
Economische belangen overheersen in de moderne Nederlandse diplomatie
Gedurende de afgelopen maanden heeft het nieuwe buitenlandbeleid van de Nederlandse regering steeds meer vorm gekregen. De basis- en focusbrief over ontwikkelingssamenwerking en de discussies hierover zijn al uitgebreid besproken op deze website. Op 8 april verscheen de brief betreft modernisering van de Nederlandse diplomatie. Nederlandse diplomatie moet moderner, flexibeler en goedkoper. Tien Nederlandse posten worden gesloten, drie worden geopend. Wat valt op in deze plannen, vooral met het oog op ontwikkelingssamenwerking?
De Nederlandse diplomatie moet zich aanpassen. Aanpassen aan de doelstellingen van dit kabinet en de veranderingen in de wereld. Meer dan in de focusbrief over ontwikkelingssamenwerking wordt aan dit laatste aandacht besteedt. De modernisering van de Nederlandse diplomatie wordt in de context van een veranderende wereld geplaatst waarin economische zwaartepunten snel verschuiven en de onderlinge afhankelijkheid groeit. De Nederlandse regering legt in de plannen veel nadruk op economische diplomatie. Hiermee zouden de kansen van het Nederlandse bedrijfsleven in buitenlandse (opkomende) markten moeten worden vergroot. Deze doelstelling maakt dat diplomatie flexibeler en dynamischer moet worden. Hiervoor wil de regering gebruik maken van samenwerking met andere spelers en netwerken voor diplomatieke contacten, moderne IT-toepassingen en reizende ambassadeurs.
Nederlands belang centraal
De uitgangspunten voor de modernisering van de diplomatie zijn, naast dynamisering en flexibilisering, het centraal stellen van het Nederlands belang en meer selectiviteit en focus. Dat het Nederlands belang een grote rol speelt in het buitenlandbeleid was al bekend, maar de manier waarop het in deze brief centraal wordt gesteld is opvallend. Nederlands belang, nationaal belang, economisch eigenbelang, het belang van het koninkrijk en nog andere formuleringen die samenhangen met het Nederlands belang worden in de 31 pagina lange brief meer dan veertig keer expliciet benoemd. Het opkomen voor welvaart, veiligheid en vrijheid ook in andere plekken in de wereld staat in dienst van, aldus de brief ‘een sterker, veiliger en welvarender Koninkrijk der Nederlanden’. Het lijkt erop dat solidariteit met de wereld altijd in samenhang moet zijn met het belang van Nederland.
Waar in de wereld wil Nederland aanwezig zijn?
In de focusbrief over ontwikkelingssamenwerking hebben we al kunnen zien dat economische belangen een grotere rol gaan spelen in het buitenlandbeleid. Bilaterale ontwikkelingsrelaties worden waar mogelijk omgevormd naar economische relaties, Nederlandse expertise en de kansen voor het bedrijfsleven in ontwikkelingslanden worden belangrijker. Dit zien we ook terug in de brief over de Nederlandse diplomatie. Op plekken waar bilaterale ontwikkelingsrelaties stoppen en de ambassade geen strategische belangen heeft verdwijnen de ambassades.
Diplomatieke posten verdwijnen vooral uit arme landen in Latijns Amerika en Afrika; Uruguay, Ecuador, Guatemala, Nicaragua, Bolivia, Kameroen, Eritrea, Burkina Faso en Zambia. Daarnaast verdwijnt één post in Europa, het consulaat-generaal te Barcelona. Posten openen op plekken met meer economisch potentieel; Panama, West-China en Juba. De laatste wordt overigens ook met het oog op de ontwikkelingsrelatie met Zuid-Sudan geopend. Over het geheel genomen is het opvallend dat Nederland vooral weg lijkt te gaan uit arme landen in de wereld en zich meer richt op economisch interessante landen voor Nederland. Zo wordt economische diplomatie belangrijker en ontwikkelingssamenwerking minder belangrijk in het beleid van minister Rosenthal.
Koppeling economische diplomatie aan ontwikkelingssamenwerking
Wat verder opvalt in de brief is de geïntegreerde manier van werken van de verschillende onderdelen van het buitenlandbeleid. Alle verschillende vormen van beleid moeten bijdragen aan de drie speerpunten van het Nederlands buitenlandbeleid; opkomen voor welvaart, veiligheid en vrijheid in de wereld. Op ambassades hoeven in dit beleid geen verschillende afdelingen te zijn voor politiek, economie en ontwikkelingssamenwerking; deze behoeven samenhang volgens de minister. Over ontwikkelingssamenwerking wordt in de diplomatiebrief gezegd; ‘De toegenomen internationale verwevenheid en afhankelijkheid, de uitbreiding van het speelveld met nieuwe donoren, de door de regering ingezette verschuiving van hulp naar investeren en de specifieke aandacht voor het Nederlands belang maken dat het werkveld van OS nu verder wordt verbreed en in nauwere samenhang wordt gebracht met andere vormen van buitenlands beleid en diplomatie’.
Diplomatie met een groot en divers netwerk blijft van groot belang voor ontwikkelingssamenwerking, vindt minister Rosenthal. Hierbinnen wordt nadruk gelegd op het volgen van lokale maatschappelijke en politieke trends, analyse van hoe de vraag daar aansluit bij Nederlandse expertise, het zoeken naar gedeelde belangen bij het veiligstellen van mondiale publieke goederen en de koppeling van ontwikkelingssamenwerking aan economische diplomatie. Volgens Rosenthal heeft het bedrijfsleven ‘hier’ en ‘daar’ te winnen bij de koppeling van ontwikkelingssamenwerking aan economische diplomatie. In de brief wordt in dit verband genoemd dat ‘ontwikkeling daar’ hoofddoel blijft. Over hoe andere beleidsterreinen economische groei in ontwikkelingslanden kunnen bemoeilijken, bijvoorbeeld door het subsidiëren van de export van Europese landbouwgoederen, wordt echter niet gerept.
Geïntegreerd mensenrechtenbeleid
Ook het mensenrechtenbeleid, één van de drie genoemde speerpunten van het buitenlandbeleid, moet aansluiten bij andere doelstellingen, zo staat in de brief te lezen. Dit beleid zal zich dan ook richten op ‘die vrijheden die bijdragen aan de ontwikkeling van democratie en versterking van de rechtsstaat, structuren die garant staan voor stabiliteit, handel en economische groei’. De regering wil zich richten op Europese inzet voor mensenrechten, aansluiting bij gelijkgestemde landen en andere voortrekkerslanden. Te lezen is dat Nederland ‘niet alles kan doen’ en meer keuzes moet maken om daarmee meer resultaat te halen. Daarom zal ook worden getracht te werken aan onderwerpen waar landen zelf ook het probleem van inzien, de kans op succes zou op die manier vergroot worden.