
Vrijdagmiddagborrel: ‘Een moratorium op kritiek op subsidieslurpende ontwikkelingsorganisaties’
Iedere vrijdagmiddag laat Vice Versa actuele ontwikkelingen in de sector de revue passeren. Twee weken geleden opende de Volkskrant met het bericht dat de politieke partijen weigeren om openheid te geven over de subsidie die zij ontvangen. ‘Schande’, vindt lokaalmondiaal directeur Stefan Verwer. Hij roept dan ook op tot een moratorium op de kritiek op de ‘subsidieslurpende’ ontwikkelingsorganisaties.
In de afgelopen weken heb ik mij met terugwerkende kracht geïrriteerd aan de continue kritiek op organisaties die subsidie ontvangen. Termen als ‘subsidieslurpers’ en ‘subsidie-industrie’ worden gemakkelijk in de mond genomen en het bekende pleidooi dat er veel geld aan de ‘strijkstok’ zou blijven hangen is onlosmakelijk verbonden aan het betoog van de critici van subsidies.
Gewilliger oor
Terwijl kritiek op subsidie ontvangende organisaties niet nieuw is, hebben de critici de afgelopen jaren een steeds gewilliger oor gevonden bij de Tweede Kamer. Politici verdringen zich voor de camera om te eisen van de minister dat er in het kader van transparantie, maatregelen moeten worden genomen om het (vooronderstelde) misbruik van politieke gelden te voorkomen. Belastinggeld moet immers zorgvuldig besteed worden.
Het zijn discussies, die naar mijn mening gevoerd moeten worden: elke organisatie, elk individu dat belastinggeld ontvangt moet verantwoording afleggen. Daar is niks mis mee. Maar sinds twee weken heeft mijn geloof in de oprechtheid van politici en de politieke partijen in de Tweede Kamer een enorm knauw gehad. De oorzaak hiervan was een bericht in de Volkskrant van zaterdag 15 oktober. Bij het lezen van de titel alleen al, ‘Fracties weigeren openheid over 27 miljoen aan subsidie’, zakte mij de moed in de schoenen en mijn verbazing werd alleen maar groter toen ik de rest van het bericht las.
Geen inzage geven
Kern van het artikel was dat niemand inzicht heeft in de wijze waarop politieke partijen de subsidie, die zij krijgen om hun werk in de Tweede Kamer uit te voeren, besteden. Fracties besloten unaniem om geen inzage te geven hierover en er werd ook in recordsnelheid een akkoord bereikt over de wijze waarop er (niet) met de media werd gecommuniceerd. Nog kolderieker was de verklaring waarom de dames en heren politici geen openheid wilde geven: ‘Volgens betrokkenen wilden de Kamerleden, die in de regel juist voorstanders zijn van transparantie, de gegevens niet vrijgeven uit angst voor Britse toestanden’, aldus de Volkskrant. In het Verenigd Koninkrijk ontstond vorig jaar grote ophef over het declaratiegedrag van Britse parlementariërs: verscheidene Britse parlementsleden besloten naar aanleiding hiervan op te stappen.
Oorverdovend stil
Die Britse toestanden zijn er (nog) niet gekomen. Terwijl ik een mediahype zou verwachten en op z’n minst een stevige maatschappelijke discussie, bleef het oorverdovend stil. Een aantal partijen gaf openheid of kondigde dat aan te doen: opmerkelijk genoeg waren het de regeringspartijen en de SGP, die weigerden openheid te geven.
En dat is opmerkelijk, want als we deze discussie naar ontwikkelingssamenwerking trekken, zijn juist de grootste criticasters van subsidie aan ontwikkelingsorganisaties te vinden onder die politieke partijen, die het hardnekkigste weigeren om openheid te geven over de miljoenen aan belastinggeld, die zij jaarlijks over de balk smijten.
Dus dames en heren critici: voordat we weer besluiten, onder het mom van transparantie en verantwoording richting de belastingbetaler, om de financieringskraan van de zoveelste ‘subsidieslurper’ in de ontwikkelingssector dicht te draaien, of voordat één van u besluit om kritiek uit te oefenen op de wijze waarop subsidies in de ontwikkelingssector worden besteed, steek dan de eerst de hand in eigen boezem. Totdat politieke partijen vrijwillig openheid geven aan de wijze waarop zij hun eigen subsidie besteden, moet er een moratorium komen op kritiek op ‘subsidieslurpende’ ontwikkelingsorganisaties.