Vrijdagmiddagborrel: NCDO verdient corrigerende tik op de vingers

Iedere vrijdagmiddag bespreekt hoofdredacteur Marc Broere ontwikkelingen in de sector. Vandaag aandacht voor de NCDO. Deze draagvlakorganisatie is bezig zich op een opvallende manier te profileren met eigen activiteiten, terwijl dat niet bij de nieuwe taakstelling van de organisatie lijkt te passen. Dreigt directeur Frans van den Boom in dezelfde val te lopen als zijn voorganger Henny Helmich?

Deze week hadden we een interview willen plaatsen met Frans van den Boom, directeur van de NCDO.  Helaas is dat niet doorgegaan. Net voor het interview begon had hij de opmerkelijke voorwaarde aan onze verslaggever gesteld dat het artikel pas eind juni mag worden gepubliceerd. Dan immers heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken uitsluitsel gegeven over de toekomst van de NCDO. De afgelopen maanden is Van den Boom druk bezig geweest om een verbeterd subsidievoorstel voor het ministerie te schrijven, waar de ambtenaren zich over aan het buigen zijn. Van den Boom wilde niet dat zijn uitspraken een eigen leven gingen leiden tijdens dat beoordelingsproces, verklaarde hij tegen onze verslaggever.

Jammer

Ik vind het jammer dat Van den Boom niet nu in de publiciteit wil komen, omdat we hem juist op dit moment graag aan het woord hadden gelaten over zijn toekomstplannen met de NCDO. De taakstelling van de organisatie is immers veranderd.

Vroeger deelde de NCDO vooral subsidie uit om draagvlak voor het Nederlandse ontwikkelingsbeleid en bewustwording over mondiale vraagstukken in de Nederlandse samenleving te bevorderen. In het nieuwe draagvlakbeleid, dat uit de begroting van ontwikkelingssamenwerking wordt gefinancierd, heeft de organisatie een andere taak, namelijk dat van een kenniscentrum op het terrein van internationale samenwerking en draagvlakontwikkeling. De taak van subsidieverstrekker is overgenomen door de Subsidiefaciliteit voor Burgerschap en Ontwikkelingssamenwerking (SBOS).

Grote gevolgen

Het nieuwe draagvlakbeleid werd in mei 2009 aangekondigd door toenmalig minister Koenders in zijn beleidsbrief ‘Modernisering draagvlak ontwikkelingssamenwerking.’ Het was een brief die grote gevolgen had voor organisaties die zich met draagvlakversterking bezighielden. Het bedrag voor draagvlakactiviteiten werd gehalveerd van 60 miljoen naar 30 miljoen euro per jaar vanaf  2011. Het budget voor de NCDO ging omlaag van 30 miljoen naar een bedrag van tussen de 9 tot 11 miljoen euro per jaar. Daarnaast zou de organisatie haar op papier belangrijkste taak verliezen, namelijk die van het beoordelen en verstrekken van subsidies.

De NCDO moet in het nieuwe draagvlakbeleid een actieve rol spelen in het verspreiden van kennis over internationale samenwerking en mondiaal burgerschap, en de effectiviteit van draagvlakinitiatieven vergroten. ‘De rol van de NCDO moet naar mijn mening verschuiven van subsidieverstrekker en regisseur naar die van kennismakelaar, adviseur en aanjager’, schreef Koenders in zijn brief.

Opvallende profileringsdrang

Een paar maanden geleden schreef Stefan Verwer, directeur van lokaalmondiaal, in Vice Versa al een opiniestuk over de nieuwe rol van de NCDO. Hij wierp de vraag op of het budget voor een kenniscentrum voor draagvlak (met tussen de 9 en 11 miljoen per jaar) wel in verhouding staat tot het beschikbare budget in Nederland voor draagvlakactiviteiten. Ook schreef Verwer dat het cruciaal is dat de NCDO zich gaat opstellen als facilitator en verbinder voor anderen in plaats van zichzelf als organisatie te willen profileren.

Het leek ons interessant om Frans van den Boom, die nog geen jaar als directeur bij de NCDO in dienst is, hierover door te vragen. Vooral ook omdat de NCDO de afgelopen maanden bezig is om zichzelf op een opvallende manier te profileren. Dat roept de journalistieke vraag op of dit wel past bij de nieuwe taakstelling van de organisatie. Dreigt Van den Boom niet in dezelfde valkuil te lopen als zijn voorganger Henny Helmich?

Concurreren in plaats van ondersteunen

Helmich begon, nadat hij in 2001 aan het roer van de NCDO kwam te staan, de organisatie enorm te profileren en vooral eigen activiteiten te ondernemen. De voornaamste kritiek op Helmich was dat de NCDO met haar profileringsdrang bestaande campagnes en activiteiten begon te beconcurreren in plaats van deze te ondersteunen. Zo lanceerde de NCDO haar eigen Millenniumdoelencampagne op het moment dat een grote groep ontwikkelingsorganisaties groots uitpakten met een gezamenlijke campagne die precies dezelfde doelstelling had.

Uiteindelijk maakte oud-minister Koenders een einde aan de dominante rol van de NCDO en stuurde de organisatie weer terug in haar hok met de boodschap vooral dienstbaar te zijn naar de ontwikkelingssector en mondiale burgers in Nederland, en om te helpen met het ontsluiten en vergroten van kennis.

IS-live

Wie echter goed kijkt ziet dat de NCDO de afgelopen maanden tóch weer met haar eigen profilering bezig is en er tóch ontwikkelingen plaatsvinden die eerder concurrerend met bestaande activiteiten zijn dan dat ze anderen ondersteunen.

Een goed voorbeeld is de debattenreeks IS-live. Op 8 juni vindt er weer een IS-live debat plaats in Amsterdam. Het concept voor IS-live was ontwikkeld door Lux-Nijmegen en  lokaalmondiaal in samenwerking met de NCDO.  Het was de bedoeling om samen te werken en de debatten onder gezamenlijke vlag uit te voeren.

Inmiddels voert de NCDO IS-live in haar eentje uit en bestaan hier irritaties over bij de andere partners die het concept mede bedacht hebben. Op de vraag waarom de NCDO solistisch optrekt, kregen de andere organisaties letterlijk te horen dat de NCDO het belangrijk vindt om zich de komende tijd vooral zélf te profileren. Dat is een verrassend argument als je de taakstelling van de nieuwe NCDO bekijkt en vooral ook gegeven het feit dat het ingrijpen bij de NCDO van twee jaar geleden juist mede kwam omdat de organisatie zich teveel met eigen profilering had beziggehouden en een te grote machtspositie had gekregen.

Nu dreigt de NCDO een concurrent te worden van bestaande debatcentra en organisaties die debatten organiseren, in plaats van met deze samen te werken en hen met kennis te voeden.

IS (Internationale Samenwerking)

Een ander voorbeeld is het tijdschrift IS (Internationale Samenwerking). Het blad werd jarenlang uitgegeven door het ministerie van Buitenlandse Zaken, maar door oud-minister Van Ardenne ondergebracht bij de NCDO. IS heeft als taak om mensen te informeren over de resultaten van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid en om hiervoor (en ook voor mondiale betrokkenheid) draagvlak te creëren onder de Nederlandse bevolking. De dunne lijn tussen beleidsvoorlichting en journalistiek is in de loop der jaren echter steeds onzichtbaarder geworden bij IS.

IS wordt gratis verspreid onder 130.000 abonnees en heeft een gesubsidieerd redactiebudget  waar iedere hoofdredacteur in Nederland (inclusief ikzelf) zijn vingers bij aflikt. Toch zijn de grote financiële mogelijkheden en de gratis abonnementen niet de enige reden achter het succes van IS. Bladenmaken is een echt ambacht dat mijn collega Hans Ariëns (hoofdredacteur van IS) tot in alle finesses beheerst en voor wie ik op dit vlak veel respect heb.

Wegconcurreren

De keerzijde van het succes is dat IS er in geslaagd is om eerst het blad Bijeen en nu ook nagenoeg onzeWereld (twee bladen die op betalende abonnees dreven en drijven) uit de markt te drukken. Over het gevaar van het wegconcurreren van onzeWereld door een gesubsidieerd overheidsblad zijn enkele jaren geleden zelfs nog Kamervragen gesteld. Die waren destijds niet succesvol omdat er in de oude politieke verhoudingen altijd een meerderheid was die het hogere doel (het stimuleren van draagvlak voor mondiaal burgerschap en het Nederlandse ontwikkelingsbeleid door een gratis overheidsblad) belangrijker leek te vinden dan een eerlijk speelveld voor alle partijen.

Van Hans Ariëns heb ik gehoord dat er nu zelfs gesprekken gaande zijn tussen de NCDO en de uitgever van onzeWereld (Global Village Media) om onzeWereld in IS te laten opgaan, waarna de advertentieafdeling van onzeWereld mogelijk dan advertenties voor IS gaat werven. We zullen zien wat daar uit gaat komen.

Aanreiken van praktische handreikingen

Ook over IS was oud-minister Koenders duidelijk in zijn beleidsbrief  ‘Modernisering draagvlak ontwikkelingssamenwerking.’ Hij wil een maatschappelijk breed ingestelde redactieraad van IS, waarin ook de Nederlandse overheid duidelijk is vertegenwoordigd.

De nieuwe rol van de NCDO brengt volgens de Kamerbrief ook met zich mee dat IS nadrukkelijker een blad wordt dat mondiaal burgerschap ondersteunt. Dat betekende volgens Koenders het informeren over actuele ontwikkelingen en beleid, maar ook het aanreiken van praktische informatie aan degenen die activiteiten willen ontplooien.

Met dit in het achterhoofd is het ogenschijnlijk makkelijk om een tweedeling te maken van de media in Nederland op het gebied van ontwikkeling. Aan de ene kant onzeWereld en IS (al dan niet gefuseerd) die zich richten op mondiaal burgerschap en –in het geval van IS- concrete handelingsperspectieven biedt aan burgers. Bladen dus voor een brede doelgroep. En aan de andere kant Vice Versa en the Broker als twee vakbladen, waarbij de laatste nog diepgaander is en een wetenschappelijke insteek heeft. Met beide type media zou de NCDO als kenniscentrum kunnen samenwerken.

Opschuiven naar vakblad

Toch is dit niet wat er gebeurt. IS begeeft zich in toenemende mate op het vlak van Vice Versa als het om de inhoud gaat. Vooral de omvang van de die-hard OS-content lijkt ieder nummer weer toe te nemen. De indruk dat IS een concurrent van Vice Versa aan het worden is en richting een vakblad opschuift wordt steeds nadrukkelijker benoemd door derden, vooral invloedrijke mensen binnen de ontwikkelingssamenwerking, die ons hiervoor waarschuwen.

In de Kamerbrief staat zoals vermeld duidelijk dat IS het beleid weliswaar kan volgen, maar dat zij zich vooral moet richten op mondiaal burgerschap.

Vice Versa is jarenlang ook een gratis tijdschrift geweest. Toen het blad dreigde te verdwijnen, hebben wij het overgenomen en een businessplan gemaakt om het blad met betalende abonnees en advertentiekosten te exploiteren. De oplage zakte in eerste instantie van 12.000 naar 1200, maar inmiddels zitten we weer op zo’n 2500 en groeien we gestaag met mensen en organisaties die willen betalen voor een vakblad dat hen op de hoogte houdt van de ontwikkelingen in de sector. Daarnaast speelt vooral deze website een belangrijke rol in het stimuleren van debat over het Nederlandse ontwikkelingsbeleid.

Wij zien wat er gaande is bij IS nu met argusogen aan en vinden dat er sprake is van oneerlijke concurrentie omdat IS gratis is en een gesubsidieerd redactiebudget heeft dat vele malen groter is dan het onze. We hebben dit de afgelopen maanden herhaaldelijk ter sprake gebracht bij de NCDO, maar het lukt ons vooralsnog echter niet om deze zorg over te brengen. Sterker nog: onze bezwaren worden steeds geïrriteerder weggewuifd en ons wordt verweten dat we het ‘hogere doel’ uit het oog verliezen.

Minder sexy

Wat zouden logischerwijze dan wel de kerntaken van de NCDO moeten zijn? Stefan Verwer schreef in zijn eerder aangehaalde opiniestuk dat de NCDO vooral kennis over draagvlakversterking moet verzamelen en draagvlakorganisaties kan ondersteunen bij het uitvoeren van evaluaties, en de concrete lessen die worden geleerd actief kan verspreiden onder andere draagvlakorganisaties. Op deze wijze kan het lerend vermogen en de effectiviteit van draagvlakactiviteiten actief worden verbeterd. Een tweede rol ligt volgens Verwer in het vergaren van kennis over ontwikkelingslanden en mondiaal burgerschap. Hierbij kan gedacht worden aan het entameren van onderzoek naar de effectiviteit van draagvlakactiviteiten en naar de mening van Nederlanders over verschillende thema’s binnen ontwikkelingssamenwerking en mondiaal burgerschap.

Dit zijn allemaal taken die misschien wat minder sexy zijn dan activiteiten met een hoge eigen profilering voor de NCDO zelf, maar die wel erg nuttig zijn. Er rijzen alleen twijfels of de NCDO dit zelf ook zo ziet. Tijdens een bijeenkomst op 31 maart over monitoring&evaluatie van draagvlakactiviteiten, wilde Helga van Kampen van de NCDO direct een verwachting de wereld uithelpen: de NCDO gaat op het niveau van de Nederlandse bevolking de komende jaren geen onderzoek doen naar de mate van mondiaal burgerschap of draagvlak voor OS. Het zal alleen bij de IS-barometer blijven die toch al bestaat. De uitspraken van Van Kampen leverden gefronste wenkbrauwen omdat juist dat onderzoek doen overduidelijk als kerntaak voor de NCDO uit de Kamerbrief opdoemt.

Debat in openbaarheid voeren

Al met al ontstaat het beeld van een organisatie die in eerste instantie vooral lijkt te willen doen waar ze zelf zin in heeft, het ogenschijnlijk nog niet zo nauw neemt met haar nieuwe taakstelling, en een organisatie die vooral wil dat het stil blijft totdat staatssecretaris Knapen in juni een beslissing heeft genomen. Op grond hiervan vind ik dat de NCDO een corrigerende tik op de vingers verdient om zo weer in de juiste koers te geraken en haar wel degelijk belangrijke taak uit te voeren.

Ik vind het belangrijk dat het debat over de NCDO nu en in alle openbaarheid gevoerd moet worden. Vandaar ook dat we Van den Boom wilden interviewen. Er liggen een aantal  fundamentele vragen. Heb je op een totaalbedrag van 30 miljoen euro voor draagvlakbeleid inderdaad een kenniscentrum nodig dat van dat bedrag tussen de 9-11 miljoen euro per jaar opsoupeert? Is het wellicht een idee om daar met de kennis en inzichten van nu nog eens kritisch naar te kijken, zeker in een tijd dat iedere euro van het Nederlandse ontwikkelingsbudget tegenwoordig wel tien keer moet worden omgedraaid? (Want let wel: de brief van Koenders uit 2009 was nog voor de grote bezuinigingsronde op ontwikkelingssamenwerking)

Misschien kom je als je de taakstelling van de NCDO helder afbakent wel op een veel lager bedrag uit en voorkom je bovendien dat de NCDO anderen gaat beconcurreren. Misschien blijkt het bedrag wel degelijk gerechtvaardigd te zijn, maar het is wel goed om daar open over te discussiëren.

Betalende abonnees

Ook zou het goed zijn als de rol van IS nog eens opnieuw wordt bekeken. Is een volledig gesubsidieerd tijdschrift überhaupt nog wel van deze tijd? Dit nog los van het argument van een eerlijk speelveld.

Met onze eigen ervaringen bij Vice Versa in het achterhoofd kan ik zo een voorzetje uittekenen en een scenario schetsen van hoe IS zonder overheidssubsidie kan overleven. Stel dat IS inderdaad fuseert met onzeWereld. OnzeWereld heeft ongeveer 17.000 betalende abonnees. IS heeft nu 130.000 gratis abonnees. Wij hebben met Vice Versa gemerkt (en dat schijnt een regel in de bladenwereld te zijn) dat je in eerste instantie tien procent van je lezers overhoudt als je voor een gratis blad abonnementsgeld gaat heffen. Volgens deze regel zou IS dan nog 13.000 abonnees overhouden. Dan hebben IS en onzeWereld samen 30.000 gemotiveerde lezers die daarvoor willen betalen. Met tussen de 40 en 50 euro abonnementsgeld per jaar heeft het blad dan precies dezelfde inkomsten als IS nu jaarlijks aan overheidssubsidie ontvangt. Dan kun je het dus zonder een cent overheidssubsidie maken. Het lijkt allemaal zo simpel en in deze tijd van schaarste zoveel logischer en effectiever dan hier de komende jaren weer bakken aan overheidssubsidie tegenaan te gooien.

Ik vind het nogmaals jammer dat Frans van den Boom zijn interview op de lange baan heeft geschoven. Zonde van zijn tijd en van onze tijd. Maar ik hoop dat we hem geprikkeld hebben om nu toch het debat aan te gaan. Ik bied hem bij deze de ruimte aan om volgende week op deze website een stuk te schrijven waarin hij antwoord kan geven op een aantal vragen die ik heb opgeworpen.