
Trouw: Afrikaanse herder is dupe van vooruitgang
Uit: De Trouw/opinie (door: Ton van der Scheer)
In Afrika worden door het Westen grote landbouwbedrijven ontwikkeld. Op grond waar herders eerst droogtes overleefden.
Het is weer erg lang droog in de Hoorn van Afrika en de ergste hongersnood in zestig jaar rolt over Somalië, Ethiopië en Kenia. Het vee is al dood, de kinderen volgen. Een natuurramp, wordt er dan gezegd. Maar daar vallen nogal wat kanttekeningen bij te maken.
Twee maanden geleden was ik in Ethiopië voor een serie artikelen over de Nederlandse tuinbouw, die daar de productie van groente en bloemen op poten zet. Ik zag er mooie bedrijven, die voor lokale boeren inspirerende voorbeelden vormen hoe efficiënter en productiever om te gaan met water. Maar ook zag ik de andere kant van het verhaal van die buitenlandse agrarische investeringen.
In droge gebieden waar tot op heden alleen mobiele herdersvolkeren het uithielden, stampen investeerders uit allerlei buitenlanden, geholpen door de Ethiopische regering, enorme suikerriet- en katoenplantages uit de grond. Ik heb er gezien hoe de oude routes van rondtrekkende veehouders, de pastoralisten, worden verstoord. Goede weidegronden, die eeuwenlang als vluchthaven dienden bij langere droogtes, zijn niet meer bereikbaar of zijn ingepikt. Ik zag er ook hoe die gebieden door de nieuwe activiteiten opeens tienduizenden nieuwe bewoners krijgen, aangetrokken door het geld en de werkgelegenheid. Ik zag er een stuwmeer, goed voor irrigatie van al die nieuwe landbouwbedrijven, maar slecht voor de ecologie, waarvan die veehouders afhankelijk zijn.
In Ethiopië, Somalië en Kenia leven naar schatting 20 miljoen van die pastoralisten. Ze trekken met hun kuddes vooral door de droge gebieden. Deze mensen zijn in principe beter op droogteperiodes als deze voorbereid dan wie dan ook. Maar juist zij zijn nu de slachtoffers.
Het heet in de berichtgeving nu een ‘natuurramp’. Klimaatverandering wordt naar voren geschoven als diepere oorzaak. Ook door lokale politici, die daarmee de aandacht afleiden van de vraag of niet ook hun economisch en politiek handelen oorzaak is van de honger.
Het ontwikkelen van de economieën in Oost-Afrikaanse landen is natuurlijk niet op voorhand verwerpelijk. De Nederlandse land- en tuinbouw kan er een goede rol spelen. Ze heeft de beste teeltkennis ter wereld te bieden, werkgelegenheid en maatschappelijk verantwoord ondernemerschap. De land- en tuinbouwsector maakt bij minister Verhagen nu aanspraak op maar liefst 225 miljoen euro ontwikkelingsgeld, in het kader van het ’topsectorenbeleid’ van het kabinet.
Maar die nieuwe activiteiten kunnen ook het einde betekenen van de traditionele systemen van veeteelt en gemengd bedrijf, die het overleven in de droogste gebieden in Somalië, Ethiopië en Kenia al vele duizenden jaren mogelijk hebben gemaakt. Als dat risico bekend is, weten we nu dus ook al dat we tot in lengte van jaren geldverslindende noodhulpcampagnes zullen moeten blijven financieren.
Het geld kan beter worden gestoken in de verbetering van de sociaal-economische emancipatie van die al zo lang droogtebestendige veehouders, in plaats van in hun letterlijke en figuurlijke marginalisering.