
Politici terecht bezorgd over afbouw Nederlandse onderwijshulp
Behalve over de landenlijst zelf, was er tijdens het debat over de Focusbrief van Staatssecretaris Knapen vorige week donderdag, ook veel discussie over ‘exit-strategieën’. De meeste woordvoerders ontwikkelingssamenwerking maken zich zorgen over de afbouw van hulpprogramma’s in landen, waarmee Nederland de relatie beëindigt. Wat de Nederlandse steun aan onderwijsprogramma’s betreft, is die zorg terecht, betoogt Kees de Jong, directeur van Edukans.
Door een alarmerend gebrek aan donorcoördinatie verliest een aantal van de armste landen in korte tijd drie tot zelfs vijf belangrijke onderwijsdonoren. Dat blijkt uit een binnenkort te verschijnen rapport van het Education for All Fast Track Initiative (FTI), een internationaal onderwijsfonds, en onderzoeksinstituut Brookings: ‘Students at risk, The Future of Bilateral Aid to Education’.
Door eenzijdige besluiten van een aantal belangrijke donorlanden, waaronder Nederland, komen nationale onderwijsbudgetten in sommige ontwikkelingslanden fors onder druk te staan. Dat houdt grote risico’s in voor de continuïteit van onderwijsprogramma’s en voor het behoud van behaalde resultaten. Wat de Nederlandse onderwijshulp betreft geldt dat niet alleen voor de landen die afvallen; ook de steun aan het onderwijs in landen die wel partner blijven, wordt immers verminderd of beëindigd.
Een investering van 4 miljard euro
Zo dreigt een deel van de investeringen in het onderwijs in ontwikkelingslanden van de afgelopen tien jaar in rook op te gaan, omdat niemand de door Nederland gesteunde programma’s overneemt. Dan hebben we het wel over onderwijshulp ter waarde van zo’n 4 miljard euro in totaal! Mede dankzij die hulp gaan er sinds 2002 wereldwijd 40 miljoen kinderen meer naar school. Ook is de laatste jaren veel geïnvesteerd in de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs.
“Wij wandelen geen schoolgebouwtjes uit waar nog kinderen binnenkomen in de verwachting daar nog onderwijs te kunnen volgen.” Dat zei de Staatssecretaris Knapen eind vorig jaar tegen Tweede Kamerleden, die zich zorgen maakten over de consequenties van de forse bezuinigingen op de hulp aan onderwijs in ontwikkelingslanden. Zoals het er nu naar uitziet, zullen straks in landen als Burkina Faso, Zambia, Benin, Uganda en Mali toch grote aantallen kinderen zonder onderwijs komen te zitten. Knapen is van plan alle bilaterale Nederlandse hulp aan Burkina Faso en Zambia te beëindigen; de onderwijshulp aan landen als Uganda, Benin en Mali wordt waarschijnlijk drastisch verminderd.
Zorgvuldig afbouwen
Jarenlang was Nederland een van de belangrijkste donorlanden wat betreft financiële steun en technisch en beleidsmatig advies aan onderwijs in ontwikkelingslanden. De regering Rutte besloot onderwijs als prioriteit binnen ontwikkelingsamenwerking te laten vallen en juist daar het meest op te bezuinigen. Volgens Knapen zou Nederland de onderwijshulp zorgvuldig afbouwen. “Wij doen het op basis van afstemming met partnerlanden en andere donoren. Wij doen niet aan kapitaalvernietiging en wij willen betrouwbaar zijn.”
Op eigen houtje
Intussen is wel duidelijk dat er van die afstemming met partnerlanden en andere donoren in de praktijk nagenoeg niets terechtkomt. Dat blijkt uit een eerste inventarisatie van FTI/Brookings. Nederland is niet het enige land dat op eigen houtje heeft besloten de hulp aan onderwijs te verminderen of beëindigen, of in het aantal partnerlanden te schrappen. Ook veel andere donorlanden laten het, wat de steun aan onderwijs betreft, opeens afweten. Sommige landen gaan weliswaar meer uitgeven aan onderwijs, maar die toename lijkt bij lange na niet de gaten te vullen die de vertrekkende donoren achterlaten. Zo verliezen landen als Burkina Faso, Nicaragua en Cambodja in korte tijd elk vijf onderwijsdonoren, zonder dat duidelijk is of iemand die rol overneemt. Vietnam verliest er vier; Zambia drie.
Ongecoördineerde uittocht
De risico’s van deze ongecoördineerde uittocht van onderwijsdonoren zijn extra groot in landen, die nog in belangrijke mate afhankelijk zijn van ontwikkelingshulp voor de financiering van hun onderwijs. Een voorbeeld is Burkina Faso, dat in korte tijd de onderwijssteun van vijf donorlanden gaat kwijtraken of al is kwijtgeraakt, waarvan Nederland veruit de grootste is. Dat is extra problematisch omdat ontwikkelingshulp 34% uitmaakt van alle publieke uitgaven aan onderwijs. Hoewel de afgelopen tien jaar grote vooruitgang is geboekt in met name de toegang tot onderwijs, gaat in Burkina Faso bijna een kwart van de kinderen niet naar school en maakt slechts 43% de school af. Vooral meisjes en kinderen op het platteland hebben een enorme onderwijsachterstand. Uiteraard moeten alle ontwikkelingslanden op den duur hun eigen onderwijs kunnen bekostigen, maar ze moeten wel de tijd krijgen om daarvoor een (belasting)systeem te ontwikkelen.
Minder lesboeken, minder leerkrachten
Het FTI/Brookings-rapport voorziet ook problemen voor andere ontwikkelingslanden die meerdere donoren verliezen, zoals Bolivia, Zambia, Benin, Nicaragua en Mozambique, en voor landen die een deel van de onderwijshulp dreigen kwijt te raken, zoals Rwanda en Mali. Alle genoemde landen krijgen nu nog onderwijshulp uit Nederland; in een aantal landen is Nederland zelfs de belangrijkste donor. De consequentie is dat er minder scholen zullen worden gebouwd, minder lesboeken geproduceerd, minder leerkrachten worden opgeleid en dat er weinig terechtkomt van plannen voor verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. “Leerlingen zitten straks misschien opeens zonder lesmateriaal of zonder leerkracht”, aldus het FTI/Brookings-rapport.
Boterzacht
Het is op zich al betreurenswaardig dat de bezuinigingen op ontwikkelingshulp vooral het onderwijs betreffen, dat immers een voorwaarde is voor ontwikkeling op alle andere terreinen. De Staatssecretaris zou er op z’n minst voor kunnen zorgen dat de afbouw van de onderwijssteun niet ten koste gaat van eerder geboekte resultaten of leidt tot kapitaalvernietiging. De herhaalde toezeggingen voor een zorgvuldige en verantwoorde afbouw blijken vooralsnog boterzacht.
Harde voorwaarden
Tijdens het debat op 16 juni beloofde Knapen de Tweede Kamer eind september te informeren over de ‘exit-strategieën’, die zullen worden gevolgd in de landen die als partner afvallen. Volgens de Staatssecretaris zullen deze gebaseerd zijn op vijf uitgangspunten:
1) stap voor stap; 2) in goed overleg, 3) zorgvuldig, 4) met alle stakeholders, 5) geen garanties. Wat de beëindiging van de Nederlandse steun aan onderwijs betreft, lijkt de keuze voor landen of sectoren echter niet of nauwelijks in overleg met het ontwikkelingsland zelf of met andere donorlanden te zijn gemaakt (stap 2 en 4). Geen wonder dat je dan geen garantie kunt geven dat beëindiging van Nederlandse steun geen negatieve effecten heeft (stap 5).
Hopelijk laten de verontruste Tweede Kamerleden zich in het vervolgoverleg niet afschepen met nog meer beloften over zorgvuldigheid en redelijkheid, maar stellen ze harde voorwaarden aan de afbouw en overdracht van deze vorm van hulp.
Kees de Jong, directeur Edukans,
namens de Global Campaign for Education-Nederland