VSO kiest voor down to earth ontwikkelingssamenwerking

Pieter Marres, de nieuwe voorzitter van VSO Nederland, heeft een heldere visie op ontwikkelingssamenwerking.  In zijn lange carrière werkte hij als vrijwilliger, directeur van het Koninklijk Instituut voor de Tropen en als ambassadeur in o.a. Ethiopië en Thailand. Hij creëerde door de tijd heen een nuchtere kijk op ontwikkelingssamenwerking, en voert deze visie door binnen VSO. Vanaf 1 april heeft hij het roer overgenomen van Jean Penders.

Voluntary Service Overseas (VSO) zendt vakdeskundigen uit naar ontwikkelingslanden, waar zij tegen lokaal salaris hun expertise delen en nieuwe ervaringen opdoen. Zo begon ook Marres zelf zijn carrière. Na het afronden van zijn studie economie besloot hij, mede vanuit zijn religieuze achtergrond, in een ontwikkelingsland te gaan werken. “Iedereen zei: ‘je komt terug op geitenwollen sokken, en dan vind je nooit meer een baan’, maar dat maakte mij niet uit.” aldus Marres.

Vastberaden om twee jaar ontwikkelingssamenwerking te doen en vervolgens bij Shell te solliciteren vertrok hij naar Lesotho. Van SNV kreeg hij 100 Rand, een hut en vijf liter benzine voor de motorfiets. Zo leerde hij begin jaren 70 dat op gelijkwaardig niveau samenwerken het delen van kennis mogelijk maakt. Na de twee jaar voor SNV kreeg hij een baan aangeboden bij UNDP als junior professional officer in Freetown, Sierra Leone. Hij heeft de internationale samenwerking nooit meer de rug toegekeerd.

Kunde

Om fondsen te werven willen ontwikkelingsorganisaties hun resultaten nog wel eens overdrijven en tegelijkertijd een zielig beeld schetsen van de regio’s waar ze werken. Dit laatste noemt Marres discriminatie, omdat de diversiteit tussen mensen en landen op die manier niet aan bod komt. Bovendien wordt niet belicht dat ontwikkelingslanden wel veel kunnen, wanneer er maar genoeg politieke wil is. Daarvan stond Marres tijdens zijn ambassadeurschap in Ethiopië versteld. In bepaalde dorpen kwamen medicijnen en schoolboeken niet aan, hoe hard hij hier ook voor lobbyde bij de Ethiopische regering. Op het moment echter dat de oorlog met Eritrea uitbrak, kwamen er in dezelfde dorpen binnen 24 uur voorzieningen voor soldaten aan.

Marres beseft dat er veel kunde in ontwikkelingslanden zelf bestaat. In 2001 stelde hij het nut van ontwikkelingshulp openlijk aan de kaak, in een artikel in de Volkskrant. Hij betwijfelde of het respecteren van de waardigheid van mensen in het Zuiden samen kan gaan met ontwikkelingshulp. Marres noemt deze discussie nog steeds relevant, want “je moet je realiseren dat geld niet alleen goed doet. Vroeger dacht ik dat elke euro die ik besteedde aan ontwikkelingshulp beter besteed was dan andere euro’s, maar dat is niet zo.” Financiële middelen zijn volgens Marres niet vaak het antwoord op ontwikkelingsproblematiek.

Bij VSO speelt geld dan ook geen hoofdrol. De uitgezonden vakdeskundigen zijn in dienst van de lokale organisatie. Het gaat om het verminderen van economische- en kennisongelijkheid tussen de twee partijen. Dialogen dragen daaraan bij. De resultaten van deze missies worden door Marres kritisch bekeken. Marres: “als in een  projectrapport staat dat er zo en zoveel procent van de bevolking bereikt is, dan wil ik weten of dat wel echt zo is. Welke mensen zijn dat precies, en op welke manier zijn ze bereikt? Dat mensen een keer naar je radioprogramma hebben geluisterd betekent bijvoorbeeld niet dat het aantal gevallen van AIDS is vermindert.” Bescheidenheid is het devies bij VSO.

Bedrijfsleven

De door VSO gefaciliteerde samenwerking op basis van een gelijkwaardig salaris noemt Marres een uitzondering binnen de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking. Deze manier van werken biedt niet alleen kansen in bijvoorbeeld de gezondheids- en onderwijssectoren, maar ook in het bedrijfsleven Daarom heeft VSO een samenwerkingsprogramma met  Nederlandse bedrijven.

Medewerkers van Randstad bijvoorbeeld worden voor korte periodes uitgezonden via VSO, met als doel economische ontwikkeling te stimuleren via organisatieversterking. Daarnaast adviseert Randstad VSO over de omgang met het werven, voorbereiden en de terugkomst van vrijwilligers. Marres’ einddoel is VSO kostendekkend te maken.

Koers

Met zijn down to earth instelling zet Marres een duidelijk positief-kritische koers uit voor VSO. Gevraagd of hij als voorzitter van het bestuur, gevestigd in een Nederlands kantoorpand, nog steeds persoonlijk geraakt wordt door ontwikkelingssamenwerking, antwoordt Marres dat hij binnenkort als voorzitter van VSO kennis zal maken met het veld. Daar zal hij, net als de vakdeskundigen van VSO, de dialoog aangaan met partners ter plekke. Die ervaring was, is en blijft volgens hem onmisbaar voor ontwikkelingsdeskundigen.