
Hidde van der Veer (Aflatoun): ‘Ngo’s moeten duidelijk maken waarom ze essentieel zijn’
Het rommelt in Europa. De beurskoersen dansen en de banken wankelen. Het pakt positief uit voor de ngo Aflatoun. Hun financiële onderwijsprogramma’s voor ontwikkelingslanden lijken relevanter dan ooit. Maar hoe pak je de financiële ongeletterdheid in de wereld eigenlijk aan? En wat kunnen de Nederlandse ngo’s hiervan leren? Aflatoun-directeur Hidde van der Veer geeft antwoord.
‘Na een drukke week in Bangladesh, is Amsterdam een oase van rust.’ Hidde van der Veer zit ontspannen achterovergeleund in zijn werkkamer in de hoofdstad. Na twintig jaar werken bij de overheid als onder meer diplomaat, financieel expert en subsidieverstrekker, is Van der Veer sinds afgelopen zomer de nieuwe directeur van Aflatoun. Een functie die hij met veel plezier bekleedt. ‘Het is een waanzinnig ambitieuze club’, vertelt hij wijzend naar het internationale team in de aangrenzende open werkruimte.
Naar eigen zeggen is Van der Veer een positief persoon. Zo ook zijn werkomgeving. Het goedlachs vlammetje, het gele Aflatoun’s symbool, duikt overal op. In zachte kussenvorm op de bank, als sticker naast een met bloemen versierde muur, en zwaaiend vanaf het businesskaartje van Van der Veer. Kortom, het ruime Aflatoun-kantoor ademt optimisme. De opgewekte sfeer is niet misplaatst. In tegenstelling tot de zwarte wolk die boven de financiële sector hangt, gaat het goed met Aflatoun. De in Nederland nog redelijk onbekende ngo zet zich sinds vijf jaar in voor de verspreiding en verbetering van financieel onderwijs in minder ontwikkelde landen. De organisatie heeft inmiddels één miljoen kinderen in 83 landen voorzien van dergelijk ‘Aflatoun-onderwijs’.
Nieuwe directeur
De keuze was snel gemaakt. Na twintig jaar werken bij de overheid, accepteerde Van der Veer zeven maanden terug het Aflatoun-directeurschap. Een logische carrièrestap, vindt hij. ‘Ik was bij de overheid lange tijd bezig met ngo’s en de opbouw van het maatschappelijk middenveld in Oost-Europa. Bij Aflatoun doe ik dit ook, alleen wat kleinschaliger en specifiek gericht op onderwijs.’ Meespelende factor in zijn beslissing, was dat Van der Veer het afgelopen jaar weinig tevreden was met zijn voormalige werkgever, de Rijksoverheid. ‘In Den Haag wordt het er allemaal niet leuker op. Het nieuwe kabinet en haar naar binnen gekeerde defensieve houding, bevallen me helemaal niet,’ bekent de directeur, ‘het voelde als een enorme opluchting om niet zo’n on-Nederlands beleid uit te hoeven voeren.’
Geheel ontevreden over de beleidskoers is Van der Veer overigens niets. De themakeuzes van staatssecretaris Knapen spreken hem wel degelijk aan. Het loslaten van onderwijs als speerpunt vindt hij verklaarbaar. ‘Educatie als zelfstandig speerpunt is te generiek. Het moet gebonden zijn aan thema’s waar Nederland goed in is.’ Volgens de voormalig financieel adviseur hoort Aflatoun bij het speerpunt private sector. Zoals een boerenberoepsopleiding bij de productieve sector hoort, stimuleert Aflatoun ondernemingsgezinde kinderen, redeneert hij.
Financiële scholing
Met het doel om financieel onderwijs wereldwijd te verspreiden en verbeteren, ontwerpt de ngo vanuit Amsterdam scholenprogramma’s voor basisschoolleerlingen in minder ontwikkelde landen. Iets wat noodzakelijk is volgens Van der Veer. ‘Praten over geld dat doen we liever niet. Het is in veel culturen nog een taboe. Ook in Nederland. Maar seksuele voorlichting was vroeger ook ongepast, en dat is tegenwoordig gemeengoed geworden.’ De kern van de onderwijsprojecten, is dat de leerlingen zelf een spaaractie op touw zetten. Sparen heeft hierbij een brede betekenis. Veel kinderen hebben namelijk weinig of geen geld om te sparen. Het verzamelen van plaatjes of het organiseren van een grote schoonmaakactie om het milieu te “sparen”, vallen daarom ook onder spaarzin. ‘Wie bijvoorbeeld voetbalplaatjes of knikkers kan sparen, kan later ook geld sparen,’ meent de directeur.
Aflatoun-onderwijs is meer dan alleen financiële scholing, benadrukt Van der Veer. De achterliggende filosofie is dat de projecten het zelfbewustzijn en de verantwoordelijkheid van jonge kinderen stimuleert, zodat zij uiteindelijk zelfstandiger, ofwel empowered, zijn. Ook wil de organisatie de ondernemingsgeest van de kinderen prikkelen, in de hoop dat zij in de toekomst met innovatieve ideeën komen. ‘Voor een onderneming moeten ze niet alleen empowered zijn, maar ook een financieel plan kunnen maken. Geld is dus het sluitstuk van de schoolprojecten.’ Naast de ontwikkeling van jonge kinderen, heeft de financieel expert ook oog voor de docenten. Zij worden door Aflatoun bijvoorbeeld geschoold om op een nieuwe manier les te geven.
Lokale partners
Om de financiële geletterdheid te verspreiden en verduurzamen, streeft Aflatoun ernaar dat minder ontwikkelde landen de financiële schoolprojecten uiteindelijk opnemen in hun nationale curriculum. Dit is in een aantal landen gelukt, maar blijft de grootste uitdaging voor de ngo. ‘De moeilijkheid is om hervormingsgezinde overheden te overtuigen van de meerwaarde van het project,’ vertelt Van der Veer. Hiervoor werkt Aflatoun intensief samen met ruim 140 lokale ngo’s, die het feitelijke ownership over de educatieprogramma’s hebben. Zij vertalen het onderwijs naar de lokale context en voeren het dialoog met hun nationale ministerie van onderwijs.
Gevaarlijke stof
Aflatoun is ook in Nederland actief. Samen met Plan Nederland is een sociaal-financieel educatieprogramma uitgewerkt. Toch blijft Aflatouns voornaamste aandachtsgebied ontwikkelingsgebieden. De onderwijsprogramma’s zijn daar, vergeleken met westerse landen, harder nodig en vooral veel vernieuwender. Bovendien kunnen ze eenvoudig in het nationale curriculum worden opgenomen, verwacht Van der Veer. Iets wat in het ontwikkelde onderwijssysteem van Nederland vrijwel onmogelijk is.
Toch is financiële ongeletterdheid volgens hem ook in Nederland een probleem. ‘Geld is een gevaarlijke stof. Het kan snel verkeerd uitpakken,’ waarschuwt Van der Veer. ‘De overheid heeft daarom de taak om sparen te stimuleren en zowel kinderen als volwassenen uit te leggen hoe de financiële wereld werkt.’ Het overheidsinitiatief om financiële bijsluiters in te voeren en de campagne “let op lenen kost geld”, noemt hij te beperkt, maar een stap in de goede richting.
Financiering van ngo’s
Van het financiële gerommel in de wereld merkt Aflatoun tot op heden weinig in de eigen portemonnee. Het pakt eigenlijk best goed uit, want ‘wat is er tegenwoordig relevanter dan over de noodzaak van sparen te praten?’ grapt Van der Veer. Toekomstige financiële onzekerheden sluit hij overigens niet uit. Een groot deel van Aflatouns financiële ondersteuners zit in het bankwezen. De kans bestaat dat zij besluiten het budget te verminderen of zelfs schrappen.
Van der Veer prijst zichzelf daarom gelukkig dat Aflatoun, samen met ICS, een kleine MFS-2 subsidie krijgt. De subsidie wordt de komende jaren snel afgebouwd. Wat er daarna met het subsidiestelsel gebeurt, weet Van der Veer niet. ‘Dat is kijken in de glazen bol.’ Verdwijnen hoeft het wat hem betreft in ieder geval niet. In tegendeel, extra bezuinigen op overheidssubsidies vindt hij vooral een slechte zaak. ‘Dat is als het kind met het badwater wegspoelen. Als gevolg van de noodzaak van particuliere fondsenwerving, zal het een kakofonie aan campagnes worden. Want hoeveel wervingsacties heb je wel niet nodig om zelfredzaam te zijn?’ Van der Veer pleit daarom voor overheidscoördinatie via generieke belastingheffing. Dat is het meest efficiënt, vindt hij.
Bovendien vreest de Aflatoun-directeur dat zonder overheidssteun het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking nog verder zal afnemen. ‘Ngo’s hebben extra geld nodig om aan hun zichtbaarheid te werken. Anders kunnen ze niet met de burger interacteren. Maar vanuit Den Haag wordt al enkele jaren kritiek geleverd op dit soort activiteiten. Ze vinden het niet zinvol meer.’ Een zorgelijk vooruitzicht, vindt Van der Veer. Met de technocratisering van het werk van ngo’s, is volgens hem het gat tussen het maatschappelijk middenveld en de burger de afgelopen jaren steeds groter geworden. Met als gevolg, dat de betrokkenheid van de Nederlander met de problemen elders in de wereld is afgezwakt.
Ook het politieke klimaat helpt volgens de financieel expert niet mee. ‘Wanneer de politiek meer populistische trekjes vertoont en er noodzaak is voor bezuinigingen, dan is het niet zo gek dat ontwikkelingssamenwerking als eerste in het verdomhoekje zit,’ stelt Van de Veer, ‘ontwikkelingssamenwerking was altijd een wezenlijk onderdeel van onze openheid naar de wereld. Dat zijn we nu in een rap tempo aan het kwijtraken.’
Relevantie
Hoewel Van der Veer gelooft dat het politiek klimaat ‘wel weer bijtrekt als de oppositie zijn werk goed doet’, vindt hij niet dat de ngo’s hierop mogen wachten. ‘We moeten assertiever zijn en naar buiten treden, en moeten de overheid en burger hierin meenemen.’ Hoe? Door het debat over ontwikkelingssamenwerking landelijk aan te gaan, meent Van der Veer. Kernelement van dit debat zal volgens hem het onderwerp relevantie zijn. Ngo’s moeten duidelijk maken waarom ze zelf essentieel zijn , en waarom ontwikkelingssamenwerking voor Nederland belangrijk is.’
Wat hem betreft zijn beide, de internationaal georiënteerde NGO’s en ontwikkelingssamenwerking, niet weg te denken. ‘Ontwikkelingssamenwerking is een deel van ons zelfbewustzijn. Met de globalisering in volle gang, moet je als Nederland inzien dat je echt niet rijk genoeg bent om je daarvoor af te sluiten. We zijn geen rentenierstaat, we hebben de rest van de wereld nodig.’ Ook de relevantie van het maatschappelijk middenveld staat als een paal boven water. ‘Ik heb twintig jaar bij de overheid gewerkt, en de ministeries kunnen het echt niet alleen. Ze hebben ngo’s nodig ,’ stelt Van der Veer.
Tot slot, de tips van Van der Veer voor ngo’s die de komende periode, vrijwillig of niet, op fondsenjacht gaan: ‘Onthoudt drie dingen. Wees relevant, wees concreet en heb een duidelijk herkenbaar beeld naar de burger toe.’