Nederlands buitenlandbeleid: donut zonder visie?

Gistermiddag vond een algemeen overleg plaats van de Commissie Buitenlandse Zaken over de kabinetsreactie op het WRR-rapport ‘Aan het buitenland gehecht’. De aanwezige Kamerleden waren Frans Timmermans (PvdA), Wassila Hachchi (D66), Atzo Nicolaï (VVD), Henk Jan Ormel (CDA) en Mariko Peters (GroenLinks). Belangrijkste twistpunt was welke speler, de EU of de NAVO, dominant moet zijn in het Nederlandse buitenlandbeleid. Daarnaast waren er veel vragen over de plannen van het kabinet om in te spelen op het door het WRR genoemde belang van niet-statelijke actoren in de internationale arena.

Buitenlandbeleid getypeerd als donut

De Kamerleden konden zich over het algemeen goed vinden in het WRR rapport. Deze had het Nederlandse buitenlandbeleid van de afgelopen jaren getypeerd als een donut: ‘een brede waaier van initiatieven, maar in het midden weinig wat die initiatieven met elkaar verbindt’. Er wordt bedoelt dat Nederland op teveel terreinen en plekken aanwezig wil zijn in de wereld en daarbij een overkoepelende visie mist. Volgens het D66 Kamerlid Wassila Hachchi onderstreept het rapport wat D66 al jaren beweert en riep het kabinet op de adviezen uit het WRR-rapport over te nemen. Dat zeggende bood ze minister Rosenthal letterlijk een bakje donuts aan.  Ze ging ook in op wat nu bedoeld wordt met eigenbelang en waarom dit zo wisselend wordt uitgelegd richting de Nederlandse bevolking. ‘Waarom kan de regering wel het belang uitleggen van Griekenland en Kunduz, maar niet van ontwikkelingssamenwerking en andere buitenlandse beleidsterreinen?’

Rosenthal zei hierop dat Nederland trots mag zijn dat het aanwezig is op zoveel terreinen in het buitenland. Het is de vraag of dit antwoord geeft op Hachchi’s vraag, maar er ontstond geen verdere discussie. Knapen gaf in zijn reactie aan dat voor ontwikkelingssamenwerking hij zeker prioriteiten heeft gesteld, namelijk zijn vier speerpunten (water, voedselzekerheid, seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en veiligheid). Verder ging hij kort in op geïntegreerd beleid; ontwikkelingssamenwerking en ander buitenlandbeleid werken voortdurend op elkaars terrein. Knapen zei dat er hard wordt gewerkt aan geïntegreerd werken en het zichtbaar maken hiervan, maar dat deze omwenteling niet van de ene op de andere dag gaat.

NAVO en/ of EU?

Veel verontwaardiging bestond bij GroenLinks, PvdA en D66 over het niet overnemen van het advies van de WRR om EU als dominante speler te zien in het buitenlandbeleid, ook ten opzichte van de NAVO.  VVD’er Nicolaï zei daarentegen het WRR-rapport te rooskleurig te vinden over de EU. Op het gebied van veiligheid en militaire missies heeft Nederland het meeste belang bij de trans-Atlantische relatie, aldus Nicolaï. Hij noemde het idee dat de EU kan bieden wat de NAVO biedt een ‘illusie’.  Mariko Peters (GroenLinks) reageerde hierop met het verwijt dat Nicolaï zich in het opkomen voor veiligheid teveel richt op militaire middelen, in plaats van te denken aan het belang van diplomatie en ontwikkelingssamenwerking, waarbij de EU juist een belangrijke rol kan spelen.

Rosenthal gaf aan geen keuze te maken tussen de twee spelers, het gaat om ‘en, en’.  Betreft veiligheid kiest hij wel degelijk partij, volgens hem is Nederland voor internationale vrede en veiligheid in eerste instantie afhankelijk van de NAVO. Daarbinnen spelen de militaire missies van de EU een complementaire rol. De EU zou ook een dominante rol spelen, maar meer op het gebied van ‘waarden & belangen’. Peters, Hachchi en Timmermans konden niet begrijpen dat het kabinet zo sterk blijft leunen op de NAVO en de Verenigde Staten. De VS zou volgens Timmermans Europa vaker het werk alleen laten doen, zoals in Libië. Dan is het handiger te investeren in een eigen, Europees veiligheidsbeleid, aldus de PvdA’er.

CDA’er Ormel hamerde op het belang van het opkomen voor de Nederlandse waarden in de wereld: dit zou een cruciaal onderdeel moeten zijn van de trans-Atlantische relatie. De heer Rosenthal was het hiermee eens. Peters reageerde verontwaardigd. Al deze taken worden in het WRR-rapport juist bij de EU het effectiefst genoemd, het ook leggen van deze taken bij de NAVO noemde ze  ‘dubbelop’.

Niet-statelijke actoren

Alle vijf de Kamerleden misten concrete plannen vanuit het kabinet voor het betrekken van niet-statelijke actoren bij het buitenlandbeleid.  Rosenthal reageerde door het belang van de niet-statelijke actoren ‘zonneklaar’ te noemen. ‘Wát gaat de regering er dan mee doen?’, vroeg Hachchi zich af. Rosenthal gaf als voorbeeld dat in de landen van de Arabische lente nu ook contact wordt gezocht met de civil society. De Kamerleden vroegen zich af hoe de regering om zal gaan met de bestaande tegenstellingen tussen regimes enerzijds en de civil society anderzijds. De minister had hier nog geen duidelijk antwoord op.  Wel gaf hij toe dat als eerder en meer gebruik gemaakt was van contacten met de civil society Nederland eerder had kunnen inspelen op de ‘zwarte zwaan’ van de Arabische lente.

VVD’er Nicolaï hamerde op het serieus nemen van ‘sociale media’ als niet-statelijke actor en het belang van opkomen voor vrij internet. Hij noemde het een schande dat de EU nog niet kan komen tot een verbod op de export van internetfilters, waardoor  autoritaire regimes mede dankzij Europese softwareontwikkelaars hun bevolking internetcensuur kunnen opleggen.  De EU zou  moeten opkomen voor vrijheid van meningsuiting. Rosenthal antwoordde hierop dat Nederland een groot voorstander is van het verbod op internetfilters, maar dat de EU nog tegen technische moeilijkheden aanloopt om dit erdoor te krijgen.

Diplomatieke spagaat

Henk Jan Ormel  bracht verschillende keren de paradox in het Nederlandse buitenlandbeleid aan de orde. Enerzijds worden internationale verbanden steeds belangrijker, anderzijds oriënteert de Nederlandse burger zich steeds meer op de herkenbare Nederlandse identiteit. De CDA man vroeg zich af hoe de regering om zal gaan met de Nederlandse bevolking die sceptisch is ten opzichte van het buitenland. Ormel zelf pleitte in dit verband voor een actief binnenlands beleid om het buitenlandbeleid te verkopen. Rosenthal leek dit geen goed idee en zei dat buitenlands beleid, of je het nu leuk vindt of niet, nooit bovenaan het lijstje heeft gestaan van de burger. Zijn oplossing: het laten zien van de geboekte resultaten voor Nederland in het buitenland.

Toezegging informeren over adviezen volkenrechtelijk adviseur

In reactie op het advies van de commissie-Davids uit 2010 heeft minister Rosenthal een volkenrechtelijk adviseur benoemt, namelijk de hoogleraar internationaal publiek recht (UvA)  Nollkaemper. Deze moet er op toezien dat Nederlands buitenlandbeleid in overeenstemming is met het internationaal recht. Tijdens het overleg gistermiddag verzekerde minister Rosenthal de commissie dat deze volkenrechtelijk adviseur onafhankelijk te werk gaat en hem gevraagd en ongevraagd van advies kan dienen. Rosenthal deed de toezegging de kamer te informeren over deze adviezen en zijn eigen conclusies hieruit. Rosenthal zal nog maar actie gaan ondernemen op het gebied van het internationaal recht.  Hij zei dat de regering binnenkort zal ‘bevallen’ van een notitie over het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, die veelomvattender zal zijn dan de eerdere notitie betreft mensenrechten.