
Ministerie gaat zich meer richten op Zuidelijke ngo’s
Het ministerie van Buitenlandse Zaken wil zich meer richten op ngo´s in het Zuiden. Daarnaast vindt de overheid dat de verschillende rollen en verantwoordelijkheden van het maatschappelijk middenveld en de overheid duidelijker gescheiden moeten worden. Dat maakte Bram van Ojik, directeur Directie Sociale Ontwikkeling (DSO) afgelopen woensdagavond bekend.
De ideeën maken deel uit van een zogenaamd ‘non-paper’ over de rol van het maatschappelijk middenveld en de relatie tussen ngo’s en de overheid, waarvan Bram van Ojik woensdagavond een tipje van de sluier oplichtte tijdens een debat georganiseerd door Vice Versa en Cordaid.
De regering wil ngo’s in het Zuiden in de toekomst meer centraal gaan stellen. De opkomst van Zuidelijke ngo’s is een van belangrijkste trends die het ministerie van Buitenlandse Zaken ziet in de ontwikkelingssamenwerking. ‘Als je door deze ontwikkelingen geen verandering aanbrengt in je eigen agenda, let je slecht op’, aldus Bram van Ojik.
Een van de tekenen dat het Zuidelijke maatschappelijke middenveld opkomt, is dat regeringen uit ontwikkelingslanden de bewegingsvrijheid van ngo’s inperken. Zuidelijke ngo’s beginnen een daadwerkelijke bedreiging te vormen voor de machthebbers.
Ambtenaren op ambassades zouden zich daarom meer in moeten zetten om de ruimte voor ngo’s veilig te stellen. Ook een thema als internetvrijheid is belangrijk, zoals onlangs door minister van Buitenlandse Zaken Uri Rosenthal werd onderstreept tijdens een congres van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De overheid moet strategische partnerschappen gaan vormen met ngo’s om dit soort zaken aan te kaarten, zegt Bram van Ojik.
Subsidieverstrekker
Het non-paper van het ministerie is nog geen vastgesteld beleid, maar dient om de discussie over de rol van ngo’s en hun relatie met de overheid te prikkelen. Een dezer dagen zal het paper uitkomen. Aansluitend vindt er een discussie met het maatschappelijk middenveld plaats op de websites van OneWorld en Vice Versa, waarna Ben Knapen zijn beleid zal vaststellen.
Dit debat moet, meer dan in het verleden, over de inhoud gaan en minder over geld, vindt Bram van Ojik. Volgens hem wordt de overheid nu te vaak als de subsidieverstrekker gezien. ‘Maar we (ngo’s en de overheid, red.) moeten onze ervaringen delen en met inachtneming van de verschillen van elkaar leren.’ Terwijl burgers steeds sceptischer worden tegenover de overheid en ngo’s, hebben het maatschappelijk middenveld en de overheid volgens Van Ojik een gemeenschappelijk doel hun legitimiteit te versterken en transparantie te verhogen.
Klef
In het non-paper wordt ingegaan op de verschillende rollen die de overheid en ngo’s spelen, en de toegevoegde waarde die beide hebben. Van Ojik identificeert twee belangrijke rollen voor ngo’s. Als eerste is er de politieke rol van ngo’s, als belichaming van de pluriforme samenleving. Deze politieke rol is onmogelijk voor de overheid om uit te voeren, omdat ‘zij de pluriformiteit van de samenleving zou monopoliseren’, aldus Van Ojik.
Daarnaast hebben ngo’s een taak te vervullen als armoedebestrijder. Beter dan de overheid, zijn zij in staat de meest gemarginaliseerde groepen te bereiken.
Volgens de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken Ben Knapen moeten de verschillende verantwoordelijkheden tussen ngo’s en de overheid duidelijker worden gescheiden. ‘We zitten een beetje klef op elkaars lip’, zegt Van Ojik.
Een MFSIII?
Tot uitspraken over de vraag die op ieders lippen ligt, of er een derde medefinancieringsstelsel in zit, laat Van Ojik zich niet verlokken door debatleider Lau Schulpen van het Nijmeegse onderzoeksinstituut CIDIN. Wel zegt hij dat ‘als er een MFSIII komt, ik het positief zou vinden als dat op een aantal fundamentele punten afwijkt van het huidige medefinancieringsstelsel’. Op dit moment zijn publiek-private partnerschappen uitgesloten, en ook Zuidelijke ngo’s. Een nieuw medefinancieringsstelsel zou deze idealiter integreren, vindt Van Ojik.
Ook vindt hij dat er meer diversiteit moet komen in de financiële relaties met de overheid. Nu is het MFS het dominante model.
Verder komt Bram van Ojik tegemoet aan een aantal veel gehoorde kritiekpunten op het medefinancieringsstelsel. De regeldruk van het medefinancieringsstelsel is te ver doorgeschoten, zo vindt de DSO-directeur. Ook deelt hij de mening van onder andere René Grotenhuis van Cordaid, dat het te veel een one size fits all model is geworden. Het biedt te weinig ruimte voor innovatie. MFS kijkt bovendien te veel naar mooie plannen, maar te weinig naar het track record van een organisatie. Toch blijft Van Ojik er bij dat het medefinancieringsstelsel, ondanks haar tekortkomingen, een goed stelsel is en een internationaal voorbeeld.
Discussie
Het huidige medefinancieringsstelsel is in 2004 in het leven geroepen. Binnen dit stelsel kunnen Nederlandse ngo’s een plan indienen om voor vier tot vijf jaar subsidie te krijgen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Binnen het tweede medefinancieringsstelsel, dat van 2011 tot 2015 loopt, is ruim 2 miljard euro uitgekeerd.
Op dit moment dus nog geen zekerheid of er een derde MFS komt en hoe deze eruit zou komen te zien. De discussie kan wel alvast losbarsten. Staatssecretaris Ben Knapen van Buitenlandse Zaken zal zelf actief meedoen, door mee te lezen, vragen te stellen en te reageren, zo verzekert Bram van Ojik.