je voor overheidsfinanciering inderdaad een behoorlijk voorwaardenpakket besluit erbij te nemen. Het belangrijkste bij overheidsfinanciering is dat ngo’s aan bepaalde kwaliteitsstandaarden voldoen voor hun organisatie. Qua uitvoering zouden ze – met inachtneming hun code of conduct – carte blanche moeten hebben. Zeker als de overheid een kritisch tegengeluid wil stimuleren, zou je de organisaties hun eigen prioriteiten moeten laten stellen.’
3. Is het de verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid om een kritisch maatschappelijk middenveld te financieren?
‘Wat is hier verantwoordelijkheid? Ik weet niet meer precies wie het zei, maar ik kan me de volgende zin herinneren: ‘Democratie wordt gekenmerkt door een overheid die tegengeluid wil ondersteunen’. Binnen een democratie moet de overheid dus kritisch kunnen reflecteren. Aan de hand daarvan moet het dan ook haar beleid aanscherpen. In het licht van de koers naar ‘wederzijds eigenbelang’ is een kritisch maatschappelijk middenveld natuurlijk gewenst. Het doel van internationale samenwerking is naar mijn mening het scheppen van internationale rechtvaardige verhoudingen; een gemeenschappelijk belang, dus niet eigenbelang. Maar als deze regering nog langer wil blijven zitten, moet zij luisteren naar alle geluiden uit onze brede samenleving, dus ook naar populistische geluiden. Ik denk overigens dat we ons met deze focus op eigenbelang niet echt populair maken.‘
4. Moeten zuidelijke ngo’s in de toekomst rechtstreeks vanuit de Nederlandse overheid gefinancierd worden of vanuit de Nederlandse ngo’s?
‘Niet direct vanuit de Nederlandse overheid, dan raak je namelijk de relatie kwijt. De belangen van de partijen zijn niet helemaal duidelijk. Zuidelijke ngo’s zullen moeite hebben om een overheidsorganisatie te vertrouwen omdat die ook de gesprekspartner is van de eigen overheid. Als die organisatie dan ook nog eens duidelijk aangeeft tevens voor een ‘verlicht eigenbelang’ te gaan, dan vraag ik me af wat voor ngo’s je aan tafel krijgt. Stel, een Nederlands bedrijf vestigt zich in Ethiopië en wil daar kassen plaatsen. Vakbonden zijn in Ethiopië nauwelijks aanwezig. Daarin zou de Nederlandse overheid dan vervolgens een dubbelrol kunnen hebben. Enerzijds het versterken van ondernemerschap en het genereren van arbeidsproductiviteit en export mogelijkheden die interessant zijn voor de Ethiopische overheid. Anderzijds kan de ontwikkeling van een maatschappelijk middenveld worden ondersteund door bijvoorbeeld de ondernemers te vragen een sociale dialoog op gang te brengen met hun werknemers en toeleveranciers. Of waar wetgeving dat toestaat de oprichting van een vakbond te financieren. De belangen zijn gewoonweg niet helder op dit moment. Het is noodzakelijk om het Nederlandse maatschappelijk middenveld in te schakelen bij – onafhankelijk van overheidsbemoeienis – het versterken van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden.’
5.Wat hoopt u dat er in het non paper van Buitenlandse Zaken staat?
‘Ik verwacht van staatssecretaris Knapen, als CDA politicus, dat hij een hart heeft voor het maatschappelijk middenveld. Het gaat hier om het maatschappelijk middenveld dat ruimte biedt aan ondernemerschap maar ook aan actief burgerschap. Daar is het CDA altijd voor gegaan en het zou heel raar zijn als Knapen daar nu niet voor zou gaan. Als hij zegt ‘we moeten bezuinigen, want we krijgen onze begroting niet rond’, dan snap ik dat het minder moet. Ook is het aan boord krijgen van de ondernemers belangrijk, maar wel in samenhang met het middenveld. Nou, laat dat dan zien in de kanalen waarin je wel investeert. Minister Verhagen moet met ondernemers aan de slag en als onderdeel van economic diplomacy ook aandacht hebben voor stabiliteit en een level playing field voor lokale ondernemers. De ontwikkeling van middenveld organisaties is daarbij cruciaal en zou ook door het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie uitgebreider aandacht moeten krijgen. Laat er in het non paper voldoende aandacht zijn voor sociaal kapitaal, wanneer daarin investeringsdoelstellingen worden geformuleerd.’
Reinier van Hoffen heeft bij verschillende ontwikkelingsorganisaties gewerkt, waaronder PSO, en is nu initiatiefnemer van ¥OURWORLD. Dit is een netwerk van experts in humanitaire hulp en ontwikkelingssamenwerking, gericht op het behoud van het maatschappelijk middenveld als speelveld voor betrokken burgers, bevlogen ondernemers en betrouwbare bestuurders.