
Vrijdagmiddagborrel Stefan Verwer: Subsidie van SBOS is als het schrijven van een businessplan
Subsidieverstrekkers kunnen nog iets leren van het lef van investeerders, betoogde Michel Groenenstijn deze week op de website van Vice Versa. Stefan Verwer reageert in deze speciale vrijdagmiddagborrel: ‘Groenenstijn maakt een karikatuur van subsidie: subsidie heeft namelijk meer overeenkomsten met een investering dan je zou denken.’
Al enige tijd prikkelt Michel Groenenstijn de lezers van Vice Versa met zijn bijdragen. Groenenstijn lijkt te staan voor de vernieuwing in de ontwikkelingssamenwerking en niet voor niets wordt hij dan ook gerekend tot de groep invloedrijkste jongeren binnen de ontwikkelingssamenwerking. Tenminste dat blijkt uit het onderzoek naar de machtigsten uit de sector, wat Vice Versa in samenwerking met IS Magazine liet uitvoeren.
Subsidie vs investering
In zijn laatste epistel voor de Vice Versa website richt Groenenstijn zijn peilen op subsidieverstrekkers: deze zouden veel kunnen leren van investeerders. Creativiteit is niet te vatten in een beoordelingskader, aldus Groenenstijn, die daarmee impliceert dat subsidieverstrekkers zo de vernieuwing blokkeren. Een mooie redenatie, prikkelend zoals we Groenenstijn kennen, maar met alle goede bedoelingen slaat Groenenstijn op een aantal punten de plank volledig mis.
Bij het lezen van zijn stuk, rijst de vraag hoe goed Groenenstijn op de hoogte is van het bedrijfsleven. Juist investeerders vragen om een uitgebreid businessplan, waarin een duidelijke doelstelling wordt geformuleerd, waarin een analyse wordt gemaakt van de doelgroep, op basis waarvan activiteiten worden beschreven. Op de website van het Midden en Kleinbedrijf staat een uitgebreide lijst wat er allemaal in een businessplan thuis hoort:
- De behoefte waarin je bedrijf voorziet
- Je doelen: wat wil je realiseren?
- Hoe wil je dit realiseren?
- Succesfactoren, waarom zal jouw bedrijf succesvol zijn?
- Financiële vooruitzichten: wat is de verwachtte omzet, winst, kasstroom en rendement?
En dit is nog maar een klein deel van de vragen en onderwerpen die worden gerekend als een onderdeel van een solide businessplan. Sterker nog, als je de checklist voor een businessplan van het MKB doorleest, lijkt het er bijna op alsof je een subsidieaanvraag bij het onlangs opgeschorte SBOS moet indienen. En laat het nou juist die subsidiefaciliteit van het ministerie van Buitenlandse Zaken zijn die door Groenenstijn wordt gefileerd.
Niet heel toevallig is de uitvoering van de Subsidiefaciliteit voor Burgerschap en Ontwikkelingssamenwerking (SBOS) in handen van een consortium aangevoerd door Price Waterhouse Coopers (PWC), het gerenommeerde accountantskantoor dat al decennia lang het internationale bedrijfsleven adviseert.
Vernieuwing komt van binnenuit
Groenenstijn beargumenteert dat de vernieuwing ver te zoeken is in de ontwikkelingssector, en het klopt dat veel initiatieven (inclusief die van de organisatie lokaalmondiaal) niet verder komen dan het onderwijs, stages in het buitenland of het organiseren van masterclasses. Maar is dat zo erg? Belangrijker dan vernieuwing is namelijk effectiviteit. En terwijl de Nederlandse ontwikkelingssector (inclusief het ministerie van Buitenlandse Zaken) veel te verwijten valt en er nog ongelofelijk veel zaken verbeterd zouden moeten worden, is er de laatste tijd enorm veel aandacht voor effectiviteit. Sterker nog: SBOS onderscheidde zich van alle andere subsidieverstrekkers uit het verleden, in een sterke nadruk op het meten van het resultaat van de activiteiten.
Het is nu aan de ontvangers van de subsidie van SBOS (inclusief organisaties als lokaalmondiaal en Be-More) om aan te tonen wat het effect is van de door hen uitgevoerde projecten. Waar Groenenstijn zich dus richt op de subsidieverstrekker, ben ik er heilig van overtuigd dat de bal nu bij de uitvoerder van activiteiten gericht op mondiaal burgerschap ligt.
Flexibiliteit
Het enige punt wat Groenenstijn zou kunnen maken met betrekking tot subsidies versus investeringen, is het punt ten aanzien van flexibiliteit. Juist daar zit een mogelijk probleem bij subsidiegevers. Vaak dien je een plan in voor meerdere jaren, maar kun je niet voorzien dat na een aantal jaar de omstandigheden zo veranderen dat je je activiteiten moet aanpassen. Als een echte ‘investeerder’ zou SBOS (en andere subsidieverstrekkers) dus voldoende ruimte moeten geven aan de uitvoerders om activiteiten aan te passen, indien de omstandigheden daarom vragen. Alleen op die manier kan het rendement in zo’n situatie alsnog behaald kan worden. Mijn verwachting is overigens dat dit met een uitvoerder als PWC wel goed zal komen.
Dragon’s den
Tot slot maar even terug naar het betoog van Groenenstijn. Wat overblijft is zijn verwijzing naar het televisieprogramma de Dragon’s Den. In het oorspronkelijk Japans televisieformat, wat in Nederland werd uitgezonden door de KRO, krijgen kandidaten de mogelijkheid hun plannen aan een panel van ondernemers te presenteren. Het levert vooral amusement op en weinig concrete voorstellen voor daadwerkelijke financiering. En die voorstellen die wel tot financiering komen? Die hebben een helder businessplan. Het lijkt SBOS wel.