Ideeën voor na de Millenniumdoelen?

Het Academiegebouw van de Universiteit van Utrecht was het toneel voor de achtste ‘Knowledge for Development Conference’. Het thema van de conferentie was veelbelovend: ‘Nieuwe donoren, nieuwe investeringen: nieuwe ontwikkeling? Voorbij de Millenniumdoelen’. Toch kwam pas tijdens de afsluitende discussie echt een toekomstvisie ter sprake.

Collegereeks

De conferentie in Utrecht begon ‘s morgens met een viertal hoorcolleges, met als overkoepelend thema: hoe gaan de ‘nieuwe donors’ als India en China om met bilaterale hulp, en hoe beïnvloedt dit het wereldtoneel? Zijn de Millennium Development Goals (MDGs) nog wel actueel, of moeten ze herzien worden?

In het licht hiervan spraken Aderanti Adepoju, (Human Resource Development Center, Lagos), Stephen Ellis (African Studies Center, Leiden), Yongjun Zhao (Rijksuniversiteit Groningen) en Maru Shete (LANDac, Ethiopië) de geïnteresseerden toe met hun visie op deze veranderingen op het internationale wereldtoneel. Adepoju sprak over de Chinese opvatting over Afrika: ‘China houdt zich bezig met zaken doen. Wat de consequenties ook zijn, wat het ook mag kosten. China maakt misbruik van de zwakke concurrentie in Afrika.’ Hij leek niet al te blij te zijn met de groeiende Chinese invloed op het wereldtoneel in het algemeen, toen hij uitriep: ‘What in this world is not Chinese?’

Yongjun Zhao, Chinese academicus met een goed netwerk in zijn thuisland, liet in zijn presentatie weten dat het onderwerp van Chinese ontwikkelingshulp in het Aziatische land zelf nauwelijks aan de orde komt en een ‘low profile’ heeft gehouden. Afrikaanse regeringen kiezen graag voor samenwerking met China, betoogde hij, omdat het makkelijker is om aan Chinees geld te komen dan Europese steun te krijgen. China houdt zich bezig met zakendoen, niet met politiek, aldus Zhao. ‘We moeten ook niet uit het oog verliezen dat in China zelf ook een groot deel van de bevolking onder de armoedegrens leeft en dat die aantallen zelfs toenemen. Er is een groot verschil tussen de arme en rijke delen van China zelf.’

Nieuwe donoren

Met die opmerking sloot zijn lezing mooi aan bij één van de workshops die tijdens de conferentie gehouden werden: ‘New Donors – New Aid – New Agendas’. India en China zijn zich als opkomende economieën in toenemende mate gaan bezighouden met economische- en ontwikkelingssamenwerking in met name Afrika en Azië. Vooral India is van deze nieuwe donoren een vreemde eend in de bijt: er leven meer mensen in armoede in India dan op het gehele Afrikaanse continent samengenomen, en het land ontvangt nog steeds ontwikkelingsgeld. Toch heeft de Indiase regering 5,7 miljard dollar aan ontwikkelingshulp aan Afrika toegezegd, een bedrag dat over een periode van drie jaar zal worden verdeeld. Volgens Bert Jacobs, docent aan de Universiteit van Antwerpen en spreker tijdens de workshop, halen China en India momenteel ‘meer grondstoffen uit Afrika dan Europa ooit gedaan heeft’.

De aanpak van China en India is wat betreft ontwikkelingshulp erg verschillend. Zo richt China zich meer op de opbouw van infrastructuur (een kritische deelnemer: ‘alleen maar om hun eigen grondstoffen beter te kunnen vervoeren!’) en legt India de focus vooral op training, opleidingen en ondernemerschap (het geven van studiebeurzen bijvoorbeeld), het zogenaamde capacity building.

Rol van een bescheiden Europa

Tijdens de conferentie is de rol van Europa vrijwel niet ter sprake gekomen. Pas bij de afsluitende discussie vroeg debatleider Annelies Zoomers (hoogleraar IDS aan de Universiteit Utrecht) de panelleden hun mening over de toekomstige rol van de EU. René Grotenhuis, directeur van Cordaid, wees erop dat de huidige crisis in Europa en in de ontwikkelingssector de mogelijkheid geeft tot vernieuwing. De scheiding tussen Noord en Zuid is verleden tijd volgens hem. Grotenhuis voorspelde dat vragen over de global public goods (zoals de klimaatproblematiek) het debat in de sector zullen domineren. Mirjam Van Reisen, professor aan de universiteit van Tilburg, stelde dat Europa minder moet preken en meer moet vechten voor Europese ideeën, zoals de welvaartstaat. Het panel (dat naast Grotenhuis en Van Reisen bestond uit Adepoju en Dorine van Norren van de Adviesraad Internationale Vraagstukken) was het erover eens dat de EU op gelijke voet moet gaan samenwerken met ontwikkelingslanden.

De discussie komt na een dag vol lezingen en beheerste uitspraken pas echt op gang als de zaal mee gaat doen. Een Aziatische studente vraagt zich af of een ontwikkelingsstrategie die een crisis als de eurocrisis brengt wel opgelegd kan worden aan andere landen. Een andere, Afrikaanse, deelnemer aan het congres benadrukte dat Afrikaanse landen als partners moeten worden gezien, en niet als arme sloebers of ‘dumping ground’. Zelfs als officiële ontwikkelingshulp zou stoppen, blijven Europa en ontwikkelingslanden nauw verbonden. In een vernieuwing van deze relaties moet dan ook geïnvesteerd worden.

Professor Adepoju uit Lagos herkent de betuttelende houding van Europa die een Afrikaanse student aanhaalt. Hij roept dan ook op om te werken vanuit het potentieel van ontwikkelingslanden en de dingen positief te bekijken. De Afrikanen zelf moeten ook hun overheden verantwoordelijk houden voor zaken als onderwijs en gezondheidszorg. ‘Decolonization of the minds’, een terugkerende kreet, moet volgens Adepoju aan twee zijden plaatsvinden. Afrikaanse landen moeten geloven in de eigen kracht en initiatief tonen. Europa moet de manier waarop zij omgaat met de ex-koloniën aanpassen. Grotenhuis: ‘Het wordt tijd dat Europa bescheiden wordt’.

 

De conferentie werd georganiseerd door International Development Studies (IDS, Utrecht Universiteit) in samenwerking met SID, FNV mondiaal, Hivos, IOB (Antwerpen) en LANDac.

Auteur
Anne Manschot

Datum:
30 januari 2012