OS-examen Nederland: positief, maar kritische kanttekeningen

Onder leiding van directeur-generaal Joke Brandt heeft Nederland eind september het OS-examen van het Ontwikkelingscomité van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO/DAC) ondergaan. Dit examen vindt om de vier á vijf jaar plaats. Vice Versa nam het rapport door en belicht de belangrijkste uitkomsten. ‘Nederland moet de druk van gebonden hulp weerstaan.’

De OESO heeft over het algemeen waardering voor de koers die Nederland heeft ingezet. Ook het feit dat Nederland aan de 0,7 norm vasthoudt ten tijden van economische crisis maakt een goede indruk. Wel staat er in het rapport dat de vermindering van 0,8 naar 0,7 schadelijke gevolgen heeft voor het target van de EU van het volume van hun ontwikkelingshulp. Het target ging uit van een ODA-besteding van 0,8 procent van het BNP van Nederland tot 2015.

Voorspelbaar

Er is lof over de effectiviteit en de reputatie van de Nederlandse bilaterale hulp dat via de ambassades loopt. Dit komt volgens het rapport door de flexibiliteit van de samenwerking en de technische capaciteit. Maar Nederland moet zijn bilaterale beleid voorspelbaarder maken voor de partners. Dit helpt ze in hun lange termijn planning. Nu kunnen ambassades geen informatie geven over een periode langer dan de komende vier jaar.

In 2006 heeft de OESO voor het laatst een rapport gepubliceerd over het Nederlandse ontwikkelingsbeleid. De aanbevelingen van destijds zijn grotendeels tot deels opgevolgd, maar soms ook niet. Zo raadde de OESO Nederland onder meer aan om duidelijke voorwaarden te schetsen voor begrotingssteun. Deze waren niet helder. Volgens het rapport heeft Nederland de aanbeveling niet uitgevoerd. De OESO illustreert dit met de constatering  dat Nederland is gestopt met het geven van begrotingssteun aan sommige partners om verschillende redenen.

Sceptisch

De OESO concludeert verder dat de bevolking van Nederland steeds sceptischer wordt over de impact en effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking. Vooral de bilaterale  samenwerking zou het meeste onder druk staan. Het rapport beveelt daarom een strategische aanpak aan in de communicatie met het parlement, het maatschappelijk middenveld en het publiek over ontwikkelingssamenwerking. Nederland zou daarover een communicatiestrategie moeten opstellen. De OESO ziet hierin een rol voor de  NCDO weggelegd. Zij zouden een gedetailleerde draagvlakanalyse kunnen maken over onder welke groepen in de samenleving de steun afneemt Hier zou het ministerie dan met een gerichte communicatiestrategie op in kunnen spelen.

Een  andere interessante bevinding gaat over het ministerie van Buitenlandse Zaken zelf. Het ministerie zou niet volledige informatie hebben over de expertise van hun medewerkers. Mede hierdoor zou het ontbreken aan strategische planning over hoe het ministerie haar personeel het beste kan inzetten met de expertise die ze met zich meedragen. Volgens het rapport haalt het ministerie daardoor niet het maximale rendement uit haar werknemers.

Bedrijfsleven

De keuze voor meer geld naar het bedrijfsleven uit het ontwikkelingsbudget door het nieuwe kabinet komt een paar keer naar voren in het rapport. De OESO wil dat de ontwikkelingsdoelstellingen voorop blijven staan en dat de financiering van de private sector niet verward wordt met de behartiging van commerciële belangen van Nederland. ‘Nederland moet de druk van gebonden hulp weerstaan’, aldus de OESO-examinatoren.

Staatssecretaris Ben Knapen van Buitenlandse Zaken heeft door middel van een brief aan de Tweede Kamer het rapport aangeboden en kort gereageerd op de inhoud. Hij besluit zijn brief met: ‘Samenvattend, ik onderschrijf de aanbevelingen van OECD/DAC en heb het merendeel al in uitvoering genomen.’

Hier vindt u het Engelstalige rapport en hier de brief van de staatssecretaris.

Auteur
Jeroen Aerts

Datum:
11 november 2011
Categorieën: