Eenhoorn: ‘Kabinetskeuze voedselzekerheid is een unieke kans’


Hoe staat het met de strijd tegen de honger? Het eerste VN Millenniumdoel om het aantal mensen met honger in 2015 te halveren gaat het niet redden. Sterker nog, het aantal hongerigen groeit. Is er nog hoop? Vice Versa pakt de trein naar Aerdenhout en vraagt het aan Hans Eenhoorn, voedselzekerheid-expert en oud-topman van Unilever: ‘Ieder Afrikaans land kan voedselzekerheid realiseren. Er is in principe geld genoeg.’

De woning van Hans Eenhoorn is zoals een huis in Aerdenhout behoort te zijn: groot en midden in het groen. ‘In het Westen zijn we krankzinnig rijk’, meent Eenhoorn, gebarend naar zijn grote klassieke woonkamer, ‘in Afrika zijn ze krankzinnig arm.’ Een ongelijkheid die hij niet voor lief neemt. Hij investeerde zijn pensioenjaren en kapitaal in de strijd tegen honger. Wat leverde tien toegewijde jaren aan het hongervraagstuk op?

Hongervraagstuk
Het recht op voedselzekerheid werd in 1948 vastgelegd in de Universele Verklaring voor de Rechten van de mens. Ruim vijftig jaar later was die zekerheid er nog steeds niet voor iedereen. Daarom ondertekenden 189 landen de VN Millenniumdoelstelling. Zij vonden dat in 2015 de honger in de wereld gehalveerd moest zijn.

Toenmalig VN-secretaris-generaal Kofi Annan stelde in 2002 een UN Hunger Task Force aan voor het formuleren van een concreet actieplan voor hongerbestrijding. In 2005 was het zover. De internationale hongerdenktank, bestaande uit politici, wetenschappers, ondernemers en hulpverleners, presenteerde veertig aanbevelingen. Met 25 miljard dollar per jaar zou het aantal hongerigen in 2015 gehalveerd kunnen worden. De VN nam de aanbevelingen in ontvangst en dechargeerde de Taskforce-leden.

Een van deze leden was Hans Eenhoorn. Hij werkte ruim 32 jaar voor levensmiddelenconcern Unilever. Eerst als commercieel directeur in Nederland, Latijns-Amerika en Centraal Europa, later als internationaal senior vicepresident Levensmiddelen. Interesse voor onrechtvaardigheid kreeg hij in de jaren negentig. De voedselzekerheid-expert werkte mee aan Unilevers eerste milieustrategie en was tien jaar bestuurslid van SOS Kinderdorpen. In 2001 besloot de oud-topman met pensioen te gaan.

Zijn Taskforce dechargering betekende niet het einde van Eenhoorns geloof in de strijd tegen honger. De morele verwerpelijkheid van het hongervraagstuk raakte hem en dwong hem, net als andere Taskforce-leden, individueel verder te gaan. In de afgelopen tien jaar publiceerde de oud-topman twee boekjes over het hongervraagstuk, doceerde hij aan de Universiteit Wageningen over ‘Voedselzekerheid en Ondernemerschap’ in ontwikkelingslanden en startte hij het  Ghanees-Nederlandse partnerschap ‘School Feeding Initiative Ghana Netherlands’ (SIGN).

Falende Taskforce?
Niet iedereen is zo overtuigd van het eerste VN Millenniumdoel als Eenhoorn. In zijn vrijdagmiddagborrel pleitte Vice Versa-hoofdredacteur Marc Broere onlangs voor het opheffen van de Millenniumdoelstellingen. Het zijn ‘Bijbelse geboden’ die ‘gedoemd zijn te mislukken’ en die ‘het debat over ontwikkelingssamenwerking stilleggen’, aldus Broere. Hij refereerde aan het NRC Handelsblad dat op 15 oktober kopte ‘Hans Eenhoorn zat in de VN Taskforce tegen honger en faalde. Honger nam alleen maar toe’. In het artikel bekent de oud-topman ‘we waren naïef’.

Het stoppen van de Taskforce bestempelen als het falen van de strijd tegen honger, vindt Eenhoorn onterecht. De Taskforce bestond immers sinds 2005 officieel niet meer. Wel erkent hij dat het slecht gaat met de mondiale voedselzekerheid. De voedselprijzen, de wereldbevolking en het aantal hongerigen stegen. Deels verwijt hij dit de donorlanden, die tot zijn teleurstelling hun budgettaire belofte niet nakwamen. ‘Grote woorden voor de schijnwerpers, maar uiteindelijk ontbreekt het aan politieke wil, komt die 25 miljard er niet en gaan we over tot de orde van dag.’ Wat hem betreft had het maatschappelijk middenveld sterker kunnen optreden en had het hun overheden meer kunnen aansporen tot de naleving van de Millenniumdoelen.

Hetzelfde geldt voor de ontvangende landen. Eenhoorn begrijpt niet waarom veel landen de Taskforce-adviezen naast zich neerlegden. ‘Ieder Afrikaans land kan voedselzekerheid realiseren. Er is in principe geld genoeg. Maar het is blijkbaar niet de prioriteit van die landen.’

Ghanees succes
Toch wil de oud-topman de strijd tegen de honger geen falen noemen. ‘Ten eerste is het gemeengoed geworden dat mensen goed gevoed moeten worden om zowel productief als bestand tegen ziektes te zijn. Anders zijn ze geestelijk en lichamelijk achtergesteld,’ vindt Eenhoorn, ‘ten tweede, de landen die de Taskforce-adviezen hebben opgevolgd, hebben wel degelijk iets positiefs bereikt.’ Als voorbeeld noemt hij Ghana, een land dat de hongerdoelstelling wél haalt. Ghana is het land waar hij in 2005 het project SIGN opzette. Een Nederlands-Ghanese samenwerking waar de Nederlandse overheid afgelopen vijf jaar 40 miljoen euro in investeerde.

Het project was gebaseerd op het Taskforce-concept Home Grown School Feeding (HGSF). Door kinderen een gratis schoolmaaltijd aan te bieden, krijgen ze de juiste voedingswaarden binnen en worden ze gestimuleerd naar school te gaan. Het gevolg: meer kinderen naar school en een betere geestelijke en lichamelijk gezondheid. Naast de bestrijding van honger en schoolabsentie, ondersteunt het project de lokale boeren. Scholen kopen de maaltijdingrediënten van lokale boeren. Er ontstaat een stabiele afzetmarkt en de productieverhoging wordt gestimuleerd. ‘Drie vliegen in één klap’, aldus Eenhoorn.

Dit jaar stopt de Nederlandse inbreng in het  project. ‘We hadden afgesproken dat het ons binnen vijf jaar moest lukken. Het zijn er zes geworden. We hebben SIGN afgelopen donderdag opgeheven, vanwege het succes. En niet wegens het falen,’ benadrukt Eenhoorn.

Vlekkeloos verliep het project niet, geeft hij toe. Slechts 20 procent van de boeren verkocht hun producten rechtstreeks aan de scholen. De overige boeren bleven gebruik maken van tussenhandelaren. Ze verdienden minder en hun productiviteit bleef steken. ‘Ik geef toe dat ik naïef was over het boerenaandeel. Ik had verwacht dat ze zich zouden organiseren. Dat deden ze niet.’  Wat Eenhoorn ook niet had voorzien was dat het creëren van een Ghanees draagvlak zo ‘stroperig en traag’ zou gaan. Uiteindelijk lukte dit wel en wordt het project nu overgenomen door het Partnership for Child Development (PCD).

Ondanks de tegenslagen noemt hij het uiteindelijke projectresultaat een ‘overduidelijk’ succes. De doelstelling om 1 miljoen kinderen te voeden werd nagenoeg behaald. Trots pakt hij zijn ‘Ghanese lintje’, een ingelijst dankgetuigschrift van de Ghanese leiders dat hij afgelopen donderdag ontving. ‘De waardering vanuit Afrika is groot en het projectconcept wordt overgenomen door andere Afrikaanse landen.’

Knapens ontwikkelingsagenda
Het belangrijkste bewijsstuk voor het succes van Eenhoorns strijd tegen honger, ligt wellicht niet in Ghana maar in Den Haag: voedselzekerheid prijkt bovenaan Knapens ontwikkelingsagenda. ‘Het bevestigt dat de noodzaak voor een nieuwe groene revolutie gemeengoed is geworden’, vindt Eenhoorn. ‘Ik heb jarenlang geijverd om mensen in te laten zien dat landbouwontwikkeling een voorwaarde is voor economische groei. Voordat een land succesvol kan industrialiseren, moet er eerst een landbouwproductie ontstaan die de eigen bevolking kan voeden en mensen geestelijk en lichamelijk gezond maakt. Het heeft geen zin om potten en pannen te maken als het land slechts bestaat uit grond en ondervoede mensen die geen geld hebben om die producten te kopen.’

De kabinetskeuze voor voedselzekerheid is, zeker in combinatie met water, verstandig meent Eenhoorn: ‘Het is een unieke kans voor Nederland om op dit gebied een  leidende rol in de wereld te nemen.’ Knapens nadruk op het bedrijfsleven juicht Eenhoorn toe. ‘Zonder ondernemerschap, geen ontwikkeling.’ Wel benadrukt hij dat het om de stimulering van landbouwondernemingen moet gaan en niet om de verkoop van producten zoals fietsen. Het veelgehoorde bezwaar dat Knapen te veel nadruk legt op de ontwikkeling van de eigen private sector, vindt Eenhoorn onterecht. ‘Voor mij is het heel duidelijk, het gaat om het belang daar èn om het eigen belang.’

De recente voedselzekerheidsbrief aan de Tweede Kamer, stemt de oud-topman eveneens tevreden. De samenwerking tussen de ministeries van Buitenlandse Zaken en Economische Zaken, Innovatie en Landbouw is een ‘enorme stap vooruit’. In lijn met de brief benadrukt Eenhoorn het belang van de bevordering van de kleinschalige landbouw in de ontwikkelingslanden. ‘Zoveel mogelijk mensen moeten ervan profiteren.’ Hij staat dan ook achter een fonds ter stimulering van het midden- en kleinbedrijf (mkb).

De zorg uit de sector dat er te veel ontwikkelingsgeld terechtkomt bij de multinationals verwerpt Eenhoorn. ‘Bedrijven kunnen met een beetje financiële hulp van de overheid in zeer arme landen investeren. Waarom zou een bedrijf in Benin, een land met zes miljoen doodarme mensen, willen investeren? De aandeelhouders zullen daar nooit achterstaan, het is weggegooid geld. Tenzij de overheid hen specifiek vraagt en een deel van de zeer grote risico’s wegneemt. De kans op succes blijft klein, maar misschien groeit er wel iets heel moois uit,’ aldus de voedselzekerheid-expert.

Een miljard euro
Commentaar op Knapens beleid heeft Eenhoorn ook. Zijn bezuinigingen ziet hij met lede ogen aan. Het liefst ziet Eenhoorn de 0,7 procentnorm weer omhooggaan. De ‘onnodige bezuinigingen’ wijt hij aan de invloed van de PVV. ‘Zij kijken verkokerd naar hun eigen kleine landje, bouwen er een grote muur omheen en stellen hun eigen sociale zekerheid tot het maximum. Hartstikke begrijpelijk, het hemd is nader dan de rok. Maar Nederland kan niet zonder het buitenland’.

Als Worldconnector, een groep invloedrijke Nederlanders, rekende hij uit dat Nederland de komende tien jaar een miljard euro per jaar in het hongervraagstuk moet investeren om succes te boeken. Waar deze verdubbeling van het huidige voedselzekerheidsbudget vandaan moet komen, is niet duidelijk.

Ook waarschuwt Eenhoorn voor de scherpe randjes van de private sector, zoals de mensenrechtenschendingen. ‘De ngo’s  en de overheid  moeten dit goed in de gaten houden. Het maatschappelijk middenveld moet daarom middelen van de overheid krijgen om te controleren of bedrijven niet als een beest tekeer gaan.’

De oud-topman deelt de veelgehoorde zorg dat het draagvlak voor ontwikkelingsamenwerking afkalft. Het herstel hiervan is daarom ‘absoluut’ de primaire taak van de ontwikkelingssector. ‘Het moet transparanter, we moeten nog hechter samenwerken en de overheid moet duidelijker de regie in handen nemen.’

Het Westen aan zet
Eenhoorn ziet de toekomst niet rooskleurig in: ‘De voedselprijzen stijgen, de wereldbevolking blijft voorlopig groeien en nog steeds is een miljard mensen ondervoed. De toenemende water- en landbouwgrondschaarste, klimaatverandering en een ongunstige publieke mindset verzachten dit allerminst. Daarbij houden veel Westerse overheden zich niet aan hun budgettaire beloftes.’ Ook de onwil van veel overheden in ontwikkelingslanden stemt Eenhoorn somber. ‘Het is dweilen met de kraan open in een land waar de overheid alleen maar bezig is met zelfverrijking en machtsbehoud. Je kunt er weinig doen. Uiteindelijk moet het land het zelf doen.’

Na tien toegewijde jaren strijden tegen de honger in de wereld heeft Eenhoorn zijn optimisme niet verloren. Wel zijn naïviteit. ‘Het kan echt. Ondanks de problemen, zouden we wel 20 miljard mensen kunnen voeden. Maar dan moet er wel een heleboel gaan gebeuren. Het liefst zo snel mogelijk. Want de problemen nemen alleen maar toe,’ verzucht Eenhoorn.

Hoe dit moet gebeuren is duidelijk, want de bal ligt zeker ook aan onze zijde. ‘Wij in het Westen moeten onze ecologische voetafdruk verkleinen, eetpatronen veranderen en meer willen investeren in landbouwontwikkeling in arme landen. Nu verdwijnt er bijvoorbeeld te veel graan in de koeien en kippenbuiken en de benzinetank van auto’s. Minder vlees eten dus. Doen we dit niet, dan blijft er een instabiliteit in de wereld zitten waar we uiteindelijk nog grotere problemen mee krijgen dan we nu hebben met de financiële crisis.’