Jan Donner deel 1: ‘Als dit het KIT kan overkomen, is niemand meer veilig’

‘We zijn niet bereid dit erg serieus te nemen’, was de eerste reactie van het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) nadat ze op 12 oktober werden geïnformeerd dat het Tropenmuseum, het Tropentheater en de Information & Library Services (o.a. bibliotheek) vanaf 2013 geen overheidsfinanciering meer ontvangen. Na een samenwerking van 102 jaar en zonder enige waarschuwing vooraf, was ook Jan Donner, voorzitter van de Raad van Bestuur van het KIT, onaangenaam verrast. Het Instituut voelt zich bedreigd, maar ‘we won’t take it sitting down’, aldus Donner. Vice Versa zocht hem op in Amsterdam. Deel 1 van een tweeluik.

Waar joelende kinderstemmen het plein voor het Tropenmuseum vullen, heerst er een serene rust in de marmeren hal van het hoofdgebouw van het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT). Ook de klassieke werkkamer van Jan Donner wordt gekenmerkt door kalmte. Donner zit ontspannen aan een grote ronde tafel, zijn rug gekeerd naar de hoge ramen die op het Amsterdamse stratennetwerk uitkijken. Het KIT huist duidelijk in een prachtig monument.

Eén met een exotisch tintje uiteraard. Zo wordt de verse koffie met een tropische zoetstof geserveerd. Mierzoet en een van de winstgevende landbouwproducten in ontwikkelingslanden, aldus Donner. Veel tijd om het interessante product te bestuderen is er overigens niet, want er staat momenteel veel op het spel: de bedreiging van het KIT.

Om te beginnen, hoe was uw afgelopen weekend?

‘Het zijn topdagen voor bestuurders. Het houdt je van de straat en dat is goed. Maar daar gaat het natuurlijk niet om. Het is echt onbegrijpelijk wat er afgelopen weekend is gebeurd. Er is geen toelichting, er is geen verhaal bij. Het besluit overvalt ons als organisatie en we zijn dan ook niet van plan dit zomaar te accepteren. We gaan er tegenin. Hoewel we een goed verhaal en enige alternatieven hebben, bespeuren we helaas dat er vanuit de overheid niets is gedaan om na te denken hoe we met deze situatie om moeten gaan.’

Hoe komt het dat de bezuiniging voor u en de organisatie onverwacht is? Zowel in de culturele sector als in OS-sector wordt immers gesneden. Waarom zou het KIT niet aan de beurt zijn?

‘Dat is simpel. De overheid heeft ons niet eerder geïnformeerd. Het KIT is niet ongenegen om net zo hard met de bezuinigingen mee te werken als anderen dat moeten. Als een deel van het instituut zich moet spiegelen aan de culturele sector is dat oké, maar dan verwacht het KIT een museaal beleid dat ook geldt voor de musea van de andere ministeries. Een dergelijk beleid moet worden bepaald door het dominante ministerie dat over de culturele sector beslist, OCW (ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, red.). Dit betekent dat instellingen minstens 17,5 procent eigen inkomsten moeten hebben en elk jaar een procent meer uit de markt moeten halen. Prima, het KIT kan dan nog wel enkele jaren verder. Wij zijn al veel verder dan dat.’

Dus voor een dergelijk cultureel beleid zou het KIT openstaan?

‘Waar wij voor open staan is een redelijk overleg. Het ministerie weet dat er met ons over bezuinigingen is te praten. Over kaalslag niet.’

Hoe krijgt u zoiets eigenlijk te horen, per brief of in een persoonlijk gesprek?

‘Het ministerie wilde een week geleden een informeel overleg met Bram van Ojik (directeur Sociale Ontwikkeling van het ministerie, red). De directeur-generaal vloog vrijdagochtend samen met staatssecretaris Knapen terug uit Afghanistan en informeerde ons ‘s middags dat de subsidierelatie wordt beëindigd vanaf 2013. Op hetzelfde moment heeft de staatssecretaris gebeld met de toezichthouder, de heer Rabbinge, de voorzitter van mijn Raad voor Commissarissen. Dit is hoe het KIT de mededeling in de meest primaire vorm heeft gekregen. Vervolgens hebben we drie dagen later de brief ontvangen.’

Is er denkt u sprake van een ad hoc beslissing? Is de terugvlucht het beslissende moment geweest of een bevestiging?

‘Ik weet het niet, ik ben er niet bij geweest. Misschien heeft het invloed gehad dat het vliegtuig anderhalve dag te laat was. In ieder geval kwamen ze vrijdagmorgen gezamenlijk terug en hebben ze vrijdagmiddag de mededeling gedaan.’

Hoe was uw eerste reactie bij het horen van het nieuws?

‘We zijn niet erg bereid dit serieus te nemen. Dat was mijn eerste reactie in de richting van de directeur-generaal, en dat was ook de reactie van mijn voorzitter van de Raad van Commissarissen. Iedere vorm van argumentatie voor de beslissing ontbrak en de discussiemogelijkheden over opties en alternatieven werd niet geboden. Zo ga je als overheid niet met de burger om.’

Waar komt zoiets dan vandaan?

Er wordt gesproken over een verhuftering van de samenleving. Die is er aan de kant van de burger, maar de overheid is daar helaas ook een spiegel van.’

Wat vindt u van het argument dat Knapen enkele dagen later in de media naar buiten brengt: ‘Benin gaat voor Amsterdam’?

‘De spindoctor van de staatssecretaris heeft die zin vast bedacht. Maar het gaat niet op. Het instituut staat in Amsterdam, maar onze kennis bestrijkt een breed terrein van ontwikkelingssamenwerking en wordt betrokken bij verschillende ontwikkelingsprocessen in de wereld. Hetzelfde geldt voor ons museum. Het heeft in vele landen, toevallig ook in Benin, een bijdrage geleverd met een rijdende voorlichtingstentoonstelling over HIV/AIDS. Het geld van de staatssecretaris komt dus juist door tussenkomst van het KIT terecht bij een ontwikkelingsland als Benin.’

‘Bovendien is de echte vraag: waar komen goede projecten vandaan? Gewoon maar geld naar Benin smijten is geen oplossing. Goede projecten zijn nog steeds schaars in de ontwikkelingssector. Het KIT springt hierop in en draagt bij aan het vinden van dergelijke projecten. Ook in de sfeer van cultuur kunnen deze projecten heel relevant zijn. Het waarderen van de culturen in ontwikkelingslanden geeft de mensen daar een gevoel van eigenwaarde als ze inzien wat ze als ontwikkelingsland kunnen betekenen. Cultuur is daarom een onmisbaar element van ontwikkelingsprocessen.’

Is het wel logisch dat het KIT subsidie uit de begroting van ontwikkelingssamenwerking krijgt en niet vanuit het cultuurbeleid wordt gefinancierd?

‘Dat is niet mijn keuze. De overheid heeft in het verleden bepaald het KIT vanuit één ministerie te bekostigen. Voorheen kreeg het instituut geld van het OCW, maar later is dat overgeheveld naar het ministerie voor Ontwikkelingssamenwerking. Het lijkt mij dat wanneer dit laatste ministerie er even geen zin meer in heeft, de bekostiging weer terug wordt geplaatst naar het verantwoordelijke ministerie voor cultuur, ofwel OCW.’

Houdt u serieus rekening met het overplaatsen van uw subsidiëring?

‘Ik denk dat dit soort discussies de actieve betrokkenheid van de voorzitter van de Raad van de Ministers vraagt.’

En dat gaat ook gebeuren?

‘Ik heb hem in ieder geval een brief geschreven.’

Is een dergelijke overheveling nodig vanwege het historische belang van dit instituut?

‘Er bestaat een logica om het cultureel beleid onder een bepaald ministerie onder te brengen, maar wat is de coördinatie van het huidige museaal beleid? Het kan niet zo zijn dat het ene ministerie besluit om niets meer te doen op dit terrein en het andere ministerie juist meer gaat doen, zoals het openen van een nieuw defensiemuseum in Soesterberg. Terwijl een derde ministerie verkondigt dat de culturele instellingen 17,5 procent eigen inkomsten moeten hebben en elk jaar een procent meer uit de markt moeten halen. Dat is geen fraai voorbeeld van eenheid van kabinetsbeleid.’

Denkt u dat de voorgenomen beëindiging van de subsidie het gevolg is van een Kabinet dat, naast het hanteren van een inconsistent beleid, de waarde van het KIT niet inziet?

‘Dat is wat mij betreft niet het geval, al kan het best zijn dat de overheid een aantal dingen niet ziet. Maar het KIT is bereid hen dat opnieuw goed uit te leggen.’

De beslissing van Knapen heeft voor veel aandacht in de pers en steunbetuigingen gezorgd. Voelt u zich gesterkt?

‘Ik voel mij in ieder geval gesterkt door het feit dat heel veel mensen onderkennen waar het KIT voor staat. Mensen hebben een heel groot gevoel voor identificatie. Ik voel me gesteund door de publieke reactie, maar ik weet ook dat het KIT er daarmee nog niet is. Veel mensen zien het museum als het boegbeeld en weten weinig over wat er nog meer in het KIT gebeurt. Hoewel het museum maar twintig procent is van wat wij doen, is het tegelijkertijd een essentieel onderdeel van het instituut. Als je het museum er uitsnijdt, worden andere activiteiten minder relevant. Waarom? Eenvoudig genoeg omdat de culturele dimensie minder wordt.’

‘Het KIT heeft de verantwoordelijkheid om de overheid er nogmaals op te wijzen dat er alternatieven zijn.  En als ze die zelf niet kunnen bedenken, willen wij graag helpen. Nogmaals, het KIT is niet ongenegen om te bezuinigen. Bovendien denk ik dat er binnen de ontwikkelingssector een heleboel efficiënter gereorganiseerd kan worden. Laten we daarmee beginnen om te kijken hoeveel je dan al bespaart.’

Wat zijn de concrete stappen die u gaat ondernemen?

‘Dat zijn er verschillende. In de eerste plaats vindt er op dit moment heel veel communicatie- en informatiewisseling plaats. Dat is logisch. We brengen de boodschap naar buiten wat ons dreigt te gebeuren en waarom dat niet hoeft. Ten tweede, gaan wij, indien noodzakelijk, juridisch het gevecht aan.’

‘Ten derde, zijn we in overleg met partners, andere organisaties en ministeries over de mogelijkheden om samen te werken en het speelveld te verruimen. Hoe kan het veld, met regie van de overheid, efficiënter worden georganiseerd? Hierbij moeten we met de hele overheid samenwerken en het mag dus niet zijn dat een ministerie ons bij voorbaat uitsluit.’

‘Tot slot zullen wij binnenshuis in ieder geval ook kijken naar bezuinigingen. Momenteel praten we met een aantal bedreigde organisaties, de scherven van de bezuinigingsslag, over de mogelijkheden om samen te werken. Bovendien werkt het KIT uiteraard aan de vergroting van de omzet van de niet publieke financiering. Kortom, er gebeurt van alles. We won’t take it sitting down.’

Wat betreft de juridische stappen. U heeft binnen de sector de reputatie opgebouwd als iemand die al zijn rechtszaken tegen het Ministerie van Buitenlandse Zaken wint.

Vergeleken met andere organisaties zij wij inderdaad meer bereid het juridische wapen te hanteren. Ik geloof dat je juridische stappen moet nemen als je meent dat je onrecht wordt aangedaan. Je moet het wapen niet laten liggen, omdat je bang bent dat het zich later tegen je keert. Ik ga er van uit dat het gebruik van het juridisch wapen een professioneel gebruik is waarna je, ook bij een gewonnen zaak, weer evengoed met het ministerie door één deur kan.’

‘Ik vind dat wij ook in dit geval mogen opkomen voor het belang van het Instituut als een situatie zich voordoet die juridisch gezien niet door de beugel kan. Ik ben daar een aantal keer eerder mee geconfronteerd en ik ben daar wel eens goed uitgekomen.’

De overheid kan u dus maar beter niet tegenover zich hebben in de rechtszaal?

‘Nee, dat betwist ik. Om te beginnen is het is heel goed voor mij om af en toe ruzie met het ministerie te hebben en een klap op mijn hoofd te krijgen. Ten tweede zullen ze in mij geen fideler en meer antirevolutionaire collega vinden dan wie dan ook. Nee, ik denk niet dat de overheid zich moet beklagen. Ik geef in het juridische debat ook altijd aan dat ik dingen liever via overleg dan via het juridische kanaal gedaan krijg.’

Is het zeker dat u juridische stappen gaat ondernemen?

‘Ik ben daartoe veroordeeld omdat ik zes weken de tijd heb om de procedure in te leiden. Of het uiteindelijk tot een vonnis komt? Misschien niet. Hopelijk niet.’

Denkt u dat er nog meer organisaties hetzelfde als het KIT boven het hoofd hangt?

‘Als dit het KIT kan overkomen, is niemand meer veilig. Het betekent dat gerust de hele kennisinfrastructuur over boord gegooid kan worden. Dat we over afzienbare tijd ook geen kennisland meer zijn en dat we echt achter de dijken leven. Maar als het aan ons ligt, komt het niet zo ver.’

A.s. maandag deel 2 van het interview met Jan Donner. Gaat hij alleen strijden voor het KIT of voor de hele ontwikkelingssector? En hoe kijkt hij aan tegen de manier waarop de ontwikkelingssector in deze tijden van bezuinigingen opereert?

 

Auteur
Mieke Olde Engberink

Datum:
21 oktober 2011
Categorieën: