Terug van weggeweest: de Economische Partnerschap Overeenkomsten

Het was een kort berichtje van de internationale nieuwsdienst IPS: de Europese Commissie heeft begin oktober een ultimatum gesteld aan de zogehete ACP-landen: vóór 1 januari 2014 moeten zij de door Europa gewenste Economische Partnerschap Overeenkomsten (EPA’s) ondertekenen. Doen zij dit niet, dan dreigen ze de voordelige toegang tot de Europese markt kwijt te raken. Al jaren vinden er internationale onderhandelingen plaats over de EPA’s. Vice Versa maakt de balans op en zoekt uit: Hoe zit het nu precies met de ACP-landen, de WTO en de EPA’s?

Tot voor kort waren de verdragen nog de inzet van een groot aantal campagnes van ontwikkelingsorganisaties, inmiddels lijkt die aandacht geheel verdwenen en gaat het nieuws ongemerkt aan ons voorbij. Zelfs de Coalitie voor Eerlijke Handel, waarin Nederlandse milieu en ontwikkelingsorganisaties zich verenigd hebben, besteedde er geen aandacht aan op haar website. Dat is op z’n minst opmerkelijk, omdat een aantal jaar geleden juist deze coalitie zich publiekelijk verzette tegen de EPA’s. Volgens de leden van de coalitie zouden die een destructief effect hebben op de economieën van de ACP-landen.

ACP-landen en EPA’s

De ACP-landen zijn de oud koloniën van de Europese landen in Afrika, de Cariben en de Stille Oceaan (Pacific). 41 van deze 79 landen behoren tot de minst ontwikkelde landen ter wereld (MOL’s). Sinds de jaren zeventig hebben deze landen verschillende samenwerkingsverdragen met de EU afgesloten (de Lomé-verdragen). Politieke dialoog, een omvangrijk hulppakket en unilaterale (eenzijdige) handelspreferenties die de EU aan de ACP-landen gaf waren de belangrijkste kenmerken van deze verdragen.

In 2000 wordt een nieuw verdrag getekend in het Beninese Cotonou. Terwijl het Cotonou-verdrag de politieke samenwerking en het omvangrijke hulppakket in stand houdt, komen de Europese Unie en de 79 ACP-landen overeen dat zij onderhandelingen starten om de economische samenwerking te vernieuwen. De  unilaterale handelspreferenties die de EU aan de ACP-landen heeft gegeven zijn namelijk al jaren een doorn in het oog van de Wereldhandelsorganisatie (WTO).

De kritiek komt vooral vanuit een aantal bananenproducerende landen uit Latijns Amerika, die -aangevoerd door de Verenigde Staten- betogen dat de voorkeursbehandeling die landen in het Caribische gebied krijgen, niet verenigbaar is met de regels die de WTO stelt. Bananenproducenten in het Caribische gebied mogen namelijk onder de opeenvolgende Lomé- en Cotonou-verdragen hun bananen tegen een hogere prijs verkopen op de Europese markt, terwijl landen uit Midden Amerika dit niet mogen.

WTO

De Wereldhandelsorganisatie (WTO) is sinds haar oprichting de plek waar onderhandeld wordt over internationale handelsverdragen. Het doel van de organisatie is eenvoudig: het wegnemen van alle handelsbarrières (voornamelijk subsidies en importheffingen). Volgens de organisatie is internationale handel namelijk de snelste manier om welvarendheid in de wereld te vergroten.

Het basisprincipe van de WTO is het most favoured nation principe: dat wil zeggen dat elk WTO lid bij het drijven van handel (import/export) aan alle andere leden dezelfde behandeling dient te geven. Kortom, als het ene WTO-lid geen importbelasting hoeft te betalen, dan kan dat ook niet van een ander WTO-lid worden verlangd. Er zijn echter twee uitzonderingen. Allereerst staat de WTO landen toe om af te wijken van het most favoured nation principe indien landen een regionaal vrijhandelsverdrag afsluiten (zoals de Europese Unie dat in essentie is). Daarnaast kunnen de Minst Ontwikkelde Landen (MOL’s) een speciale behandeling krijgen.

In 2001 gaf de EU alle MOL’s volledige toegang tot de Europese markt via het Everything-but-Arms  voorstel: alle MOL’s betaalden geen importbelasting meer als zij hun producten (behalve wapens) naar Europa wilden exporteren. Ook startte de WTO in 2001 de huidige onderhandelingsronde. In november van dat jaar werd in Doha afgesproken dat de nieuwe ronde van handelsonderhandelingen geheel in het teken zouden staan van ontwikkelingslanden. De zogenaamde Doha Ontwikkelingsronde liep echter al snel vast: in Cancun (2003) en Hong Kong (2005) slaagden de WTO-leden er niet in om tot een akkoord te komen. Vooral vanuit ontwikkelingslanden is er grote kritiek, omdat er (in tegenstelling tot de doelstelling van de onderhandelingen) onvoldoende aandacht zou zijn voor de belangen van arme landen.

Na de laatste grote ministeriële top  in Hong Kong in 2005 zijn de WTO-onderhandelingen op de achtergrond geraakt, al gaan deze achter de schermen nog steeds door.

Nieuwe handelsverdragen

Zoals gezegd houdt de WTO streng toezicht of landen zich houden aan de door haar gestelde regels. Ook al heeft de WTO als organisatie geen juridische middelen om landen te dwingen zich aan de regels te houden, de unilaterale handelspreferenties die de EU aan de ACP geeft zijn al jaren inzet van juridische discussie binnen het klachtenpanel van de WTO. Onder het Most Favoured Nations principe eisen een aantal Latijns Amerikaanse landen dezelfde toegang voor hun bananen-export als de EU aan de ACP landen geeft.

Om een einde te maken aan die discussie voorziet het Cotonou-verdrag in een herziening van de handelspreferenties die de EU aan de ACP-landen geeft. Er zouden nieuwe handelsverdragen tussen de EU en de ACP-landen moeten worden afgesloten, zodat de handelsrelatie tussen de EU en die landen ‘WTO-compatible’ worden.

In de nieuwe handelsverdragen, die aangeduid worden als Economische Partnerschap Overeenkomsten (EPA’s) wil de EU regionale handelsverdragen afsluiten met verschillende groepen ACP-landen. EPA’s zijn vrijhandelsverdragen tussen de EU en de verschillende regionale samenwerkingsverbanden van de ACP-landen en moeten zorgen voor een soepele en geleidelijke integratie van de ACP-landen in de wereldeconomie. Dit betekent dat de ACP-landen vrije toegang krijgen tot de Europese markten, en omgekeerd. Handelbarrières tussen de EU en de ACP-landen moeten verwijderd worden. Intussen zijn al wel interim-verdragen ondertekend maar onderhandelingen over werkelijke verdragen zittten muurvast.

Ultimatum van de Europese Commissie

De Europese Commissie heeft een wetsontwerp aangenomen dat een ultimatum stelt over de EPA-onderhandelingen. Voor 1 januari 2014 moeten de EPA’s door de ACP-landen getekend zijn: anders wordt de huidige voordelige toegang tot de Europese markt stopgezet.

ACP-landen vrezen voor oneerlijke concurrentie vanuit de EU wanneer zij de EPA’s tekenen. Via de EPA’s wil de EU de rechten van investeerders vastleggen, overheidsaanbestedingen reguleren en concurrentieregels opstellen. Dat maakt de vrijheid van ACP-landen om hun economie met specifiek beleid en steun competitiever te maken erg lastig. Wellicht nog ingrijpender is de eis om alle handel tussen de EU en de ACP-landen te liberaliseren, waardoor producenten in ACP-landen moeten concurreren met producten uit Europa.

ACP-landen zouden eerst in staat moeten worden gesteld om hun eigen economieën te diversifiëren, zeggen critici, en om te profiteren van de regionale vrijhandelszones voordat grootschalige liberalisering met de EU plaatsvindt. Nu worden de landen vooral onder druk gezet hun markten volledig te openen voor EU landen onder het motto ‘geen hulp maar handel’.

Het wetsontwerp moet nog besproken worden door de Europese Raad en het Europees Parlement. Het is de vraag wat er gaat gebeuren als het ultimatum daadwerkelijk van kracht gaat worden en wat dit voor de ACP-lanen betekent…

Lees morgen meer over de EPA’s en wat de OS-sector doet!

 

 

 

Auteur
Nite Schellens

Datum:
01 november 2011
Categorieën: