
Column Paul Hoebink: EU-Landbouw
Dat een rijke regio zoals Europa ook haar voedselzekerheid moet veiligstellen via goede inkomens voor boeren, staat voor Paul Hoebink, bijzonder hoogleraar ontwikkelingssamenwerking, buiten kijf. ‘Tekorten op voedsel kun je je niet permitteren’, aldus Hoebink. Tegelijkertijd betekent dit volgens de bijzonder hoogleraar dat er wel gekeken moet worden naar de verdeling van de Europese landbouwsubsidies, de ‘spill-over’ effecten ervan en de gevolgen voor ontwikkelingssamenwerking.
Het is erg merkwaardig hoe ook de kritiek van links zich vaak niet aanpast aan veranderende omstandigheden en veranderd beleid. Het Europese landbouwbeleid is daar een mooi voorbeeld van. Sowieso vond ik het altijd al merkwaardig om in ontwikkelingslanden, die hun voedselmarkten zelf heel goed afschermden, van de linkerzijde daar te horen te krijgen dat de Europese koe honderden euro’s aan subsidie ontving. Juist omdat daar dan aan toegevoegd werd dat dat een schande was en dat die koe meer hulp kreeg dan de ontwikkelingshulp aan inwoners van land X, Y of Z. Ik ben wel gevoelig voor die vergelijking, maar vind hem tegelijkertijd bijzonder krom.
Immers, afgezien van het feit dat die cijfers over subsidies veelal verouderd waren, is ook voor Europa voedselzekerheid altijd van betekenis geweest en dat moet in mijn ogen ook zo blijven. Dat een rijke regio die voedselzekerheid ook moet verzekeren via goede (eventueel gesubsidieerde) inkomens voor haar boeren, staat voor mij ook buiten kijf. Voedsel is niet eenzelfde consumptiegoed als spijkerbroeken of laptops. Tekorten op voedsel kun je je niet permitteren. Europa mag dus, naar mijn mening, met subsidies ervoor zorgen dat er in Europa voldoende voedsel voorhanden is en dat boeren een behoorlijk inkomen hebben. Dat kost geld, veel geld, en dat mag zichtbaar zijn in onze landbouwbegroting.
Dat al neemt tegelijkertijd zeker niet weg dat de Europese Unie goed in de gaten zou moeten houden – ten eerste – naar wie de landbouwsubsidies gaan en – ten tweede – wat de ‘spill over’-effecten van de landbouwsubsidies precies zijn. Op beide punten viel, juist ook vanuit het oogpunt van ontwikkelingssamenwerking, in het verleden heel wat af te dingen.
De Europese Unie heeft jarenlang in een kwade reuk gestaan, omdat de overschotten als zogenaamde Europese ontwikkelingshulp richting ontwikkelingslanden werden gestuurd. De jaarverslagen en rapporten van de Europese Rekenkamer hebben regelmatig vol gestaan met gevallen van bedorven en/of niet-gevitaminiseerde Europese melkpoeder die als ‘voedselhulp’ vanuit Marseille naar Afrika ging. Zo’n vijftien jaar geleden werd er nog campagne gevoerd tegen Europese exportsubsidies waarmee goedkoop vlees op de markten in West-Afrika werd gedumpt ten koste van vleesexporteurs in Burkina Faso of Mali.
Een van de aardigste veranderingen in het Europese landbouwbeleid van de afgelopen jaren is nu dat die exportsubsidies tot een minimum zijn gedaald. Dat heeft de verstorende werking van het Europese landbouwbeleid op de wereldmarkt en voor boeren uit ontwikkelingslanden sterk verminderd. Dat is dan ook tegelijkertijd net een van die veranderingen die in de linkse kritiek op het Europese landbouwbeleid veelal niet is opgepikt. Erger nog, veelal is die kritiek daarop vertaald in niet veel meer dan een pleidooi voor liberalisering met wat snufjes milieu en dierenwelzijn.
Dat alles flitste door mijn hoofd toen de uitgelekte plannen over het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid voor de komende jaren ineens op tafel lagen en onze lompige staatssecretaris van Landbouw, gespeend van ieder diplomatiek vermogen, direct begon te klagen over het gemis aan inkomen van Nederlandse boeren. Hoe je het ook wendt of keert, voor deze tweede (of derde?) exporteur van landbouwproducten (en dat op zo’n klein oppervlak) die Nederland is, zijn Europese landbouwsubsidies hoogstens tien procent van de boereninkomens. Dat is een zeer groot verschil met andere Europese lidstaten. In Zweden loopt het naar de helft en in Finland naar drie kwart van de boereninkomens. Die subsidies gaan in Nederland sowieso met tientallen miljoenen naar Campina, Avebe en zelfs Tate & Lyle Nederland, naar de grote fabrikanten van melk en melkproducten en naar suikerproducenten. Die cijfers zijn van 2009, want daarna heeft de Europese Commissie in al haar transparantie en democratische verantwoording weer besloten om die opnieuw niet, zoals na scherpe druk recentelijk wel, openbaar te maken.
Het gelamenteer van staatsecretaris Bleker steekt des te meer omdat de Europese Commissie in alle documenten over het nieuwe landbouwbeleid slechts in uiterst lichte woorden en zonder enige analyse heeft aangeduid wat het nieuwe beleid betekent voor ontwikkelingslanden. Mag ik zeggen dat ik hier het geluid van de staatssecretaris van Europese Zaken (en Ontwikkelingssamenwerking) node mis?
Deze column staat in het nieuwste nummer van Vice Versa.