
Conflict Transformatie in de praktijk: een delicaat spel
Lotte van Elp reisde in de zomer van 2010 en voorjaar van 2011 naar Afghanistan. Hier onderzocht ze de rol van een partnerorganisatie van Cordaid aan een waterconflict. Uit dit onderzoek kwamen niet alleen dilemma’s voor de lokale organisatie naar voren. Ook de ondersteuning door een donororganisatie brengt verschillende uitdagingen met zich mee. Deze uitdagingen worden in een drietal columns besproken. Met vandaag de derde column: Conflict Transformatie in de praktijk.
Ik spreek Cordaid, ICCO & Kerk in Actie en Oxfam Novib over dilemma’s – zelf spreken ze liever over ‘uitdagingen’ – die komen kijken bij hun werk aan vrede en veiligheid in Afghanistan. De gedachten die aan de basis van de programma’s liggen zijn vergelijkbaar. De manier waarop deze organisaties de vertaalslag naar de praktijk van Conflict Transformatie (CT) maken lopen uiteen. Verhalen uit die praktijk overtuigen van succes, maar ook van een aanhoudende zoektocht. ‘Het werk aan conflict in Afghanistan is een delicaat spel: voor de partners, maar ook zeker voor ons’, vertelt Albert van Hal, verantwoordelijk voor de gezondheidszorgprojecten van Cordaid in Afghanistan.
Spagaat
Van Hal geeft een voorbeeld uit Uruzgan, zuid Afghanistan, om aan te tonen hoe delicaat het ‘CT-spel’ werkelijk is. Een partnerorganisatie van Cordaid levert basisgezondheidszorg in de gehele provincie. Ze bereikt de verste uithoeken van het onrustige gebied. Onlangs vroegen dorpsoudsten van een onveilig district aan deze organisatie om ook aan hen gezondheidszorg te komen leveren. De organisatie ging in gesprek met deze machtige mannen. Ze legde uit dat ze daar bereid toe is, mits de veiligheid in het district zou verbeteren. Onderhandelingen gingen van start tussen de strijdende partijen. De dorpsoudsten hadden nu wel een heel prangend motief om aan meer veiligheid in hun district te werken.
‘Een prachtige positie’, volgens van Hal. In lijn met het programma Conflict Transformatie zou deze positie – en de impact hiervan – benadrukt of uitvergroot moeten worden. Maar de Afghaanse organisatie aarzelt. Het leveren van zorg staat voor hen op nummer één. Ze onderstrepen de basisgedachten van CT en de insteek van Cordaid, maar zijn bang om hun geloofwaardigheid als arts te verliezen. Wanneer hun rol als peacebuilder steeds explicieter wordt, raken ze dan hun legitimiteit kwijt om gezondheidszorg te leveren? Van Hal vertelt dat dit niet alleen een spagaat voor de partnerorganisatie is, maar ook Cordaid voor een uitdaging stelt. ‘Wij zijn ervan overtuigd dat deze partner in staat is om bij te dragen aan minder conflict, maar hoe ver moet Cordaid gaan om die positie te stimuleren of verder te expliciteren?’.
Conflict Transformatie-bril
In de vorige column vroeg ik me af of één Conflict Transformatie programma wel genoeg ruimte biedt aan zoveel verschillende dimensies, partners en projecten in conflict. Het voorbeeld uit Uruzgan laat zien dat de scheidslijn tussen de traditionele rol van NGOs in conflict (het leveren van diensten ) en de ‘nieuwe’ (het werk aan vrede en veiligheid) haarfijn is. Het is moeilijk balanceren tussen werk in en aan conflict. Wat als het werk aan veiligheid een middel, of zelfs voorwaarde, is tot het leveren van gezondheidszorg? En CT dus als instrument wordt gebruikt in plaats van het einddoel? Voor deze gemixte werkwijze moet ruimte worden gecreëerd. Ruim baan voor de arts met een CT-bril op zijn neus.
Vaardigheid of valkuil?
Het tweede dilemma van de vorige column ging over intuïtie: hoe kunnen we lokale organisaties ondersteunen die op basis van intuïtie, of ‘vanzelfsprekende kennis’, in een conflict bewegen? Een medewerker van ICCO in Kabul, zegt dat het een misvatting is om intuïtie van partners niet als een vaardigheid te beschouwen: ‘Het gaat erom hoe je intuïtie inzet. Kun je er een netwerk en reputatie mee opbouwen? Gebruik je het om nieuwe kennis mee op te doen?’. Volgens haar zijn dat dingen die we, als donororganisaties, wel in kaart zouden kunnen brengen.
Floortje Klijn, verantwoordelijk voor het programma van Oxfam Novib in Afghanistan, is kritischer. Volgens haar zien partners door de vanzelfsprekendheid waar ze mee werken soms cruciale punten over het hoofd. Dat kunnen volgens Klijn juist hele positieve punten zijn, ‘wanneer de impact van een project of invloed wordt onderschat’. In andere gevallen ‘is een partner zich niet meer bewust van haar eigen rol, als actor, in een samenleving’. Klijn vindt dat donororganisaties hun partners meer moeten uitdagen. Ze signaleert een trend waar donororganisaties krampachtig ‘achter hun partner’ blijven staan en een kritisch vermogen verliezen. ‘Vraag eens vaker: werkt het wel wat je doet? Laat een partner kritisch nadenken over hun eigen, negatieve en positieve, rol in conflict’.
Het grote plaatje
De vorige column sloot af met ‘projectitis’ als dilemma: de drang om elk inspirerend idee direct om te zetten in een hapklaar project. Hoe kunnen we partners de ruimte en tijd geven om te zoeken naar hun rol binnen een proces van CT? Tijdens de gesprekken raakte ik de weg kwijt in de creatieve – of omslachtige- manieren die zijn gevonden om (tussentijdse) resultaten te meten: ‘output’, ‘outcome’, ‘milestones’, ‘proces-indicatoren’, ‘narratieve-indicatoren’, en het lijstje is nog lang niet klaar.
Interessantere bevinding was de wil om verder te kijken dan een ‘hapklaar project’. Frederique van Drumpt, verantwoordelijk voor de CT-projecten van Cordaid in Afghanistan, vertelt: ‘Soms ondersteunen we een organisatie of activist omdat zij de enige zijn die het lef hebben om hun stem te verheffen of verandering na te streven. Aan deze werkwijze kleeft wel een houdbaarheidsdatum: uiteindelijk moet er natuurlijk iets gebeuren’.
Antoinette Maas, conflict transformatie specialist bij ICCO, legt uit dat naast een project, het ‘gemeenschappelijke proces’ zwaar weegt in het CT-programma van ICCO. Hierbij wordt dus niet alleen gekeken naar de resultaten van één partner van één project, maar naar het geheel, of het ‘huis’ zoals Maas het noemt. Partnerorganisaties ontwikkelen samen een conflictanalyse en indicatoren; ze bouwen samen een huis met ieder een eigen gebied van expertise. Ook Klijn plaatst het werk van partnerorganisaties in een groter plaatje: ‘Durf verder te kijken dan één project en zie je partners als actoren in een veel groter veranderingsproces. Dan kan je pas echt die gewenste impact op conflict bereiken’.
Van Hal hoopt dat het CT-programma de ruimte aan partners zal bieden om de grenzen van Afghanistan zal overstijgen. Er valt volgens hem nog veel te winnen in de Nederlandse discussie over Afghanistan. ‘Onze partners kunnen inhoud geven aan die discussie door hun dagelijkse ervaring binnen een wildgroei aan lokale conflicten. Die verhalen gaan veel verder dan een debat over onze soldaten of de 3D benadering’.
Roze stift
Een ‘huis bouwen’, ‘veranderingsprocessen’ en ‘grensoverstijgende projecten’: het zijn grote woorden. Wat wordt de rol van de donororganisaties hierin? Volgens Van Drumpt is het belangrijk dat we beter leren begrijpen wat ‘verandering’ of ‘transformatie’ in de Afghaanse context betekent. Ze wil met ‘een roze stift’ door verhalen van partnerorganisaties gaan om zo verandering door de bril van een partner te leren herkennen en een diepere betekenis aan het begrip Conflict Transformatie te geven. Die diepgang bereik je volgens van Hal niet door ‘twee keer per jaar geld over te maken. Daar moet je tijd en energie in blijven steken. Alleen dan kan je kritisch blijven, met je partners mee blijven praten en hen stimuleren’.