Jan Pronk: Hebzucht of grief?

Paul Collier, econoom en schrijver van de bestseller ‘The Bottom Billion’, wordt alom geroemd. Dat zijn theorieën niet op alle vlakken hout snijdt, laat Jan Pronk zien in zijn column over de oorzaak van conflicten: is dat hebzucht of is dat grief?

Waarover gaan gewelddadige conflicten in ontwikkelingslanden? Waarom vechten de mannendie zich laten rekruteren? Het lijkt dezelfde vraag, maar dat is het niet. De oorzaken vanconflicten laten zich niet gemakkelijk afleiden uit de motieven van strijders, laat staan dat zij ermee samenvallen.

Toch wordt dat vaak verondersteld. Men beroept zich op Paul Collier, die in zijn boek ‘The Bottom Billion’ stelt dat de meeste conflicten economische oorzaken hebben, en dat er geen statistisch verband bestaat tussen politieke of etnische discriminatie enerzijds en gewelddadige conflicten anderzijds. Armoede, economische stagnatie en de exploitatie van grondstoffen leiden vaak tot conflicten. Maar het gaat te ver om te veronderstellen dat culturele, religieuze, etnische enpolitieke verschillen geen rol spelen bij het ontstaan en voortduren van burgeroorlogen.

Klagen

Toch is dat de stelling van Collier, die redenerend vanuit een onderscheid tussen twee hoofdmotieven om te vechten, namelijk greed en grievance, beweert dat het vooral gaat om hebzucht. In de literatuur over conflict en geweld worden grieven vaak gekleineerd. Zij worden afgedaan als aangepraat, gekunsteld of irrelevant. Statistisch onderzoek zou uitwijzen dat echte grieven niet zo vaak tot oorlog leiden. Degenen die vechten zouden altijd wel wat te klagen hebben, en, aldus Collier: ‘If they don’t, they make it up.’

Op Colliers onderzoek valt af te dingen. Vergelijkingen tussen landen op eenzelfde moment, met hulp van econometrische modellen, om algemene conclusies te trekken, doen doorgaans geen recht aan de diversiteit van ontwikkelingsprocessen. Dat geldt nog meer wanneer de verondersteld verklarende factoren gering in aantal zijn, slecht omschrevenen moeilijk meetbaar. Dat is in macromodellen betreffende de relatie tussen conflict en ontwikkeling het geval.

Talloze factoren

Colliers definitie van een (gewelddadig) conflict is discutabel. Zijn definitie van grieven lijkt vooringenomen. Zijn constatering dat combattanten zich vaak laten leiden door opportunisme, machtswellust en persoonlijke verrijking is juist, maar verwart oorzaak met gevolg. Achter het geweld in Afrika, Azië, het Midden-Oosten en Latijns-Amerika sinds het midden van de vorige eeuw liggen talloze factoren: economische, politieke,geografische, culturele, religieuze, etnische en andere. Deze zijn deels binnenlands vankarakter, deels bepaald door het buitenland. De historie speelt altijd een rol.

Eigenlijk is ieder conflict situatiespecifiek. Dat kunnen we leren uit geschiedkundig en sociaalcultureel onderzoek. Dat heb ik de afgelopen decennia ook geleerd uit gesprekken metmachthebbers, onafhankelijkheidsstrijders, rebellen, plegers van geweldloos verzet,mensenrechtenactivisten en anderen, in vele ontwikkelingslanden. De bevindingen van macro-onderzoek moeten worden getoetst met hulp van onderzoeknaar specifieke situaties. Daarbij kunnen interviews met huidige en gewezen strijders nuttig zijn.

Het veiligheidsmotief

Zo’n onderzoek heeft recentelijk geresulteerd in een proefschrift van Saskia Baas: ‘From Soldiers to Civilians and From Civilians to Soldiers’. Uit haar gesprekken met strijders uitZuid-Soedan komt een genuanceerd beeld naar voren. Saskia Baas constateert dat naast persoonlijke grieven (bijvoorbeeld wraak) ook politieke stellingnames (bijvoorbeeld hetstreven naar onafhankelijkheid, of het afwijzen van de sharia) een rol spelen. De zuchtnaar economisch profijt speelt nauwelijks een rol, geringer dan de aantrekkingskracht van een status als soldaat.

Echter, belangrijker dan zowel greed als grievance blijkt het veiligheidsmotief. De meeste geïnterviewden zijn rebel geworden om zichzelf en de familiete beschermen. Voeg daarbij gedwongen rekrutering en het gebrek aan alternatieven in eendoor geweld verscheurd land, en er blijft van de greed versus grievance-theorie weinig over. Motieven van personen die zich laten rekruteren in een lang bestaand gewelddadig conflict verschaffen geen inzicht in de oorzaken daarvan. Motieven van mensen die zelf in opstand komen, zoals thans in Syrië en Libië, geven dat inzicht wel. Maar ook daar gaat de theorie niet op: het gaat daar echt om grievance, niet om greed.

Jan Pronk was minister voor Ontwikkelingssamenwerkingin de kabinetten Den Uyl (1973-’77),Lubbers III (1989-’94) en Kok I (1994-’98).Van 2004 tot 2006 was hij speciaal VN-gezant inSoedan. Momenteel is hij hoogleraar aan hetInstitute of Social Studies in Den Haag.

Auteur
Jan Pronk

Datum:
06 juli 2011