Knapen: ‘U kunt mij uiteraard op ontwikkelingsresultaten afrekenen’

De woordvoerders ontwikkelingssamenwerking van de Tweede Kamerpartijen hebben tijdens het debat over landbouw in ontwikkelingslanden veel aandacht gevraagd voor drie punten: vrouwen, de positie van kleine boeren en de rol van het Nederlandse bedrijfsleven. Maar door tijdgebrek tijdens de bijeenkomst zijn de overige vragen schriftelijk gesteld. Inmiddels heeft Knapen ze beantwoord.

De meerderheid van de vragen ging over de aandacht die de regering geeft aan vrouwen in het landbouwbeleid in ontwikkelingslanden. Waar Knapen de kritiek op de aanwezigheid van vrouwen in zijn landbouwbeleid in het debat slechts zag als een ‘stimulans’ en een ‘aansporing om mee aan de slag te gaan’, geeft hij in zijn schriftelijke reactie een uitgebreider antwoord.

Gender

Hij stelt dat er in landbouwprogramma’s specifieke aandacht moet zijn voor vrouwen. Ambassades hebben ook de opdracht gekregen om dit ook te doen wanneer zij hun programma’s ontwikkelen. Om de steun die de overheid biedt aan vernieuwingen in de landbouw goed te laten aansluiten op de behoeftes van vrouwen, moet er worden samengewerkt met organisaties waar vrouwen ook deel van uit maken.

Knapen erkent hiernaast dat het krijgen van landrechten een groot probleem is voor vrouwen. Hij stelt dat de regering zich dus richt op het verbeteren van deze rechten. Dit doen ze bijvoorbeeld door LANDac (IS Academy on Land Governance for Equitable and Sustainable Development) te steunen, die onderzoek doet naar landongelijkheid en rechten.

Wanneer de regering organisaties ondersteunt die programma’s ontwikkelen om mensen te trainen en kennis over te dragen, moeten er voldoende vrouwen aan kunnen deelnemen. De regering ondersteunt onder meer Agriterra, een organisatie die kennisoverdracht tussen de landbouw- en vrouwenorganisaties in Nederland en ontwikkelingslanden bevordert. Hiernaast moet 30% van de deelnemers van de activiteiten die zij organiseren vrouw zijn.

Kleine boeren en het bedrijfsleven

Ook wat betreft kleine boeren, zullen landbouwprogramma’s hier altijd op gefocust moeten zijn. Er zijn verschillende programma’s die hier al specifieke aandacht voor hebben. Zo zijn de programma’s van Agriterra voor 90% gericht op ondernemerschap van kleine boeren en boerinnen. Verder stelt Knapen dat het bevorderen van het ondernemersklimaat ook gericht is op coöperaties voor kleine boeren. Hiernaast worden de programma’s waarbij wordt samengewerkt met het bedrijfsleven getoetst aan impact criteria die gericht zijn op duurzaamheid, decent work, MVO en kleinschalige boeren.

Land grabbing is een probleem in ontwikkelingslanden, dit wordt ook door Knapen onderkent. Hij zegt in de schriftelijke antwoorden toe om meer onderzoek te doen naar de gevolgen van landaankopen op kleine producenten en gemarginaliseerde groepen en de kamer hierover te informeren.

Afrekenen

Gedurende het debat kwam meerdere malen de vraag waar de staatssecretaris op afgerekend kan worden. Aangezien deze vraag onbeantwoord was gebleven, komt deze ook nu aan bod. Knapen stelt dat ‘u mij uiteraard op ontwikkelingsresultaten kunt afrekenen’. Deze resultaten kunnen worden gemeten met duidelijke graadmeters, welke in de brief zijn geformuleerd.

Hoewel de woordvoerders van ontwikkelingssamenwerking vast nog meer vragen hebben aan de staatssecretaris, vormen deze antwoorden een goede aanvulling op het debat over landbouw in ontwikkelingslanden.

Auteur
Lisette Wagtelenberg

Datum:
25 november 2011
Categorieën: