Een blik op ontwikkelingshulp vanuit het veld: SNV’er Mizane Yohannes

Nederland bezuinigt stevig op ontwikkelingssamenwerking; het kabinet gaat terug naar 15 partnerlanden en de private sector wordt een belangrijke speler in ontwikkelingssamenwerking. Hoewel niet onverwacht, leverde dit veel discussie, vragen en kritiek op vanuit de sector. Maar hoe beleven ontwikkelingsorganisaties in ontwikkelingslanden zelf dit nieuwe beleid? Vice Versa sprak met Mizane Yohannes, landendirecteur SNV in Zuid-Soedan, over ontwikkelingshulp in Zuid-Soedan en het Nederlandse ontwikkelingsbeleid.

Buitenlandse experts waren bang dat het mis zou gaan tijdens de recente verkiezingen in Zuid-Soedan. De verkiezingen verliepen echter rustig. Er waren wel opstanden, maar deze waren kleinschalig en gecentraliseerd. Yohannes concludeert hieruit dat ‘de angsten van experts dus niet zijn uitgekomen’. Over de politieke toekomst van Soedan is Yohannes dan ook positief ingesteld. De president van Soedan, Omar al-Bashir, bezocht Zuid-Soedan op de dag dat de onafhankelijkheid werd gevierd. Yohannes ziet dit als teken dat Bashir en de regering zich serieus hebben verbonden aan de vredesovereenkomst, de Comprehensive Peace Agreement (CPA).

Multi Donor Trust Funds

Hoewel Yohannes een optimistische kijk heeft op ontwikkelingshulp, is hij minder tevreden met het Multi Donor Trust Funds (MDTF). Veel donoren geven geld waarmee via een overkoepelend bestuur van MDTF programma’s worden gefinancierd in Soedan. ‘Er gaat veel geld om in het MDTF, maar hiermee is weinig bereikt.’ Volgens Yohannes had ‘er zoveel meer moois met het geld gedaan kunnen worden; ze hebben te weinig met te veel gedaan’. Ook de bevolking voelt dit zo en verliest hierdoor vertrouwen, aldus Yohannes.

Herstructurering

De manier waarop ontwikkelingshulp wordt gegeven is toe aan herstructurering volgens Yohannes. ‘Ontwikkelingsorganisaties moeten geen taken overnemen van het ontwikkelingsland, maar moeten hulp bieden bij het uitvoeren van deze taken. Laat hen doen wat ze zelf kunnen, laat hen mislukken en hier zelf van leren. Als ontwikkelingsorganisaties weggaan, verdwijnt hun expertise met hen. Dit wordt voorkomen wanneer de bevolking zelf leert hoe zij hun land moet opbouwen. Zo kunnen zij zelf verder bouwen aan hun land met de opgedane kennis, als ontwikkelingsorganisaties zich terugtrekken.’ Vanuit Yohannes zijn rol als landendirecteur bij SNV legt hij dan ook de nadruk op het versterken van lokale organisaties en overheden. Juist vanuit de gedachte dat het bevorderen van eigen kennis en ervaring leidt tot een blijvende impact en een duurzame groei in Zuid-Soedan.

‘De specifieke ontwikkelingshulp in Zuid-Soedan moet op een andere manier benaderd worden.’ Zoals Yohannes eerder al zei, is er een kloof tussen wat mensen verwachten van een land als Zuid-Soedan en wat er daadwerkelijk gebeurt in het land. Zo denken veel Nederlanders dat Zuid-Soedan een conflictgebied is, terwijl Yohannes vertelt dat hij er met alle plezier zijn dochter zou rondrijden, ware het niet dat de wegen zo slecht zijn. ‘Om het bestaande beeld van de mensen te veranderen moet Zuid-Soedan benaderd worden als post-conflictgebied in plaats van als conflictgebied. Hier moet ontwikkelingshulp op worden aangepast’, aldus Yohannes. ‘Niet alleen maar demilitarisatieprogramma’s, maar juist programma’s waarbij het opbouwen van het land centraal staat.’

Nederlandse ontwikkelingshulp

Als één van de weinige landen, is Nederland een consequente donor van het MDTF. Hoewel landen als Groot-Brittannië en Frankrijk een grote mond hebben over hun bijdrage aan het MDTF, geeft Nederland meer en blijft hier bescheiden over.

Yohannes is positief over het nieuwe Nederlandse beleid. ‘Minder landen en nog steeds 0,7 procent van het BNP, betekent dus meer voor minder landen’, zo stelt hij. Omdat Zuid-Soedan een partnerland van Nederland blijft, denkt hij niet dat er veel zal veranderen in de ontwikkelingshulp aan Zuid-Soedan. ‘De hulp zal juist geconcentreerder worden; het snijden in partnerlanden moet niet slechts gezien worden als bezuiniging, het moet ook beschouwd worden als een manier om meer aandacht te geven aan de echte probleemlanden’, aldus Yohannes. Maar ook hij plaatst een kritische noot bij de Nederlandse bezuinigingen. Hij is bang voor de gevolgen hiervan voor de globale armoede. Hij vindt dat dit onderwerp niet mag worden vergeten in Nederland, ‘de discussie hierover is er één voor de Nederlanders zelf en het is belangrijk om deze te blijven voeren’.

De private sector en de focus op het Nederlands eigenbelang

Een belangrijk onderdeel van het nieuwe ontwikkelingssamenwerkingbeleid van Nederland is de private sector. De reacties hierop zijn verschillend, maar vooral ontwikkelingsorganisaties zijn hier minder over te spreken. Yohannes, die al jaren werkzaam is in de ontwikkelingssector is juist blij met deze focus: ‘Bij een land zoals Soedan, waarbij bijna alles vanuit het niets moet worden opgebouwd zijn bedrijven nodig. Omdat Soedan zo’n lange geschiedenis van conflict kent, is er geen eigen ervaring die nodig is om een land op te bouwen. Juist bedrijven hebben vakspecifieke kennis, die ontwikkelingsorganisaties niet altijd in huis hebben.’

Het Nederlandse eigenbelang dat veelvuldig terugkomt in het Nederlandse beleid, wordt door veel ontwikkelingsorganisaties ervaren als overbodig en onnodig. Yohannes ziet dit echter juist als een belangrijk aspect van ontwikkelingshulp, ‘Nederlanders geven hulp, toch logisch dat zij hier iets voor terugverwachten?’ Juist in deze periode waarin ontwikkelingshulp veel kritiek te verduren krijgt, is het van belang dat mensen zien waar hun geld aan besteed wordt en is het logisch dat zij hier iets voor terug willen. Yohannes vergelijkt het zelf met een wijnhandelaar. ‘Wanneer je als wijnhandelaar wijn inkoopt is het niet raar als je een glaasje wijn wil zien en proeven, voordat je geld betaald voor dozen wijn. Waarom zou het bij ontwikkelingshulp wel vreemd zijn als donoren willen zien wat zij voor hun geld krijgen?’ Hiernaast kan volgens Yohannes de private sector een boost geven aan de handel tussen partnerlanden, wat voor hen beiden positief is. Hoewel bij ontwikkelingshulp de ander helpen centraal staat, denkt Yohannes dat het belangrijk is dat beide partnerlanden er iets aan hebben.

Auteur
Lisette Wagtelenberg

Datum:
01 november 2011
Categorieën: