IOB onderwijsrapport: ‘Nederland in sommige landen wel een meerwaarde’

Gisteren werd het langverwachte onderwijsrapport ‘Education matters: policy review of the Dutch contribution to basic education 1999-2009’ aan de Tweede Kamer overhandigd. Vice Versa sprak op het kantoor van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) met de samenstellers van het rapport: directeur prof. dr. Ruerd Ruben, evaluatie expert Phil Compernolle en onderzoeksmedewerkster Simone Verkaart. Belangrijkste conclusie: Nederland leverde een belangrijke bijdrage aan meer en beter basisonderwijs voor kinderen in OS-landen.

Een bijzonder positief rapport, zo beaamt directeur Ruerd Ruben, want meestal zijn IOB studies heel kritisch. Het onderwijsrapport is zo positief omdat eruit is gekomen dat onderwijs een belangrijke bijdrage levert aan ontwikkeling. Gebleken is dat verschillende kanalen (multilateraal, bilateraal, medefinancieringsorganisaties) hiertoe bijdroegen, en dat is positief omdat Nederland daar veel in geïnvesteerd heeft. Ook is de manier waarop Nederland geïnvesteerd heeft goed gebleken. Nederland was in veel landen een lead donor, niet alleen gezien de financiële bijdrage, maar ook via het ondersteunen van onderzoek en de bijdrage van expertise. Evaluatie expert Phil Compernolle: ‘Nederland heeft veel bereikt op het gebied van toegang tot basisonderwijs. Over het algemeen zijn we dus positief, maar we zijn ook kritisch. Het verhaal is nog niet af, er moet nog veel gedaan worden om de laatste tien procent van de kinderen in de armste landen te bereiken. Tevens zijn er verbeteringen mogelijk in onderwijs strategieën.’

Onderwijs als prioriteit of posterioriteit?

Ondanks de belangrijkste conclusies van het rapport, is herziening van het beleid wel begrijpelijk, stelt Ruben. ‘Als we nu nog tien jaar zouden doen wat we de afgelopen tien jaar gedaan hebben, zou dat niet dezelfde resultaten opleveren. Integendeel, dan zouden we blijven focussen op de toename van de toegang tot onderwijs. Daarvoor in de plaats moeten we goed nadenken waar we in de toekomst de focus leggen. Er zijn namelijk meer specifieke vraagstukken aan de orde, bijvoorbeeld in wat voor soort landen we moeten investeren. Daar biedt het rapport een aantal aanknopingspunten’, aldus Ruben.

Compernolle vult aan: ‘Wat er nu gedaan moet worden is echt heel moeilijk. Het is niet alleen een zaak van het aantal scholen vergroten, maar juist nu moeten vakbonden voor docenten overtuigd worden en onderwijsinspecties en curricula opgezet worden. Dat is het zware werk en ligt politiek gevoelig, niet altijd even aantrekkelijk voor iedere donor dus.’

Het onderwijsrapport wijst verder uit dat onderwijs belangrijk is voor de speerpunten van Knapen, in het bijzonder voor Seksuele Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR). ‘Onderwijs voor meisjes is ontzettend belangrijk. Niet omdat ze dan seksuele voorlichting krijgen, maar puur vanwege het feit dat ze naar school gaan. Het maakt niet eens uit of ze na hun schooltijd kunnen lezen en schrijven, het gaat vooral om de emancipatie. Het feit dat de meisjes naar school gaan heeft effect op hun gezondheid en later op die van hun kinderen’, stelt Compernolle.

De IOB kan niet zoveel zeggen over het huidige regeringsbeleid, maar benadrukt wel dat de afbouw van onderwijsprogramma’s in een aantal landen geleidelijk zou moeten verlopen. Dit in verband met de (nog) aanwezige human capital en de reputatie van Nederland. Compernolle: ‘Het onderwijsrapport is geen inhoudelijke munitie om het onderwijsprogramma geheel af te bouwen. Wij bevelen aan om te focussen. En zeker als het dan met minder geld moet, focus dan op een strategische manier.’

De meerwaarde van Nederland

In de Focusbrief stelt Knapen dat Nederland moet focussen op ‘waar we goed in zijn’. Onderwijs ziet hij als posterioriteit, omdat Nederland hier geen meerwaarde heeft. Ook in het WRR-rapport ‘Meer ambitie, minder pretentie’ komt dit naar voren. Compernolle ontkracht dat Nederland geen meerwaarde heeft op het gebied van onderwijs. Ze stelt dat dat op landenniveau zeker niet zo gezien wordt. Volgens haar wordt Nederland in de ‘onderwijspartnerlanden’ naast het doneren van geld erkend als lead donor vanwege de speciale inzet op het gebied van donorcoördinatie, kennis en het steunen van onderzoek. Compernolle wijst naar de behoorlijke aanwezigheid van expertise op Nederlandse universiteiten.

Ruben vult aan: ‘De landenstudies laten ook zien dat Nederland capabel is om via verschillende sporen, zoals ngo’s en begrotingssteun, het onderwijssysteem te versterken. Of andere donoren dat ook kunnen weten we niet. Nederland kan dat in ieder geval goed.’

Het is moeilijk om een meerwaarde te meten, zegt Compernolle. ‘Het is in ieder geval zo dat Nederland als donor een uitzonderlijke rol heeft gespeeld.’

Kapitaalvernietiging

Nederland heeft dus terecht veel geld geïnvesteerd in onderwijs de afgelopen jaren. Op de vraag of alles wat nu opgebouwd is niet verloren gaat door de bezuinigingen op onderwijs, antwoordt Compernolle genuanceerd. ‘Het hangt er vanaf hoe het overgedragen wordt, de manier waarop de onderwijsprogramma’s afgebouwd worden en de afspraken die hierover gemaakt worden. Er is op zich al veel bereikt natuurlijk. Desondanks zal er een financial gap blijven. Wij kunnen niet voorspellen of er andere landen zijn die in onze gap zullen springen, dat is hetzelfde als in een glazen bol kijken.’

Professor Ruben wijst op een feit dat hij als een eye opener ervoer: ‘Donorgeld is gemiddeld slechts vijf procent van het onderwijsbudget in Afrikaanse landen. Vijfennegentig procent wordt betaald door nationale overheden en grotendeels door ouders. De continuering van het onderwijs is dus vooral een zaak van de ouders en overheden. Als je ouders een stevige inkomenssituatie geeft, zijn zij makkelijker in staat onderwijs van hun kinderen te financieren.’

Beleidsreactie

Het IOB is grofweg twee jaar bezig geweest met het onderwijsrapport, dat overigens uit vele deelstudies bestaat. Hierbij heeft de inspectie gebruik gemaakt van verschillende onderzoeksbureaus en landenteams. Directeur Ruerd Ruben wil met het rapport flink wat discussie uitlokken. ‘Wij hopen dat mensen erover nadenken en het rapport beleidsmatig gaan verwerken. In deze tijd worden veel programma’s afgebouwd. Het IOB ziet graag dat dit strategisch gebeurt en biedt hier in het rapport ook handvatten voor aan.’

In een beleidsreactie heeft Knapen inmiddels aangegeven dat hij de positieve en kritische bevindingen uit het rapport zal gebruiken in zijn nieuwe beleid. In zijn Kamerbrief schrijft Knapen: ‘Ik onderschrijf de analyse van het IOB en de conclusie dat meer focus nodig is binnen het onderwijsbeleid. Ik pleit zelfs voor een nog scherpere focus binnen de achterstandsgroepen dan IOB voorstelt, namelijk op de zwakke staten en conflictgebieden, en daarbinnen inderdaad ook meisjes.’ De staatssecretaris laat dit merken door een aantal financiële bijdragen, bijvoorbeeld aan het Peacebuilding and Education programma van UNICEF, en via een Nederlands aandringen bij internationale organisaties om meer aandacht te creëren voor onderwijs in (post)conflictgebieden.

Tegelijkertijd met de beleidsreactie en de overhandiging van het onderwijsrapport stuurt Knapen ook de brief over de afbouw van basisonderwijs in (ex-)partnerlanden naar de Tweede Kamer. Hierin benadrukt de staatssecretaris dat hij het belang van onderwijs voor ontwikkeling onderkent. Hij streeft daarom naar een zorgvuldige uitfasering, waarbij hij in de Kamerbrief per land met een substantieel onderwijsprogramma uiteenzet hoe dit gaat gebeuren. ‘Het kabinet stopt niet abrupt met de onderwijsprogramma’s in onze partnerlanden. Zoals de Kamer is toegezegd vindt de afbouw op verantwoorde wijze plaats op basis van exit-strategieën die zijn ontwikkeld in nauw overleg met de partnerlanden en met andere donoren’, aldus Knapen in de Kamerbrief.

Auteur
Mieke Olde Engberink

Datum:
16 november 2011
Categorieën: