
Toerisme biedt ontwikkelingsorganisaties grote mogelijkheden
Toerisme is de sector waar ngo’s op een ondernemende manier kunnen gaan werken. Dit betoogt Michel Groenenstijn vandaag in zijn nieuwe opiniebijdrage. Ontwikkelingsorganisaties moeten hun partnernetwerken openstellen voor reizigers. Dat kan geld opleveren, maar vooral betrokkenheid en draagvlak.
Door Michel Groenenstijn
Steeds regelmatiger verschijnen op deze site stukken over ondernemen in de OS-sector. In het kader van minder subsidie, meer particulieren die aan het wereldverbeteren slaan en bedrijven die zich met ontwikkelingssamenwerking gaan bemoeien, ligt er een mooie kans voor bestaande ngo’s. Er is één sector die bijzonder veel mogelijkheden biedt om te starten met ondernemen: toerisme.
Waar vroeger ngo’s nagenoeg de enigen waren die werkten in, reisden naar en informeerden over ontwikkelingslanden, is dat door de globalisering nu anders. Steeds minder vaak prijkt Frankrijk, Spanje of Turkije bovenaan de wensenlijst voor de (zomer)vakantie, maar Uganda, Ethiopië, Guatemala of Cambodja. Landen waarover je 15 jaar geleden niet piekerde om je vrije weken te besteden zijn nu hot.
Zichtbaar en tastbaar
Dit heeft als gevolg dat het werkveld van ontwikkelingsorganisaties meer dan ooit zichtbaar en tastbaar is geworden voor het publiek. Armoede krijgt – zelfs op een busreis van hotel naar hotel – een gezicht, een gevoel, en blijft op het netvlies van velen achter. Niet voor niets worden notarissen en Kamer van Koophandels overspoeld met inschrijvingen voor stichtingen die scholen, weeshuizen of lokale boeren gaan helpen. Dit gebeurt niet soms, maar letterlijk duizenden keren per jaar.
Hier ligt voor Nederlandse ontwikkelingsorganisaties een mooie kans. Hoe mooi zou het zijn als toeristen na hun vakantie niet een eigen stichting starten, maar zich met hart en ziel gaan inzetten voor Oxfam’s microkrediet-programma in Cambodja – omdat ze daar zo onder de indruk waren van het kippenproject dat ze bezochten? Of dat ze met hun bedrijf of omgeving keihard aan de slag gaan voor Cordaid’s sloppenwijkproject in Bolivia, omdat de tijd die ze daar als vrijwilliger meedraaiden het meest is bij gebleven?
Inkomsten opleveren
Zulke reizen organiseren (of toevoegen aan bestaande reizen) kost – met goede Nederlandse en lokale partners – weinig moeite. Het kan kostenneutraal, of zelfs direct inkomsten opleveren. Om het geld hoef je het niet te laten. Maar de betrokkenheid van al die reizigers achteraf, dat is waar de echte winst zit. Bovendien stimuleert het partners ondernemend te denken, en de komst van vrijwilligers of toeristen aan te grijpen hun eigen doelstellingen en verhaal zichtbaar te maken.
Van daaruit is het een kleine stap naar gericht aanbod. Laat specifieke groepen kennismaken met je partners in een land. Niet alleen vermogende particulieren (hoewel dat erg interessant kan zijn), maar ook talenten op organisatiegebied, pioniers van het nieuwe werken, sporters, ICT’ers of verzin het maar. Mensen met een passie die van pas komt, die inspiratie meebrengen en een verhaal om te delen mee terug nemen. Met jouw organisatie als facilitator, als platform waarop zij kunnen voortbouwen.
Tweeweekse rondreis
Natuurlijk blijft het zo dat ngo’s werken in gebieden waar je ook anno 2011 niet graag naar afreist – en maar goed ook. Een tweeweekse rondreis Afghanistan of een safari door de jungle van Ivoorkust raad je niemand aan. Maar het aantal landen dat wordt ‘ontdekt’ door (vrijwilligers)toeristen groeit snel, en daarmee het aantal mensen dat met die landen in aanraking komt. En vrijwel zonder uitzondering zijn dit eye-opening ervaringen, waar mensen vol verhalen, inspiratie en passie van terugkomen.
Als organisatie deze groeiende betrokkenheid vastgrijpen en er iets mee doen, dat kan alleen maar voordelen opleveren.