
‘Lastig’ is geen excuus
Mensen met een handicap in ontwikkelingslanden: je ziet ze niet vaak deelnemen in ontwikkelingsprojecten. Toch behoren ze vaak tot de armsten van de armsten, op wie de meeste ontwikkelingsorganisaties zeggen dat ze gericht zijn. Vaak worden gehandicapten weggeschoven in aparte, medisch-georiënteerde projecten, in plaats van geaccepteerd als een normaal onderdeel van de samenleving.
Stichting Dark & Light wil hier verandering in brengen, in samenwerking met PSO, de Dutch Coalition on Disability and Development (DCDD) en het Athena Instituut van de Vrije Universiteit Amsterdam. Daarom ontwikkelden zij een Thematisch Leerprogramma ‘Inclusieve ontwikkeling’ waarin een aantal Nederlandse en andere Europese ngo’s worden gecoacht in het veranderen van hun organisaties en werkwijzen, zodat deze ‘inclusief’ gemaakt kunnen worden voor mensen met een fysieke of mentale beperking. Hierbij worden ze geholpen door experts uit Ethiopië, India en Bangladesh, die allemaal een jarenlange ervaring hebben opgebouwd met praktische ondersteuning van ngo’s in het veld.
Op maandag 18 april kwamen alle organisaties voor het eerst samen in Utrecht. Onder de aanwezigen waren bijvoorbeeld WarChild, Edukans en ZOA Vluchtelingenzorg, maar ook organisaties uit België, Denemarken, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Er bleek veel behoefte aan informatie over hoe je inclusief beleid in de praktijk kan toepassen en hoe je de soms negatieve houding van medewerkers en de gemeenschap tegenover mensen met een handicap kan doorbreken.
Verborgen leed
Frank Velthuizen van WarChild wil dat zijn organisatie op een meer structurele manier gaat werken met mensen met een handicap, want “als we handicaps tegenkomen in ons dagelijkse werk, dan doen we er wel wat mee – maar anders niet.” Feit is dat veel mensen met een handicap niet worden opgemerkt door ontwikkelingsorganisaties, omdat ze verborgen blijven door het grote stigma dat er in veel culturen heerst. Met een beetje extra aandacht en moeite kunnen veel mensen worden bereikt en hun armoede kan worden verlicht met verbeterde toegang tot scholing, werk en gezondheidszorg.
Hiervoor moet er wel een omslag plaats vinden in het denken over gehandicapten: van zielenpieten naar volwaardige onafhankelijke mensen. Ook moeten ngo’s beseffen dat ze met één projectje voor gehandicapten weinig zoden aan de dijk zetten; pas als mensen met een beperking in alle projecten worden betrokken, is er sprake van een structurele oplossing.
Geen kant-en-klaar recept
Het Thematisch Leerprogramma wil daarbij geen kant-en-klaar recept aanbieden, maar meer een soort ‘wegenkaart voor inclusie’: een inspirerende gids, die praktisch advies biedt en een aantal goede voorbeelden geeft. Het proces wordt gedocumenteerd door elke deelnemende ngo, en het Athena Instituut ontwikkelt een passend monitoring & evaluatiesysteem. Het delen van ervaringen binnen het gecreëerde netwerk staat ook centraal.
Paulien Bruijn van Dark & Light, die het traject aanstuurt, hoopt dat er een lerend netwerk ontstaat dat ook doorgaat na 2012, als de financiering van PSO is afgelopen. “We hebben veel opgestoken van gender mainstreaming en organisatieveranderingsprocessen: wil je een duurzame verandering, dan moet je de ngo’s eigenaar maken van hun eigen proces. Samen kunnen we ook een coalitie vormen die bijvoorbeeld ook kan lobbyen voor de Nederlandse ratificatie van het Verdrag voor de Rechten van Mensen met een Handicap, iets dat steeds wordt uitgesteld.”
Yetnebersh Nigussie, hoofd programma’s van het Ethiopian Center for Disability in Development, was één van de facilitatoren van de sessies. Zelf blind weet ze maar al te goed hoe moeilijk het soms is om je te ontwikkelen als vrouw met een beperking in een ontwikkelingsland. Ze spreekt positief over de opstelling van de ngo’s in de tweedaagse training: “Het was erg nuttig. Ik dacht dat er terughoudendheid zou zijn, maar in vergelijking tot mensen uit andere Europese landen waar ik ben geweest, waren de Nederlanders erg open en ze stelden veel vragen. Ik ben blij dat we de kans hebben gekregen om elkaar te ontmoeten, want nu kan ik zien hoever ze zijn en we kunnen discussiëren over hoe we het gaan aanpakken.”
Yetnebersh merkt wel dat de verwachtingen aan beide kanten bijgesteld moeten worden. “Ik had verwacht dat de ngo’s hier al een beter begrip zouden hebben van ons zuidelijke partners en de situatie van mensen met een handicap daar, maar nu weet ik dat ik dat ze nog niet zover zijn. Andersom hebben zij nu gerealiseerd dat wij experts zijn op dit gebied en dat ze veel van ons kunnen leren. En ook dat zoiets niet in één training kan gebeuren; dat moet je stapje voor stapje doen.”
“Ik begrijp ook wel dat het voor grotere noordelijke ngo’s vaak moeilijk is. Voor hen zijn er veel prioriteiten en principes die allemaal om aandacht vragen en mensen met een handicap zijn daar maar een heel klein onderdeel van. Soms is het makkelijker om met kleine organisaties te werken!” Ze lacht. “Het is misschien lastig, maar dat is geen excuus om 10% van de wereldbevolking totaal te negeren. En het voordeel van mainstreamen is dat grotere organisaties met weinig middelen veel meer mensen kunnen bereiken dan kleine organisaties die zich alleen maar richten op gehandicapten.”