
Oorlog of ontwikkeling: ‘De politiek heeft in de afgelopen jaren niets geleerd’
Libië, Afghanistan…Waarom doet Nederland mee aan militaire missies in het buitenland? En wat levert het op? Het Huis voor Democratie en Rechtstaat organiseerde afgelopen donderdag het tweede debat plaats in de debattenreeks “Doelwit vrede” over de politieke besluitvorming rond militaire missies en de gevolgen die zij hebben voor betrokkenen. Ontwikkeling in oorlogsgebied, zoals de missie naar het Afghaanse Kunduz waar we, in acht weken tijd de Afghaanse politie gaan trainen. Zijn de ambities van de Nederlandse politiek te hoog gegrepen?
De missie naar Kunduz is niet direct een militaire missie, maar in principe een politie trainingsmissie. En dat zijn ‘de lastigste missies’ volgens Henk Sollie, bestuurskundige aan de Politieacademie. En de politiek maakt het allemaal nog wat lastiger. ‘De politiek wil ”iets met politie” in Afghanistan, maar ze vergeet te kijken naar de situatie. Wat we in Kunduz willen gaan doen is eigenlijk een mission impossible; het gaat compleet voorbij aan de Afghaanse cultuur en de tijdsduur van acht weken is te kort.’
Volgens Sollie gaat de politiek uit van een ordehandhavende aanpak. Dat is immers de taak die de politie in Nederland heeft. Maar in Kunduz heerst een oorlogssituatie en er is nog helemaal geen sprake van orde die gehandhaafd kan worden. ‘Bovendien kun je de Afghaanse politie niet in acht weken opleiden, dat doen we in Nederland toch ook niet? Het is te vroeg en het tijdsbestek voor de missie in Kunduz is te kort, maar we doen het toch want de politiek vraagt het.’ aldus Sollie.
Verkoopbaarheid boven realiteit
Annick van Lookeren Campagne (beleidsadviseur Oxfam Novib) legt uit hoe ook ontwikkelingsorganisaties te maken krijgen met de politieke besluitvorming en planning op de korte termijn. ‘Neem Uruzgan, de vorige missie in Afghanistan waar Nederland bij betrokken was. Die missie werd vastgelegd voor vier jaar. Er werden organisaties gezocht die iets konden doen in Afghanistan en zij zouden dan subsidie krijgen voor hun projecten. Maar de geldstroom is vaak net zo lang of kort, als de militaire missie duurt. Een school opzetten is meer dan alleen een gebouw neerzetten. Er moeten leraren opgeleid worden en dat kan niet allemaal in vier jaar tijd.’
Hoewel militairen en ontwikkelingswerkers beide te maken krijgen met dit soort problemen, moeten militaire en humanitaire missies gescheiden blijven volgens Van Lookeren Camapagne. ‘Militairen moeten zorgen voor de veiligheid in een land, geen scholen bouwen. Ontwikkelingswerkers gaan ook niet met een geweer over hun schouder lopen. In Afghanistan reden militairen op een bepaald moment in dezelfde witte auto’s als ontwikkelingswerkers. De onafhankelijkheid van een NGO komt op die manier in gevaar.’
Is wat de Nederlandse politiek wil bereiken met militaire missies te ambitieus? Deze stelling krijgt het publiek voorgelegd. Ruim 80% van de aanwezigen laten middels een stemkastje weten eens te zijn met deze stelling. Chris Klep (militair historicus)onderschrijft de stelling eveneens. ‘De ambities van het Nederlandse kabinet voor militaire missies, zijn enorm. Dat komt volgens hem onder andere doordat missies als Kunduz “ verkoopbaar” moet zijn aan het kabinet. Daarom werd er bijvoorbeeld bij de missie naar Uruzgan voor gekozen om de missie vier jaar te laten duren in plaats van de realistische 20 jaar.’
In de afgelopen jaren is de kwaliteit van humanitaire en militaire missies toegenomen, maar bij de politiek is er volgens Jan Pronk (oud-minister ontwikkelingssamenwerking), geen vooruitgang. ‘Er zijn instanties voor de uitvoering, voor de evaluatie, maar niet voor de analyse vooraf.’ Te vaak wordt er daarom te snel gepraat over interventie. Daarom moet er volgens Pronk een ‘kamer’ vooraf aan de VN-Veiligheidsraad komen. Deze ‘kamer’ kan vraagstukken al aan de kaak stellen en situaties analyseren. Zo kunnen eerst politieke middelen ingezet worden alvorens over te gaan op interventie. Op die manier kan de Veiligheidsraad zich richten op peace building in plaats van peace making. Als voorbeeld noemt Pronk het internationale ingrijpen in Libië. ‘Er werd in de internationale gemeenschap, ook door Nederland direct gesproken over interventies, maar er is niet nagedacht over wat er gedaan moet worden als president Kaddafi straks weg is. Daar had voorafgaand aan de interventie over nagedacht moeten worden. De politieke visie mist bij de missie in Libië.’
Nu de politiek nog
Diezelfde politieke visie mist Pronk bij Afghanistan. Volgens hem heeft Nederland ‘geen ambitie, geen doel.’ Kees Homan (Generaal-majoor der mariniers b.d.) wijst hem er echter op dat Nederland volgens minister Verhagen om vier redenen naar Afghanistan gegaan zijn, namelijk: veiligheid, mensenrechten, internationale geloofwaardigheid en uit solidariteit met de Afghaanse bevolking.’ Dat Pronk deze doelen even ontschoten waren, verbaast Homan echter niet. ‘Nederland kan niet zomaar weg uit Afghanistan, maar de verkoopbaarheid van missies naar het land vragen om ambities die op korte termijn resultaat op kunnen leveren. De onderliggende, grote ambities die Verhagen ooit heeft gesteld, verdwijnen daarmee naar de achtergrond.’
De conclusie van het debat? Militaire, maar ook humanitaire missies, kosten nu eenmaal meer tijd dan dat er gegeven wordt door de politiek. Militaire en humanitaire organisaties hebben in de afgelopen jaren veel geleerd, nu de politiek nog.
De laatste twee debatten uit de reeks Doelwit vrede wordt gehouden op 12 mei 2011 (Nederland in de wereld) en 8 juni 2011(mens en missie) om 20:15 uur in Den Haag. Zie de website voor meer informatie en aanmelden (deelname is gratis).