Jan Donner deel 2: ‘Een Koninklijke privaatrechtelijke organisatie voor ontwikkelingssamenwerking’

Afgelopen vrijdag publiceerde Vice Versa deel 1 van een tweeluik met Jan Donner waarin hij inging op de recente bezuinigingen op het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT). Vandaag de visie van de KIT-topman op de ontwikkelingssector als geheel.

In het interview dat we afgelopen vrijdag publiceerden gaf KIT-topman Jan Donner al aan op welke manier hij in verweer wil gaan tegen de beslissing van het ministerie om de subsidie voor een groot deel van het KIT te stoppen. Een vraag die bij veel mensen op de lippen ligt, is of Donner zich alleen gaat inzetten voor zijn eigen Instituut of ook voor de ontwikkelingssector als geheel. ‘Natuurlijk is het KIT mijn eerste zorg, maar mijn belang en interesse reikt veel verder’, zegt hij.

‘Op dit moment wordt de suggestie gewekt dat de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking kan volstaan door geld naar Benin te sturen. Zo werkt het niet. Er is kennis en de kunde in Nederland nodig om op een goede manier met ontwikkelingsprocessen om te gaan en om daarbij organisaties te betrekken. Die organisaties en de bijbehorende financieringstromen kunnen efficiënter worden ingericht. Ik wil daarom met de overheid als geheel, dus niet alleen met het ministerie voor Buitenlandse zaken, afspraken maken over een efficiëntere samenwerking. Over hoe we gezamenlijk onze kennis over de wereld, op een goede manier kunnen inzetten en verspreiden. Kortom, het gaat mij om veel meer dan alleen maar ontwikkelingssamenwerking. Het gaat om de positie van Nederland in de wereld. Daarvoor is kennis nodig die goed georganiseerd wordt. Het KIT kan een parel in de kroon zijn, maar het is een kroon die Nederland op heeft.’

Kunt u staatssecretaris Knapen hiervan overtuigen?

‘Ik denk dat ik iedereen kan overtuigen, zelfs de heer Knapen.’

Wat vindt u eigenlijk van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid zoals dat door dit kabinet is ingezet?

‘Het beleid is buitengewoon ambigu. Hoe kan je je als kabinet richten op export en handelsbevordering en tegelijkertijd denken dat de ontwikkelingen in de landen daar niet belangrijk zijn? Hoe kun je dat denken terwijl je gelooft dat Nederland een mondiaal opererend mercantilistisch land is? Ik begrijp echt niet hoe deze controversie binnen het kabinet kan voortbestaan.’

‘De overheid gaat oenig om met het bestuur van dit land. En het ministerie van Buitenlandse Zaken vergeet dat het volgens de grondwet een departement van binnenlands bestuur is en dat de primaire verantwoordelijkheid van dit ministerie dus ook in Nederland ligt en dat je Nederland zodanig moet organiseren dat wij onze doelen over de grenzen goed kunnen bereiken. Nou, dat waren ze even kwijt.’

Hoe vindt u dat de ontwikkelingssector reageert op het kabinetsbeleid?

‘De sector heeft in ieder geval onderkend dat er veel meer mogelijkheden zijn naast overheidsfinanciering. Waar ik vind dat de sector tekortschiet, is dat deze te weinig consolideert. Er is in Nederland niet één grote organisatie met een kritische massa. Een combinatie van bijvoorbeeld SNV, het Koninklijk Instituut voor de Tropen  (of KIT) en een aantal andere instituten, zou samen tot één grote Koninklijke privaatrechtelijke organisatie gebundeld kunnen worden. Dat zou echt een sparringpartner voor het bedrijfsleven en de overheid zijn. Ik acht de vorming  van zo’n organisatie zeer wenselijk. En ik meen te weten dat het bedrijfsleven een dergelijke grote partner vanuit de ontwikkelingssamenwerking ook zeer zou toejuichen.’

‘Dit was altijd al wenselijk en de tijd is al lang rijp. Maar het moment is nu wel gekomen. Ik hoop dat de consolidatie gestimuleerd wordt door een combinatie van enerzijds inzicht vanuit de sector zelf, anderzijds door een duidelijke overheidsregie. De overheid is in dit proces echt onmisbaar omdat het zelf de huidige fragmentatie in sector heeft veroorzaakt. Dat zeg ik nadrukkelijk, niet om de overheid te bestrijden maar om de overheid te helpen. Als de overheid die regiefunctie in handen neemt, dan kunnen we samen heel ver komen.’

Zou u, gezien de bezuinigingen op het KIT, het voortouw in dit proces willen nemen?

‘Nee, dat wil ik niet; ik wil wel helpen en dat weet de overheid al jaren. De ellende wordt in een belangrijke mate door de overheid veroorzaakt. Met heel eenvoudige middelen slaat ze de boel kaal en denkt ze iets op te lossen. Dat is niet constructief. Ik wil met de overheid praten, ook over bezuinigen. Maar de regiefunctie ligt bij de overheid.’

Waarom behoudt u zo’n vertrouwen in de overheid, terwijl u het eerder in het gesprek ook een spiegel van de verhuftering van de samenleving noemt?

‘We kunnen niets beters dan de overheid bedenken. We moeten tenslotte niet vergeten dat wij, met z’n allen, de overheid zijn. De overheid is van ons en niet andersom.’

Iets anders. Terwijl het KIT als erkend kennisinstituut een groot deel van haar subsidie verliest, krijgt de NCDO subsidie om zich zonder aantoonbaar trackrecord tot kenniscentrum om te vormen. Wat vindt u daarvan?

‘Deze beslissing bevestigt alles wat ik tot nu toe heb gezegd. De overheid gaat oenig om met het bestuur van dit land. Ik denk dat de overheid met deze beslissing een kans heeft laten liggen om een efficiency-slag te maken. Er is door de overheid niet goed nagedacht over wat men aanmoest met de NCDO. Ze nemen nu over wat wij al jaren deden en in de toekomst misschien niet meer mogen doen. Hoe dat te rijmen is begrijp ik echt niet. Die slag had je eerder en efficiënter kunnen slaan. Gelukkig denk ik dat het nog steeds niet te laat is die alsnog te maken.’

Tot slot, kijkt u reikhalzend uit naar de verwachte kennisbrief van Ben Knapen?

‘Ik kijk daar inderdaad zeer reikhalzend naar uit. Het KIT kan een bijdrage leveren. We moeten ons afvragen waar de kenniscapaciteit zit.  Zeker vanuit de universiteiten wordt er veel gedaan om buitenlandse studenten, ofwel kennismigranten, binnen te halen. Dat is prima en dat betekent dat we in een goede kennisinfrastructuur moeten investeren. Het KIT levert nu al een grote bijdrage aan de training van de grote multinationals die werknemers in het buitenland hebben. We ondersteunen buitenlandse voetballers uit de eredivisie op het Nederlandse leven.’

‘Dit hoort allemaal bij de kennisinfrastructuur die nu nog geen cohesie vertoont. Ik zou daar wel naar willen streven. Dat het KIT onderdeel wordt van een groter geheel dat alle ministeries tegelijk bedient en dat niet ieder ministerie zijn eigen kennisdepartementje heeft. Een ministerie is nooit een kennisdepartement, het is een beheersdepartement. En niet meer dan dat. Maar de kennis die iedereen nodig heeft, ook de BV Nederland, kan het KIT in een goed georganiseerde kennisinfrastructuur leveren.‘

Auteur
Eva Huson

Datum:
24 oktober 2011
Categorieën: