
De ethiek van de ontwikkelingsinterventies door NGO’s
Er kan wel degelijk een negatief aspect zitten aan het Nederlandse maatschappelijk middenveld dat met veel geld het lokale maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden komt ondersteunen. Dat schrijft oud-topambtenaar Paul Hassing in zijn nieuwe opiniebijdrage. Is het niet belangrijker dat lokale maatschappelijke organisaties hun wensen bij de overheid neerleggen en daar de oplossing zoeken? Tenslotte is ook een maatschappelijke organisatie gebaat bij een sterke overheid.
Door Paul Hassing
Sinds de twee bijeenkomsten van alle Nederlandse ngo’s in Ede in 2008, waar het de bedoeling was om van gedachten te wisselen over de toekomst van het maatschappelijk middenveld, is de interne discussie over rol en noodzaak van het middenveld binnen ontwikkelingssamenwerking niet veel opgeschoten.
Het WRR rapport ‘Minder pretentie, meer ambitie’ (2010) heeft geconcludeerd dat het NGO model zijn langste tijd gehad heeft, maar dit heeft vooral defensieve reacties uit het veld opgeleverd. Het rapport zou teveel over economische groei gaan en te weinig oog hebben voor de cruciale rol van het maatschappelijk middenveld. De sector vond dat het vooral een kwestie was om de boodschap nog duidelijker voor het voetlicht te brengen; een kwestie van de afdeling marketing nog eens goed naar de communicatie strategie te laten kijken. Insiders wisten toen al dat deze discussie in het teken stond van de op handen zijnde subsidieverstrekking voor het middenveld, de zogenaamde MFS II. Geen van de bestuurders die het risico wilde lopen om met uitspraken een korting op te lopen, gewend als men was dat er van alles in Den Haag ‘te regelen’ valt.
Maar sinds kort komen de nuances naar boven en durven sommige bestuurders een eerste kritische reactie te laten horen, ja komen zelfs met een eerste koerswijziging. Ze nemen op de koop toe dat ze door de sector worden bekritiseerd. Hulde! Een hele verademing bij de defensieve opstelling van organisaties als Hivos, OxfamNovib, BothEnds, UNICEF en al die anderen die vooral hun eigen boodschap herhalen.
Maar de essentiële uitdaging is en blijft wat de nieuwe rol van het maatschappelijke middenveld moet worden. Wat is er veranderd en hoe daarop in te spelen?
Over welk maatschappelijk middenveld hebben we het eigenlijk?
Het maakt nogal verschil of de discussie gaat over de rol van het Nederlandse maatschappelijk middenveld als onderdeel van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid of over de rol van het maatschappelijk middenveld in een willekeurig ontwikkelingsland. Deze rollen zijn namelijk niet identiek.
In nogal wat ontwikkelingslanden staat de ontwikkeling van het middenveld nog in de kinderschoenen en wordt het oprichten en ontstaan van lokale organisaties nogal eens afgedwongen (60% in bijvoorbeeld Uganda) door de behoefte van bijvoorbeeld onze Nederlandse ngo’s aan een counterpart. Ook zien nogal wat lokale deskundigen de mogelijkheid om een ngo op te richten omdat het gezien wordt als een kans om op die manier internationale middelen binnen te halen en zichzelf en anderen van leuk werk te verzekeren. Deze organisaties hebben geen maatschappelijke verankering in hun eigen samenleving, noch weten ze middelen te genereren uit hun eigen, rijke deel van de samenleving.
Natuurlijk dient hier enige nuancering aangebracht te worden omdat het ene ontwikkelingsland niet zomaar met het andere vergeleken kan worden en er substantiële verschillen bestaan. En natuurlijk is er niets tegen individuele initiatieven van energieke en slimme mensen, maar daarmee is nog niet vastgesteld dat dit de manier is om een lokaal maatschappelijk middenveld te ondersteunen.
Ik heb eerder op Vice Versa trachten uiteen te zetten dat de rol van het Nederlandse maatschappelijk middenveld steeds meer is gaan lijken op die van een onderaannemer van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid: meebuigen met de laatste thematische prioriteiten, interventies beperken tot het laatste landenlijstje en vooral als het braafste meisje van de klas voldoen aan de nieuwste regels en procedures van het ministerie.
Hiermee wordt het Nederlandse middenveld de facto een verlengstuk van de Nederlandse overheid en is het met de onafhankelijkheid (grotendeels) gedaan. Dit is een langzaam proces geweest van jaren.
Misschien dat we ook wel tot de conclusie moeten komen dat de bestaande filosofie van veel Nederlandse ngo’s om een stem aan het Zuiden te geven hier in Nederland aan wat er daar mis is, achterhaald is. Misschien dat de Arabische lente ons heeft geleerd dat het er vooral om gaat om mensen een stem te geven in hun eigen land, bij hun eigen regering, bij het bedrijfsleven. Of een stem hier maar dan gericht op de inconsistenties van ons nationale en EU beleid. En dat het concentreren op nog een waterput of ziekenhuis ons het perspectief op de noodzaak van het emanciperen van bepaalde groepen in de samenleving heeft ontnomen. Dat het beleid te technocratisch is geworden, teveel is gericht op beperkte resultaten.
Welke ethiek volgt het maatschappelijk middenveld?
Tijdens de kerstperiode heb ik eindelijk het boek ‘Congo’ gelezen van David van Reybrouck dat al zes maanden op mijn bureau lag. In dit boek schetst hij op overtuigende wijze de ontwikkelingen van dit immense land in centraal Afrika sinds 1884. Mijn vriend wilde drie maanden lang na het lezen van dit boek even niets meer weten van internationale samenwerking. Die tijd had hij nodig om het boek een plaats te kunnen geven. Van Reybrouck beschrijft hoe het bedrijfsleven en de internationale ngo’s de zaken regelen in Kivu en sommige andere delen van Congo.
Ik moest ogenblikkelijk denken aan al die Nederlandse ngo’s die nu in sneltreinvaart mensen zoeken voor Afghanistan, Zuid Soedan, Somalië en Haïti. Landen waarvan zij vinden dat de overheid afwezig is en er toch veel moet gebeuren. Wat vroeg ik me af, als al die mensen nou eens gingen werken voor de overheid met de middelen van al deze organisaties? Zou het dan niet binnen de kortste tijd veel beter gaan met de effectiviteit van de overheid? Wat is de waarde van een opmerking nog van Oxfam als zij stelt dat de voortgang in Haïti beperkt wordt door de afwezigheid van de overheid? En wie helpt de overheid? Oxfam? Nee, die investeert al zijn middelen in het lokale maatschappelijke middenveld.
Welke ethiek om te interveniëren hanteert Oxfam hier? De ethiek van de inzamelingsactie, snel veel geld ophalen omdat er zoveel acute leed is? Het is makkelijk om de oorzaak bij een falende staat neer te leggen, waarvan alle infrastructuur verloren is gegaan en dossiers niet terug te vinden zijn.
Maar deze ethische vraag kan ook gesteld worden ten aanzien van zoiets simpels als de drinkwatervoorziening. Miljarden mensen lijden onder een slechte drinkwatervoorziening en dagelijks gaan veel kinderen daaraan dood. Ja toch? Dus maatschappelijke organisaties ….. werk aan de winkel! Ga met de dorpen in overleg hoe dat georganiseerd kan worden want de overheid krijgt deze klus niet geklaard. Maar is dat de goede aanpak? Is het niet zo dat drinkwater een publieke dienst is en dat het ondenkbaar is dat op middellange of langere termijn drinkwatervoorziening in particuliere handen blijft?
Nergens op de wereld is dit in private handen om de simpele reden dat daarmee een monopoliepositie wordt geschapen. Waarom niet overleg met de overheid aangaan over de noodzaak van een betere drinkwatervoorziening en de overheid betalen voor het aanbrengen van die voorziening? Inderdaad, samenwerken met de (lokale) overheid op dit punt ligt veel meer voor de hand. De overheid dit werk uit handen nemen lost echt niet veel op. Dat zal er vooral toe kunnen leiden dat de overheid achterover leunt en verleid wordt te klagen over de geringe internationale ondersteuning.
Wat ik hiermee duidelijk wil maken, is dat er wel degelijk een negatief aspect kan zitten aan het Nederlandse maatschappelijk middenveld dat met veel geld het lokale maatschappelijk middenveld komt ondersteunen. Dat gaat nogal eens ten koste van de rol van de overheid. Van Reybroeck weet dat in zijn boek heel overtuigend neer te zetten.
Is hier een fundamentele discussie niet op zijn plaats over welke relatie het maatschappelijk middenveld heeft ten opzichte van de overheid en publieke diensten? Is het niet belangrijker dat lokale maatschappelijke organisaties hun wensen bij de overheid neerleggen en daar de oplossing zoeken. Tenslotte is ook een maatschappelijke organisatie gebaat bij een sterke overheid, niet bij een zwakke zoals nu wel eens impliciet wordt gesuggereerd. In dat licht kan ook de huidige vrijage met het bedrijfsleven in een ander perspectief worden gezien. Nu is het vooral ingegeven om ander financiële bronnen aan te boren, maar het gaat voorbij aan de vragen over de ethiek van de eigen interventies. Ook de vraag wanneer het moment is aangebroken om een duidelijke uitvoerende rol af te bouwen, zou in dat kader nader onderbouwd kunnen worden.
Hoe kan de onafhankelijkheid van het Nederlandse middenveld hersteld worden?
Het antwoord zou simpel kunnen zijn. Door geen subsidie van de overheid meer te ontvangen en alleen uit te gaan van eigen donaties. Voor een of twee politiek partijen in Nederland klinkt dit als muziek in de oren. Maar ook het Nederlandse beleid en de meeste politieke partijen vinden mensenrechten, democratisering, vrije pers, toegang tot informatie, eerlijke verkiezingen, ingrijpen in noodsituaties, coherentie en een onafhankelijke rechtspraak van groot belang. Zaken die in een bilateraal kader moeilijk gerealiseerd kunnen worden omdat ambassades nou eenmaal binnen de grenzen van de lokale, nationale politiek moeten opereren en dus geneigd zijn een eigen censuur op te leggen. Ook andere nationale Nederlandse belangen (bedrijfsleven, gedetineerde Nederlanders, verwerven van internationale steun) kunnen daardoor in het gedrang komen. De bovengenoemde belangen kunnen ook niet gerealiseerd worden via het multilaterale kanaal omdat dat kanaal vaak vergelijkbare belangen heeft. De maatschappelijke organisaties zijn daarvoor het beste gepositioneerd.
De onafhankelijkheid van het middenveld kan ook versterkt worden door meer aandacht te besteden door het coherentievraagstuk in Nederland en de EU aan de kaak te stellen. Ik heb hier eerder een artikel over geschreven. Niet dat het nu helemaal niet gebeurt, maar het is beperkt in omvang. Is deze beperking zelf opgelegd om onze regering niet teveel voor de voeten te lopen omdat anders de klassieke subsidies worden misgelopen? Is hier niet een ongrijpbare hand maatgevend resulterend in een vorm van eigen censuur?
Wat te doen met de thematische ngo’s? Wat wordt hun rol?
Hiermee bedoel ik die organisaties die een thematische focus hebben: Aqua for all, Flying doctors, IUCN, etc. Deze organisaties zijn in het verleden door de bewindspersonen van dat moment en zijn ambtenaren verleid om snel invulling te geven aan een nieuwe politieke prioriteit.
Het bilaterale kanaal is daarvoor veel minder geschikt. Mijn eigen ervaring gebiedt mij dit te erkennen, hoe cynisch dit ook moge klinken. Echter, met het instellen van het MFS I en II programma kan bijna geen Nederlandse organisatie nog inspelen op de nieuwe prioriteiten van de huidige parttime staatssecretaris. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat vooral het bedrijfsleven van de nieuwe prioriteiten gaat profiteren.
De meeste thematische ngo’s zijn voor hun bestaan bijna volledig afhankelijk van subsidie van de overheid. Ze zijn nu veelal ‘ondergedoken’ in de afgedwongen consortia, maar of dat een lang leven beschoren blijft valt te bezien. Ook Knapen wil waarschijnlijk dat deze thematische organisaties zich op termijn concentreren rond de vijf thematische kenniscentra. Dat betekent dan exit voor een aantal organisaties met een andere thematische oriëntatie.
Ligt het dan voor de hand dat deze organisaties een eigen niche zoeken binnen de thematische thema’s? Niet langer uitvoerend, maar ondersteunend aan maatschappelijke vraagstukken zoals democratisering, mensenrechten, coherentie en dergelijke? Vragen die om een antwoord vragen.
Hoe kan er een meer volwassen en gelijkwaardige relatie ontstaan tussen het middenveld hier en daar?
Het stellen van deze vraag betekent het ondersteunen van de stelling dat deze relatie nu niet volwassen en gelijkwaardig is. Er zullen organisaties zijn, zoals Hivos en Oxfam, die dit ontkennen. Die niet nalaten te benadrukken dat dit precies hun uitgangspunt is. Maar praktijkmensen weten dat dit maar gedeeltelijk juist is, maar voor een klein gedeelte zelfs juist.
Op een zeepkist tijdens die bewuste bijeenkomst in Ede, heb ik met een collega beweerd dat de middelen net zo goed door de ambassade kunnen worden verdeeld en beheerd. Daarvoor is geen makelaarsrol van de Nederlandse ngo’s nodig. Daarop werd toen afkeurend gereageerd, niet door de minsten of geringsten uit de sector: ambtenaren kunnen dit niet, dit kost arbeidsplaatsen in Nederland, dat zal nooit gebeuren, dat ‘regelen’ we wel in Den Haag en nog meer van dat soort opmerkingen.
Nu drie jaar later, ben ik van mening dat niet alle ondersteuning perse via de ambassade hoeft te lopen. Het zou ook via de nationale overheid kunnen lopen omdat daarmee de nationale overheid impliciet gesteund wordt om hun eigen ngo’s een maatschappelijke rol toe te kennen. Iets waar ze zich nu nauwelijks mee bezighouden, maar waar vanuit een perspectief van emancipatie en transparantie veel voor te zeggen is. Natuurlijk zouden de meer politiek gevoelige interventies beter via het Nederlandse maatschappelijke middenveld kunnen lopen.
Blijft er nog de typisch Nederlandse vraag over hoeveel middelen er dan nog aan het maatschappelijk middenveld besteedt moet worden. Is deze vraag echt relevant? Is het antwoord op deze vraag niet de resultante van een herbezinning? Maakt het nou echt veel uit hoeveel geld er beschikbaar komt als blijkt dat het huidige concept achterhaald is? Is de tijd niet voorbij dat een discussie alleen maar kan plaatsvinden als eerst steun geuit wordt aan het handhaven van het budget? Daarmee hebben wij, de sector, onszelf te lang in een catch 22 houding gegijzeld. Uit die knellende omhelzing moeten we ons bevrijden en snel graag.