
Tanzania 50 jaar onafhankelijk en nummer 3 in lijst ‘bedellanden’
professor politicologie Max Mmuja
Precies 50 jaar geleden werd Tanzania (toen nog Tanganyika) onafhankelijk van Groot-Brittannië. Drie jaar later werd Zanzibar erbij gevoegd en heette het land The United Republic of Tanzania. Eva de Vries, redacteur bij lokaalmondiaal, is in Tanzania en hopt van interview naar interview. Zoekend naar antwoorden op vragen rondom het huidige internationale donoroerwoud in Tanzania en de Nederlandse rol daarin, leert ze steeds meer over het land en haar (hulp)geschiedenis. Vijftig jaar onafhankelijk. Een mooi moment om (heel voorzichtig) de stand van zaken op te maken.
Door Eva de Vries
De nummer 3 bedelaar
“Tanzania top beggar after war-torn Iraq and Afghanistan” kopte de Tanzaniaanse krant The Citizen dinsdag 6 december, refererend aan een zojuist uitgekomen rapport van Visual Economics. De grote vraag is waarom het land nog steeds zo arm is terwijl het enorme hoeveelheden hulp ontvangt en het over zoveel natuurlijke resources beschikt. Tanzania staat op nummer 152 (van de 184) in de Human Development Index en een derde van de bevolking leeft nog steeds onder de armoedegrens.
Ujamaa, Afrikaans socialisme
De grootste Afrikaanse bedelaar. Dat is niet bepaald wat Julius Nyerere voor ogen had toen hij Tanganyika vijftig jaar geleden naar onafhankelijkheid leidde. Integendeel. Nyerere was een enthousiaste aanhanger van ujamaa (één familie), het Afrikaans socialisme. “Hij pleitte voor een sterke eenheid met één officiële taal (Swahili), een arbeidsproductieve bevolking, gelijkheid, vergroting van de export, nationale verantwoordelijkheid en zo min mogelijk buitenlandse hulp”, vertelt professor politicologie Max Mmuja in zijn rommelige kantoortje, uitkijkend over de campus van de Universiteit van Dar es Salaam.
Donordarling
Westerse academici en donoren waren in de ban van Nyereres aanpak en stonden te trappelen om Tanzania te gebruiken als playground voor ontwikkelingsexperimenten en hulpprojecten. “De stranden, de mooie natuur en het fijne klimaat maakten het land nóg aantrekkelijker”, zegt Salum Awadh, ontwikkelingsconsultant, met wie ik aan de praat raak in een restaurant down town Dar es Salaam. Ujamaa kende ook een minder positieve kant. Het eenpartijstelsel, vermissingen van opponenten en dwangmatige productie van gewassen voor het nationaal belang veroorzaakte veel verzet onder de bevolking. De instabiliteit nam toe en uiteindelijk werden een teruglopende economische groei en conflicten met invloedrijke organisaties zoals de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds Nyerere fataal. Hij trad af in 1985. Nyereres aftreden betekende het einde van het Afrikaans socialisme in Tanzania. Vanaf dat moment nam de intocht van bilaterale en multilaterale hulporganisaties, internationale bedrijven, ngo’s en particuliere projecten exponentieel toe. Een meerpartijenstelsel werd geïnstalleerd, de export stagneerde en het land stak zich rijkelijk in de schulden. “En zo werd Tanzania één van ’s werelds grootste donordarlings”, vertelt Awadh met een lichte cynische ondertoon.
Slecht leiderschap
Waarom lijkt er zo vooruitgang te zijn geboekt sinds Tanzania’s onafhankelijkheid? Deze vraag is een hot topic tijdens mijn interviews en ook op straat hebben mensen snel een mening paraat. “Tanzania is een mooi land en erg vreedzaam in vergelijking met haar buurlanden”, begint een bajaji chauffeur, “maar onze leiders kunnen wat mij betreft sterven”. Ook de hoger opgeleide Tanzanianen die ik spreek hebben geen hoge pet op van president Kikwete en zijn gevolg. “Onze elite buit de arme bevolking uit. Ze zijn ontzettend corrupt en denken alleen maar aan hun eigen macht en rijkdom”, stelt Mmuja. “Het gat tussen arm en rijk wordt steeds groter. Onze ministers hebben ieder drie grote Japanse auto’s, meerdere huizen en bovenop hun riante salarissen krijgen ze ook nog eens grote bonussen. Het is echt absurd”.
Garden of Eden
“Tanzania is letterlijk the garden of Eden. Alles hebben we hier: een goed klimaat, vruchtbare bodem, goud, gas, olie…”, vertelt Abdu Simba, consultant, terwijl hij een slok van zijn cappuccino neemt in een van de vele koffiebars in Dar es Salaam. “En dan nog krijgen we zoveel hulp! Tanzania is even still in the running towards becoming the world’s greatest beggar”, grapt hij, refererend aan het krantenartikel in The Citizen en het televisieprogramma ‘America’s Next Top Model’. In een chique bar in Masaki, Dar es Salaam’s luxueuze ‘expat-bunker’, stelt Janet Mbene (een trotse econoom met jarenlange ervaring in de ontwikkelingssector) dat het tijd wordt dat Tanzania het heft in eigen handen neemt. “We hebben de mensen en we hebben de resources. We hebben al die donoren niet nodig. Ik ben het zo zat om een bedelaar te zijn”.
Belang van export
Ondanks de negatieve waardering van de regering is er toch reden voor een optimistische kijk op de toekomst. Om tegenwicht te bieden aan het slechte leiderschap is het noodzakelijk dat de bevolking mondiger wordt: “Er moet meer bewustzijn gecreëerd worden, mede door onderwijs en de media. Burgers moeten hun regering verantwoordelijk kunnen houden”, zegt Mbene. Daarbij moet de regering zorgen dat belasting op een effectievere manier geïnd wordt en dat ook de informele economie hieraan bijdraagt. “Als alle belasting keurig binnen gehaald wordt hebben we helemaal geen buitenlandse donoren meer nodig!” stelt Mbene. Verder moet Tanzania voorzichtig zijn met buitenlandse investeerders en zich vooral zelf op de export richten. “Belangrijk is dat we volledig Tanzaniaanse producten gaan exporteren. Onder Nyerere was dit de norm, maar nu worden vooral raw products verkocht, en meestal niet eens door ons zelf”, benadrukt Mmuja.
Alle donoren het land uit?
Over de vraag of buitenlandse donoren helemaal het veld moeten ruimen zijn de meningen verdeeld. Mbene denkt dat alle bilaterale donoren zich moeten terugtrekken. ngo’s die werkzaam zijn in de rurale gebieden kunnen wat haar betreft blijven. Zij moeten zich vooral gaan richten op capaciteitsopbouw van lokale organisaties en bedrijven. “Waarschijnlijk wordt het eerst een drama, maar komen we er veel sterker uit”. Awadh deelt deze gedachte: “Zolang we onze eigen resources beheren en ons richten op investeringen en economische groei, zijn we over tien jaar een middle-income country.” Nederlands ambassadeur Ad Koekkoek onderschrijft de potentie van Tanzania maar schat de kans dat het land het redt zonder de internationale donoren klein in: “Na decennialange afhankelijkheid van buitenlands hulpgeld is het wel heel makkelijk gezegd dat Tanzania nu wel ‘op eigen benen kan staan’. Mogelijkheden zijn er zeker, maar het is een proces en er is nog een lange weg te gaan.”