
Interview Manuela Monteiro deel 2: ‘Hopen op een herwaardering van onze rol’
Vandaag deel twee van het interview met Hivos-directeur Manuela Monteiro. Hoe ziet de internationale hulparchitectuur er over vijf jaar uit? En wat vindt ze eigenlijk van staatssecretaris Knapen? ‘Knapen zou heel goed passen bij Hivos. Wij zijn ook van de nuance.’
In het eerste deel van het interview riep Manuela Monteiro op tot een terugkeer voor de passie van het vak. Ook keken we al even naar de toekomst van Hivos. Daar haken we in dit deel verder bij aan. Monteiro vertelde ook dat Hivos inmiddels ruim 40 procent van haar inkomsten uit externe donoren haalt, zoals de Verenigde Naties. Is het rapporteren bij deze donoren eigenlijk makkelijker dan bij de Nederlandse overheid? ‘Dat hangt er helemaal vanaf’, zegt ze. ‘Bij het Global Fund tegen HIV/AIDS en malaria is het zeker niet eenvoudiger. Het is op dit moment een van de grote financierders van Hivos, maar de rapportagevereisten zijn een crime in het kwadraat! Wel is deze ondersteuning een goed voorbeeld van thick solutions, je praat hier namelijk over de aanpak van de AIDS problematiek op nationaal niveau, waar veel partijen, waaronder onze partners, bij betrokken zijn.’
‘Andere fondsen zijn minder ingewikkeld. Buitenlandse grote fondsen hechten er wel veel waarde aan dat je je activiteiten goed in kaart brengt en leert van wat wel en wat niet werkt. Dat zou een les voor Nederland kunnen zijn. Het monitoren van processen dus. Niet op safe spelen maar leren van wat goed en fout gaat. Nadruk op evaluatieve monitoring, op ruimte voor leer- en kennisprocessen. Maar ik wil eigenlijk wel graag terug naar het Nederlandse veld, want ook de overheid is voor ons een belangrijke donor. Jarenlang zijn ontwikkelingsorganisaties echt een bondgenoot voor de Nederlandse overheid geweest in de strijd tegen armoede en onrecht.’
Voel je dat nu nog steeds zo?
‘Nee, wat dat betreft is dat bondgenootschap afgebrokkeld. Ontwikkelingsorganisaties worden eerder gezien als lastpakken, zoals collega Grotenhuis al eerder zei. Tijden zijn dus echt veranderd.’
Wanneer is die omslag gekomen dan?
‘Ik denk dat oud-minister Agnes van Ardenne daar enigszins mee begonnen is. Zij had wel eens de neiging om de afstand tussen het maatschappelijk middenveld en de overheid te markeren. Daar is op zich niets mis mee. Op sommige momenten is het verstandig om posities te bepalen, zolang er maar in de wederzijdse relatie helderheid bestaat over de rollen die eenieder mag en moet vervullen. Dan praat je over een bondgenootschap en een gemeenschappelijk doel dat je wilt nastreven. En daarin hebben ngo’s een andere rol en een andere meerwaarde dan het werk via ambassades, bilaterale en multilaterale kanalen. Kijken in een glazen bol kunnen we allemaal niet, maar ik denk dat uiteindelijk de rol van de bilaterale kanalen minder zal worden. Vanwege het grensoverschrijdende karakter van veel problemen zal de betekenis van ngo’s en multilaterale kanalen juist groeien. Dat zullen de twee hoofdwegen zijn voor internationale samenwerking na 2015 of 2020. Dat kan niet anders, want sommige problemen moet je gezamenlijk oppakken door middel van iets wat nog niet bestaat, een global governance arrangement, of iets dergelijks. Je moet daar én hier werken aan de bestrijding van ongelijkheid. Daar spelen ontwikkelingsorganisaties een cruciale rol in.’
Hoe ziet die hulparchitectuur er over 5 of 10 jaar uit?
‘Ik denk zoals gezegd dat deze langs twee wegen zal gaan. Bilaterale programma’s zullen aan waarde inboeten. Er zal dus veel meer langs de weg van de Europese en multilaterale fondsen gaan. Ik denk dat dat op zich wel verstandig is, maar ik zie wel een gevaar in deze constructie. Het is weliswaar in het belang van de gewone Nederlander dat problemen als het klimaat, veiligheid, conflictbeheersing en migratie in groter verband worden opgepakt, maar er zit wel enig risico aan – namelijk vervreemding – wanneer je dat helemaal niet meer ‘van overheidswege’ doet. We moeten dus blijven investeren in bewustwording in Nederland. Anders krijgen we hetzelfde als met de Europese discussie: ver van mijn bed, spreekt me niet aan, en vooral administratieve bureaucratie. Er moet dus gecompenseerd worden. En dat moet door te investeren in sterke maatschappelijke organisaties, want die zullen moeten zorgen voor draagvlak onder de bevolking. Als we het nu over de schutting gooien richting de Europese Unie en de Verenigde Naties dan is er straks niemand meer die belang hecht aan al deze complexe vraagstukken. Ik ben bang dat iedereen dan alleen nog maar bezig is met zijn eigen stichting en thin solutions. Dat is natuurlijk volstrekt onvoldoende. Desalniettemin heb ik vertrouwen in de nieuwe generatie. Momenteel is er heel veel cynisme maar ik verwacht veel van de volgende groep jonge mensen die opstaat. Er komt een nieuwe generatie die weer zal worden gemotiveerd, door die passie, voor de grote problemen en voor de grote oplossingen.’
Is dat zo? Wij horen vooral geluiden van jonge talenten uit de sector waar één rode draad in zit: het moet vooral leuk zijn en niets met politiek te maken hebben.
‘Dat zijn dus thin solutions! Maar als straks de problemen echt zichtbaar worden, en die gaan zichtbaar worden, reken maar dat dan het besef komt dat je er met kleine oplossingen niet bent. Dan moet je aan andere zaken gaan werken. Ik geloof dat dat gaat gebeuren. Misschien niet meer in mijn werkzame leven, maar zeker over 20 of 30 jaar.’
Je hebt het al een paar keer over thick solutions gehad. Wat zijn thick solutions volgens Hivos?
‘Wat ons betreft gaat het dan om allerlei initiatieven op het gebied van transparantie en verantwoording. Hivos steunt in veel landen organisaties die zich inzetten voor dit soort zaken en daar actief burgers betrekken bij het ter verantwoording roepen van hun overheden. Zo worden kiezers met moderne middelen in staat gesteld om verkiezingsfraude aan het licht te brengen, om lakse parlementariërs tot de orde te roepen en om ondoorzichtige financieringsstromen te ontrafelen. Een goed geïnformeerde en weerbare kiezer kan zo steeds meer voor elkaar krijgen.’
‘De rol van ICT en (sociale) media is hierbij essentieel. Maatschappelijke actie zonder deze middelen is anno 2011 niet meer goed denkbaar. Aardige voorbeelden daarvan zijn een Indiase organisatie die de vaak mistige financiering van politieke partijen onderzoekt en aan de kaak stelt. Of Roozonline dat over Iran bericht en een platform biedt aan een ieder die op zoek is naar eerlijke, niet door de Iraanse overheid gemanipuleerde informatie. Een ander voorbeeld is Ushahidi in Oost-Afrika. Deze organisatie stelt burgers in staat om manipulaties en geweld en intimidatie voor en tijdens verkiezingen meteen te rapporteren. Het zijn de inspanningen van al deze organisaties en betrokken burgers die ervoor zorgen dat belastinggeld ook daadwerkelijk besteed wordt waar het voor bedoeld was en dat politici het eigen belang niet meer verwarren met het algemeen belang.’
Nog even terug naar Cordaid-directeur René Grotenhuis. Hij zei in een interview wat wij met hem hadden: ‘Als mensen inderdaad willen dat alles bij het oude blijft dan ben ik de grootst denkbare deserteur.’ Vind jij hem ook een deserteur?
‘Een deserteur? Nee helemaal niet. Maar René maakt wel een andere analyse, die deel ik niet helemaal.’
Welke analyse precies deel jij niet helemaal?
‘De analyse dat alles minder wordt. Ik denk niet dat we eieren voor ons geld moeten kiezen. Het is verstandig om je financiële basis te versterken en te diversifiëren. Wat dat betreft hebben Cordaid en Oxfam een veel betere positie dan wij: die hebben veel meer eigen geld. Wij zijn veel meer afhankelijk van bijvoorbeeld de Nederlandse overheid. Maar ik wil graag samen met een aantal grote professionele organisaties de discussie aangaan met de burger en met de politiek. Wij hebben werk te doen in het Nederlandse veld.’
Hoe zie jij die discussie tussen Knapen en de maatschappelijke organisaties de komende tijd concreet voor je? Waar moet hij over gaan?
‘Over de rollen, de internationale omgeving waarin wij verkeren, nieuwe actoren, economische ontwikkelingen, China, India, noem het maar op. Maar tegelijkertijd ook wat er dan on the ground gebeurt. Dan praat je over problemen die te maken hebben met grote investeringen in Afrika, land grabbing, roofbouw, conflicten, dat soort zaken. Wat kunnen wij doen, wat kan de overheid doen en wat kunnen de ambassades doen? Discussieer dus over de verschillende rollen, de problemen en wat de verschillende doelstellingen zijn. Daarnaast moeten we praten over de Nederlandse internationale samenwerking, want alleen redden we het niet. Hoe ga je dat vorm geven? Als je een goede analyse hebt gemaakt, komt er een punt waarop de discussie zal gaan over ‘oké, als dat zo belangrijk is, dan hebben we er zoveel voor over’: in die volgorde moet het gaan. Wanneer die analyse dus degelijk is, hoop ik op een herwaardering van onze rol en op een fatsoenlijke voortzetting van de samenwerking. Een nieuw bondgenootschap.’
Maar we zitten momenteel wel met een gedoogpartner die OS wil afschaffen en een regeringspartner die het budget wil halveren. Het kabinet wil vooral het bedrijfsleven ondersteunen. Zitten zij dan te wachten op ngo’s die kritische vragen over landgrabbing gaan stellen?
‘Nou, de top van het Nederlandse bedrijfsleven is best fatsoenlijk. Veel van deze bedrijven zijn al jaren verder met strategieën ontwikkelen, die praten al over 2050. Die zijn dus bezig hun strategieën aan te passen aan verschillende scenario’s wat betreft hun grondstoffen en de omstandigheden waarin zij in ontwikkelingslanden opereren. Goed bestuur in deze landen bijvoorbeeld is voor deze bedrijven van enorm belang! Net zoals veiligheid en goede arbeidsverhoudingen. Laten we niet denken dat de toplaag in Nederland daar niet mee bezig is. Tegelijkertijd vindt landgrabbing wel degelijk plaats. Het is in het belang van Nederland, van de staat, van de burger en van het bedrijfsleven, dat dit soort zaken goed geanalyseerd worden en dat we juist daar op gaan focussen. Dan kijk ik naar de politiek. Op dit moment lijken korte termijn keuzes in zwang te zijn. Als ik daar een langere termijn perspectief aan koppel, dan is er noodzaak tot samenwerking. Laatst heeft ook de VVD aangegeven dat de 0.7 procent norm gehandhaafd moet worden, want er moet nog zoveel gebeuren. Het is dus cruciaal dat deze overeind blijft en dat ziet het kabinet gelukkig ook.’
Tot slot: hoe doet staatssecretaris Knapen het eigenlijk?
‘Knapen is iemand van het enerzijds en anderzijds, een denker die heel genuanceerd is. Wat dat betreft zou hij heel goed passen bij Hivos. Wij zijn ook van de nuance. Ik waardeer dat hij niet van de snelle oneliners is, noch van dik hout zaagt met planken. Hij is echt een analyticus. Vroeger was hij natuurlijk een journalist op hoog niveau. Dat merk je ook in zijn optredens. Of hij daarmee de beste politicus is weet ik nog niet.’