
‘Ik ben veel te ver over mijn grenzen gegaan’
Krista van Wolfswinkel (37) werkte voor SNV en ICCO. Ondanks haar blijvende interesse in ontwikkelingswerk, besloot ze na een moeilijke periode in Congo een andere richting in te slaan.
‘De andere interviews die ik las in Vice Versa maakten wel wat in me los. Ik herkende mensen en vroeg me af: wat maakt dat zij niet opgeven? Op een gegeven moment ben ik zelf namelijk gaan twijfelen aan de haalbaarheid van alle goede bedoelingen. Ik zag hoe snel die goede bedoelingen ondergesneeuwd dreigden te raken door andere belangen.
Ik studeerde sociale geografie van ontwikkelingslanden. Ik wilde weg, reizen, de wereld ontdekken, en was ook idealistisch. Ik ging op stage bij de Toeareg-nomaden in het noordoosten van Mali, fantastisch was het! De Toeareg hebben zo veel authenticiteit en trots. Mijn aandacht ging uit naar de sfeer, de mensen en de ervaring zelf.
Ik ging kort naar Nederland en werd verliefd. Vervolgens begon ik bij SNV als junior adviseur bij hetzelfde Toeareg-programma. Ik deed onderzoek naar diversificatie van inkomstenbronnen. Mijn geliefde was afkomstig uit Congo-Kinshasa en als voetballer naar Europa gekomen. Hij had een zoon uit een eerder huwelijk. Hij kon niet mee naar Mali, dus na nog een jaar werken in Bamako keerde ik terug naar Nederland om bij hem te zijn. Ik werkte als management-assistent bij SNV, en vervolgens bij ICCO als assistent-relatiebeheerder. In dit werk miste ik de mens achter de projecten. Je krijgt een mooi rapportje uit het buitenland binnen, en wat daarin beschreven wordt lijkt netjes te voldoen aan de richtlijnen. Ik dacht: de werkelijkheid is veel weerbarstiger.
Uiteindelijk zei ik mijn contract op. Ik had het er met mijn vriend thuis over gehad: “Wat zou het mooi zijn als we met ons gezin ooit naar je geboorteland kunnen gaan.” Ook trok het veldwerk me weer aan. Soms in je leven vallen dingen je toe: opeens had ik drie mogelijkheden om naar Congo te gaan. Er was een vacature bij ICCO, ik mocht op gesprek bij de Belgische ngo Trias én…SNV belde me op tijdens een van mijn laatste werkdagen bij ICCO. In januari 2006 reisde ik af. Mijn vriend bleef bij zijn zoon, die nog op een verblijfsvergunning wachtte.
Stress
Ik werd medior adviseur marktketenontwikkeling. Het SNV-programma in Congo stond nog in de kinderschoenen. We ontwikkelden de strategie, legden contact met potentiële partners en lobbyden bij ministeries. Ik werkte met zwaargewichten bij SNV. Ik was de jongste en de enige vrouw. Ik werd serieus genomen, ze wilden me veel leren. Maar de verantwoordelijkheden waren zwaar en de werkdruk was hoog.
Na een maand of vier kreeg ik last van stressgevoelens. Ik reisde regelmatig met lokale vliegtuigjes naar Goma en Kikwit. Die vliegtuigjes stonden op een zwarte lijst, ze waren onbetrouwbaar. Ik had daar onderhuids veel last van, maar sprak dat niet uit. Iedereen deed het, het hoorde bij het werk.
In juni, tijdens verlof in Nederland, was ik totaal lusteloos. Ik bezocht de keuringsarts, maar die vond niks. Eenmaal terug in augustus brak er geweld uit na de verkiezingen en de installering van Kabila, de huidige president van Congo. Ik woonde midden in het centrum van Kinshasa, tegenover het radiostation van Jean Pierre Bemba, een andere presidentskandidaat die nu zijn proces afwacht bij het Internationaal Gerechtshof in Den Haag. Na Kabila’s overwinning vierden zijn aanhangers feest in de stad. In Kinshasa woonden echter ook veel medestanders van Bemba. Er braken hevige rellen uit. Tanks reden mijn straat in, er werd geschoten. Ik vluchtte naar de bovenverdieping van mijn flatgebouw en zag overal rookpluimen opstijgen. Enkele dagen moest ik binnenblijven.
Ik wist niet wat er ging gebeuren en hoe lang het zou duren. Voor hetzelfde geld dringen soldaten de flat binnen en verkrachten ze je, dacht ik. Dat gebeurt overal ter wereld, dus waarom niet hier? Ik vroeg me af waarom ik mijn leven zo in de waagschaal legde. Kort erna verhuisde ik naar een wat meer enclave-achtige zone. Maar Kinshasa is een snelkookpan. Dagelijks word je heen en weer geslingerd tussen allerlei soorten ervaringen. Ik drukte veel emoties weg.
Zwangerschap
Na een korte repatriatie van alle westerse medewerkers wegens een dreiging van een nieuwe uitbraak van geweld, kwam ik in december 2006 terug. De maanden erna ging het werk lekker. Ik had mijn draai gevonden, een fijn huis, en ik genoot van uitgaan in Kinshasa.
In juni ging ik naar Nederland en trouwde met mijn vriend. Nadien vertrok ik weer naar Congo en bleek totaal onverwacht zwanger te zijn. Dat gaf me ook veel stress, ik had me nog nooit in een zwangerschap verdiept dus moest veel uitzoeken op internet. In Nederland ga je naar de verloskundige, maar wat doe je in Congo? Bij de huisarts daar liet ik enkele standaard testen doen. Ik wilde niet meer met die vliegtuigjes reizen of op missie zonder medische voorzieningen in de buurt.
Na de bevalling in Nederland konden we eindelijk als gezin naar Congo. Toch voelde ik ook weerzin om terug te gaan, maar ik dacht: niet kleinzerig zijn, hoeveel vrouwen zijn je voorgegaan? Het pakte enorm slecht uit. Het leek een nachtmerrie. Ik had een fulltime baan en mijn baas voerde de druk weer op: “Wanneer stop je met borstvoeding? Dan kan je weer het veld in.” Elke keer als dit ter sprake kwam, kreeg ik het Spaans benauwd. Ik dacht: dit klopt niet, ik wil bij mijn dochter zijn. Ik kon me steeds slechter verdiepen in de belangen van SNV, ik zat op mijn werk te janken op de wc en dacht: waar ben ik aan begonnen? Ik wíl dit niet!
Eenzaam
Ik ben veel te ver over mijn grenzen gegaan. Het is ook inherent aan de setting, want er wordt makkelijk voorbijgegaan aan de mens achter het werk. Natuurlijk heb je een mooie baan en woon je in een goed huis, maar het is ook keihard bikkelen, ook ’s avonds en in het weekend. Door de stress had ik meer moeite met de nadelen van het werk. Ik zag nepotisme en corruptie van mensen van wie ik het niet verwachtte. Vanuit het hoofdkantoor kwam bovendien zeer regelmatig een officiële brief met een nieuw credo. Dan weer governance for empowerment, dan inclusive business, dan wéér iets anders. Die opeenvolging van agenda’s ging me te snel en ik dacht: ik kan het de partners niet meer verkopen.
Een ander probleem ontstond doordat mijn man in zijn eigen milieu terugkwam, bij zijn vrienden en familie. Zijn hoogtepunt als voetballer was voorbij en hij was vaak weg om kansen op werk te verkennen. ’s Avonds was ik alleen met de kinderen. Ik voelde me eenzaam. Hij snapte het niet. Ik had agressieve buien die ik niet van mezelf kende, ik huilde veel.
Het ging steeds slechter en ik trok aan de bel. Ik kreeg het advies mijn baan op te zeggen. Ik kende een ervaren human resource-adviseur en zij drukte me op het hart: nooit doen, richt je tot de bedrijfsarts. Toen ging het heel snel. Vanuit Nederland belden ze en vroegen: wat wil je? Ik wilde niet worden overgeplaatst, ik wilde naar huis. In Nederland waren mijn dochter en ik veilig. Mijn man en ik waren beiden teleurgesteld, ook in elkaar. We hebben een moeilijk jaar gehad, maar we zijn er doorheen gekomen.
Gezondheid
Ik denk nog bijna dagelijks aan Congo, mijn kind is half-Congolees, en mijn man komt er vandaan. Het kriebelt altijd ergens, maar ik weet nu beter waar mijn prioriteiten liggen. Ik wil er voor mijn dochter zijn. Haar laten zien dat er een menselijke maat is voor dingen in het leven, dat je je eigen grenzen mag aangeven. Voor mij was dat moeilijk, maar ik ben niet de enige. De ambities in deze sector liggen hoog en de omstandigheden kunnen zwaar zijn. Ik heb meer mensen onderuit zien gaan.
Toch kijk ik goed terug op die periode. De mensen die ik ontmoette, de verhalen die ik hoorde, de veerkracht en creativiteit. Ik kon ondanks alles ontzettend genieten van de Congolezen. Momenteel doe ik een nieuwe opleiding: voeding en diëtetiek. Ik sta mensen graag persoonlijk bij om de kwaliteit van hun leven te verbeteren. Voeding en gezondheid raken iedereen. En ik sluit niet uit dat ik ooit weer naar Congo ga, maar dan zal ik mijn grenzen beter bewaken.’