
Wat drijft de ontwikkelingswerker?
Voor haar boek Grenzeloos Gedreven en voor Vice Versa sprak freelance journaliste Janneke Juffermans verschillende ontwikkelingswerkers. Wat maakt dat mensen voor dit werk kiezen? Bij de meeste mensen speelt een combinatie van motieven, aldus Juffermans. Met een psychologische blik probeert ze naar deze motieven te kijken en ze te verklaren.
Door Janneke Juffermans
Sommige mensen werken in deze sector vanuit een hulpcomplex. Dat wil zeggen dat je eigen problemen en kwetsbaarheid ontkent en deze projecteert in de ander. Je houdt elkaar op deze manier in een greep want de helpende heeft de geholpene net zozeer, of misschien nog wel meer nodig dan andersom. Als het te goed gaat met degene die je probeert te helpen, gaat er iets mis en zal je waarschijnlijk je best gaan doen om de geholpene weer terug in zijn rol te duwen. Hoewel dit hulpcomplex als motivatie op persoonlijk niveau misschien steeds meer naar de achtergrond verdwijnt, zijn de uitwerkingen ervan nog volop aanwezig in de sector. Je ziet het bijvoorbeeld in de manier waarop nog steeds geld geworven wordt voor ontwikkelingsprojecten, namelijk door slachtoffers te portretteren.
Je ziet het ook in de defensieve manier waarop soms op kritiek op de sector of ontwikkelingsinterventies wordt gereageerd. Als het goed doen en helpen zo verweven is met je identiteit of zelfbeeld, dan word je defensief als iemand zich afvraagt of wat jij doet wel zo goed is. Je ziet het soms ook bij mensen die ‘net beginnen’ zoals soms bij particuliere initiatiefnemers, die zich met hart en ziel inzetten, maar erg verontwaardigd zijn als hun hulp niet op prijs wordt gesteld of anders geïnterpreteerd wordt. En tenslotte valt het op bij het objectiveren van de ‘doelgroep’. Of het nu verkrachte vrouwen, of hongerslachtoffers zijn. Niemand wil samenvallen met anderen op basis van één aspect van zijn persoonlijkheid of geschiedenis. Ieder mens is meer dan dat, toch worden mensen vanuit het hulpcomplex vaak geobjectiveerd en op basis van een gemeenschappelijk ‘slachtoffer’ kenmerk gegroepeerd.
Dit hulpcomplex-motief is ook een motief dat je op een gegeven moment erg cynisch kan maken, denk ik. Want de werkelijkheid blijkt weerbarstiger en uiteindelijk zul je ook je eigen ontkende problemen onder ogen moeten zien.
Een ander motief dat ik veel hoorde is een sterk gevoel voor rechtvaardigheid. Veel mensen die dit motief als hoofdmotief aangeven, hebben dit in hun beleving altijd al gehad. Als kind kwamen ze al op voor kinderen die gepest werden op het schoolplein. Of ze waren actief in de leerlingenraad om de belangen van leerlingen te vertegenwoordigen. Dit motief is een sterk motief, alleen heeft mijns inziens het gevaar van het morele gelijk. Mensen die op de barricades staan voor rechtvaardigheid en zelf ken ik dit gevoel ook maar al te sterk, gaan soms erg uit van hun eigen definitie van rechtvaardigheid en het is de vraag of ze daarmee altijd recht doen aan degene voor wie ze opkomen. Zo vertelde Allen Assimwe, de Ugandese advocate die ik interviewde voor idealen, dat zij bij huiselijk geweld vaak denkt aan scheiden en een passende straf voor de echtgenoot. De vrouw in kwestie voelt zich daar niet altijd mee geholpen. Allen heeft geleerd om haar definitie van rechtvaardigheid aan te passen aan de behoefte van haar cliënt. De morele verontwaardiging over onrecht is echter een sterke drijvende kracht en volgens mij positief.