Knapen neemt exitstrategieën ambassades onder de loep

Het regent brieven in Den Haag. Gisteravond ontving de Tweede Kamer de langverwachte brief van staatssecretaris Knapen over de voortgang van de hulpbeëindiging in de exitlanden. Knapen zet uiteen hoe het met de opdracht gaat die hij de betrokken Nederlandse ambassades afgelopen jaar gaf, namelijk het maken van een exitstrategie op maat.

De langverwachte brief is kennelijk met haast geschreven. Met een ongelukkige taalfout in de eerste zin begint de staatssecretaris zijn beschrijving over de voortgang van de Nederlandse hulpbeëindiging in verschillende partnerlanden. De brief bevestigt de leidende rol van Nederlandse ambassades. Knapen gaf hen eerder de opdracht om een exitplan op maat te maken.

Zoals reeds bekend beëindigt Nederland de ontwikkelingsrelatie met een aantal partnerlanden. Het gaat hierbij om Egypte, Tanzania, Moldavië, Mongolië, Kosovo, Senegal, Georgië, Soedan, DRC, Suriname, Pakistan, Colombia, Vietnam en Zuid-Afrika. Daarnaast vertrekt Nederland volledig uit Burkina Faso, Zambia, Bolivia, Nicaragua en Guatemala . Niet alleen de ontwikkelingsprogramma’s in deze landen stoppen, ook de ambassades zullen hier hun deuren sluiten.

Geen blauwdruk
Hoe de ontwikkelingsrelatie met de landen succesvol kan worden beëindigd, was voor de Tweede Kamer onduidelijk. Knapen komt daarom in zijn brief met een uitfaseringsplan. De nadruk in deze strategie ligt op de ‘duurzame verankering van ontwikkelingsresultaten’, schrijft hij. De staatssecretaris streeft naar een ‘tijdige en verantwoordelijke afbouw’ in deze landen. Ook hoopt hij, indien mogelijk, kapitaalvernietiging te voorkomen.

Zoals verwacht komt de staatssecretaris niet met één uitfaseringsstrategie. De wijze en het tempo van de hulpbeëindiging wil hij namelijk per land bepalen op basis van de lokale context. Knapen gaf daarom de betrokken ambassades de opdracht om afgelopen september een exitplan per land te presenteren. Hij gaf hen een zestal richtlijnen die eerder zijn gepresenteerd in de beleidsbrief uit 2009. Op basis van zijn eerste analyse lijkt Knapen tevreden met de ambassadeplannen. De meeste komen overeen met de richtlijnen en houden rekening met de landenspecifieke situaties, schrijft hij.

Zes richtlijnen
Naar aanleiding van de eerste analyse van de ambassadeplannen schrijft Knapen het volgende over de zes richtlijnen.

De eerste twee richtlijnen benadrukken zowel het belang van communicatie op hoog niveau  als het rekening houden met de belanghebbenden tijdens de uitfasering. Knapen schrijft dat de ambassades de overheden, donoren en betrokken organisaties in de exitlanden hebben geïnformeerd over de hulpbeëindiging. In sommige gevallen werd er niet verrast gereageerd, stelt Knapen. Er werd soms zelfs gezamenlijk aan een exitplan gewerkt. Als voorbeeld noemt hij Bolivia. Hoe het met de landen zit die minder positief op de hulpbeëindiging reageerden, blijft onbesproken in de brief.

Knapens derde richtlijn stelt dat het tempo van de afbouw realistisch moet zijn. De staatssecretaris schrijft dat dit per land bepaalt moeten worden. Wel verwacht hij dat de uitfasering in principe binnen twee tot drie jaar kan gebeuren. Met name in Moldavië, Georgië en Mongolië ziet de staatssecretaris de mogelijkheid om snel te vertrekken. Een duidelijke beschrijving van de einddoelstellingen krijgt de Tweede Kamer overigens niet. Knapen lijkt het einde van de ontwikkelingsrelaties vooral te meten aan het einde van de ontwikkelingsprogramma’s, die veelal in 2013 aflopen.

Verder heeft Knapen de ambassades meegegeven dat hij soepel zal zijn in het toekennen van budgetten in de periode 2012-2014. Hij hoopt hiermee ruimte te creëren voor succesvolle uitfaseringsplannen en kapitaalvernietiging tegen te gaan. Ook concludeert de staatssecretaris dat de ambassades in hun exitstrategie juridische verplichtingen en gedane politieke toezeggingen moeten nakomen. Tot slot, moeten ambassades rekening houden met de institutionele capaciteit in het exitland. Dit verschilt sterk per land. Daar waar de instituten te zwak zijn om programma’s zelf over te nemen, moet de ambassade intensief op zoek gaan naar andere financieringsbronnen. Het gaat een lastige klus worden in landen waar meerdere donoren vertrekken zoals Nicaragua en DRC, concludeert de staatssecretaris.

Verhelderend?
Het moet nog blijken hoe verhelderend de Tweede Kamer de brief van Knapen over de uitfasering vindt. De staatssecretaris gelooft wellicht terecht, niet in een blauwdruk van een exitstrategie. Maar door naar de ambassades te wijzen om een exitplan om maat te maken, blijft het onduidelijk hoe de uitfasering precies vorm krijgt. Bovendien schrijft Knapen dat het monitoren van de uitvoering van de exitstrategie een ‘kritische factor’ is. Hoe hij deze kritische factor gaat ondersteunen blijft onbesproken.

Wel geeft Knapen aan, dat hij de hulpbeëindiging gaat inventariseren. Met deze resultaten en geleerde lessen, wil hij uiteindelijk kapitaalvernietiging voorkomen. Of zo’n inventarisatie tijdig in de strategieën kan worden verwerkt, wordt niet genoemd in de brief. Voor de Tweede Kamer is het nu wachten tot ruim na de begrotingsbehandeling. De staatssecretaris hoopt dan de plannen van de ambassades voor een tweede maal te hebben geanalyseerd met een team van deskundigen. Aan de hand van deze diepgaande inhoudelijke beoordeling,verwacht hij het proces om de exitstrategie, inclusief de financiële toezeggingen, midden december af te ronden.

 

 

Auteur
Eva Huson

Datum:
15 november 2011