
Handel heeft hulp nodig
Streven we naar economische of sociale ontwikkeling in ontwikkelingslanden? Doen we aan hulp of doen we aan handel? Het politieke debat rond ontwikkelingssamenwerking schept onterecht een beeld van tegenstellingen. Dit gaat ten koste van de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking en ten koste van duurzame ontwikkeling waar iedereen baat bij heeft, betoogt Alexander Kohnstamm, directeur van branchevereniging Partos in deze opiniebijdrage.
Meer dan ooit tevoren is duidelijk dat de toekomst van Nederland nauw verbonden is met de ontwikkelingen in de rest van de wereld. Deze trend zal alleen maar toenemen, zeker als het om ontwikkelingslanden gaat. Daarom is het des te belangrijker dat burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijven en de overheid samen optrekken bij de mondiale uitdagingen van deze tijd en het tegengaan van de grote mondiale ongelijkheid die er nog steeds bestaat.
En daarom is het ook zo jammer dat het politieke debat juist nu lijkt uit te gaan van tegenstellingen in plaats van gezamenlijke doelen en complementariteit. Zo lijkt ontwikkelingssamenwerking in het debat blijkbaar ofwel gericht op economische ontwikkeling of op sociale ontwikkeling. En wordt het bedrijfsleven als nieuwe Heiland tegenover ontwikkelingsorganisaties geplaatst. Ook lijkt te worden gesteld dat de rol van ontwikkelingsorganisaties als waardevolle partijen in de uitvoering van overheidsbeleid recht tegenover de rol van waakhond staat.
Utopisch denken
Zo luidde bijvoorbeeld de ondertitel van een onlangs verschenen persbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken: ‘Van hulp naar handel’. Alsof we hier met een tegenstelling te maken hebben. En alsof we nu klaar zijn met de ‘hulp’ en kunnen overgaan tot handeldrijven. Dat past misschien bij het utopisch denken van Arend Jan Boekestijn, die stelt dat economische ontwikkeling vanzelf tot vrede, veiligheid, duurzaamheid en mensenrechten leidt, maar is natuurlijk niet realistisch. Was het maar zo!
Duurzame ontwikkeling heeft economische ontwikkeling nodig. Maar andersom kan handel ook niet bestaan zonder investeringen in rechtstaat, in onderwijs, in gezondheid, in stabiele en democratische politieke systemen. Dat is in het onlangs verschenen SER advies ook onderstreept; Nederland moet blijven inzetten op ontwikkelingssamenwerking om de voorwaarden te scheppen voor bedrijvigheid, voor economische ontwikkeling. Ook in het recente opinie-artikel in de Volkskrant constateerden SER-voorzitter Rinnooy Kan en ik dat sociale ontwikkeling en economische ontwikkeling hand in hand gaan. En tijdens de presentatie van de inzet van dit kabinet op private sectorontwikkeling stelde VNO NCW – voorzitter Wientjes dat het niet aan het bedrijfsleven is om de verantwoordelijkheid voor duurzame ontwikkeling over te nemen, en dat het ontwikkelingsorganisaties nodig heeft om in ontwikkelingslanden te kunnen ondernemen.
Contextspecifiek
Er is dus sprake van ‘en en’ en niet ‘of of’. Juist in tijden van bezuinigingen moet je inzetten op de meest effectieve besteding van ontwikkelingsgelden en die is altijd contextspecifiek. Waar de conclusie is dat lokale bedrijvigheid een effectief middel is, moet deze worden bevorderd. Maar dat betekent nog niet 1 op 1 dat er dus geïnvesteerd moet worden in subsidies voor Nederlandse bedrijven, zoals nu vaak de te snelle conclusie lijkt te zijn. Vaak is bedrijvigheid (en dus op termijn ook het Nederlandse bedrijfsleven) veel meer gediend bij gerichte investeringen in noodzakelijke randvoorwaarden voor ondernemers in ontwikkelingslanden. Overheid, ontwikkelingsorganisaties en bedrijven moeten dus de handen ineenslaan in de analyse van wat in een bepaalde context nodig is en wie welke bijdrage daaraan kan leveren. Dat is voor ons de meerwaarde van Publiek-Private Samenwerking en daarom verzet ik me tegen de onnodige tegenstellingen die in de retoriek worden opgeworpen.
Het zou ook richting de ondernemers die in ontwikkelingslanden willen ondernemen unfair zijn om van hen te verwachten dat ze de ontwikkeling van de regio waarin ze actief worden als doelstelling zouden moeten zien. Het doel van bedrijven is en blijft het behalen van winst en groei en dat is ook nodig voor de duurzaamheid van hun inspanningen, zeker in landen waar het ondernemersrisico groter is. Daarbij dienen zij zich te houden aan de OESO-regels, dienen zij ervoor te zorgen dat hun onderneming niet ten koste gaat van mens en milieu in de omgeving waar zij werken. En in samenwerking met maatschappelijke organisaties en lokale overheden kunnen zij ook proactieve bijdragen leveren aan de ontwikkeling van het land of de regio.
Sociaal rendement versterken
Het is niet het bedrijfsleven dat perse moet zorgen voor de ontwikkelingsrelevantie van hun ondernemen. Het bedrijfsleven is verantwoordelijk voor het maatschappelijk verantwoord ondernemen en het creëren van groei terwijl ze dat doen. Het werken aan zelfredzaamheid voor mensen aan de onderkant van de samenleving, het geven van een stem aan buitengesloten groepen mensen waar ontwikkelingssamenwerking voor bestaat is niet hun primaire doel. Dat is echter wel het doel van ontwikkelingsorganisaties, die het sociaal rendement van bedrijfslevenactiviteiten kunnen versterken.
De synergiekansen zijn helder en er bestaan ook talloze voorbeelden van samenwerkingen tussen bedrijven en ontwikkelingsorganisaties, vaak met (lokale) overheden. Het is zaak om samen op te trekken om te komen waar iedereen baat bij heeft: een duurzame, rechtvaardige en vrije wereld zonder armoede.